Staat en recht
P1 – De beginnende jurist
Juridische Hogeschool
Hoofdleerdoelen
De student kan:
1. Uitleggen op welke wijze de beginselen van het begrip democratische
rechtsstaat vorm krijgen in een casus;
2. Aan de hand van een casus benoemen welke bevoegdheid op het gebied van
regelgeving en/of bestuur een overheidsorgaan heeft;
3. De juridische elementen van een in een casus gegeven overheidshandeling
op het gebied van regelgeving en/of bestuur benoemen;
4. Aan de hand van een casus uitleggen of de beperking van een grondrecht
door de overheid rechtmatig is.
1
, Week 2: de staat en de plaats van het recht
Leerdoelen
De student kan:
1. Uitleggen welke functies het recht heeft in de samenleving;
2. Beschrijven wat het begrip ‘staat’ inhoudt, aan de hand van de kenmerken van
een staat;
3. De verschillen tussen de gecentraliseerde eenheidsstaat, gedecentraliseerde
eenheidsstaat, federatie en confederatie beschrijven;
4. Beschrijven hoe het Koninkrijk der Nederlanden is georganiseerd.
Staatsrecht
De manier waarop de overheid is georganiseerd.
Waarom geen samenleving zonder recht
Om uit de staat van natuur te komen; zonder recht zouden enkel de sterksten
overleven met veel geweld en zou er willekeur en chaos heersen (Thomas Hobbes,
1651).
Regels zijn nodig om vormen van samenleven te reguleren (Pitlo).
Functies van recht
- Maatschappij en menselijk gedrag ordenen d.m.v. het stellen van regels (om
daarmee een rechtvaardige samenleving te bereiken). Het recht voorziet de
menselijke behoefte om een mate van zekerheid, eerlijkheid en duidelijkheid
te hebben. Dus om de staat van natuur te voorkomen.
- Handhaven van regel d.m.v. toezicht en geschilbeslechting (conflicten
oplossen).
Kenmerken staat
- Grondgebied; moet zijn vastgelegd.
- Gemeenschap; burgers.
- Overheidsgezag; centraal instituut dat de macht heeft over het grondgebied
en de gemeenschap.
- Juridisch gezien is iets een staat indien aan deze kenmerken is voldaan.
- Alle staten zijn soeverein. Je hebt alle macht over je eigen staat en hebt dus
de hoogte macht. Een staat heeft dus een grote mate van zelfbeschikking wat
maakt dat alle staten gelijk zijn aan elkaar.
Verschillende staatsvormen
- De eenheidsstaat; bijv. Nederland of Frankrijk.
o Centraal overkoepeld gezag
o Grondwet voor heel NL. Provincies volgen deze Grondwet.
o Gecentraliseerd of gedecentraliseerd (decentrale overheden, bijv.
provincies, gemeenten etc.). NL en Frankrijk zijn dus gedecentraliseerd.
Toch is het gezag centraal.
o Unitarisme (eenheid)
- Federatie/bondstaat;
o Federalisme; centraal gezag ligt bij de federatie. Dit is in het leven
geroepen door zelfstandige deelstaten, bijv. in Duitsland en Amerika.
2
, o Grondwet voor deelgebied en grondwet voor centrale macht.
o Centraal gezag op geselecteerde onderwerpen.
- Confederatie/statenbond; is officieel geen staatsvorm.
o Geen gezamenlijke grondwet
o Geen overkoepeld gezag
o Samenwerkingsverband tussen staten. Bijv. de VN en NAVO.
o Deze vorm wordt opgericht d.m.v. een verdrag.
Koningrijk der Nederlanden
Bestaat uit 4 landen:
- Nederland
- Aruba
- Curaçao
- Sint-Maarten
- Statuut voor het Koningrijk der Nederlanden regelt het samenwerkingsverband
tussen deze landen.
3
, Week 3: democratie en rechtsstaat
Leerdoelen
De student kan:
1. Uitleggen wat de begrippen ‘directe democratie’ en ‘indirecte democratie’
inhouden;
2. Uitleggen wat het verschil is tussen het meerderheidsstelsel met kiesdistricten
en het stelsel van evenredige vertegenwoordiging;
3. Uitleggen wat een rechtsstaat is aan de hand van de beginselen van de
rechtsstaat;
4. In een casus de beginselen van de ‘rechtsstaat’ herkennen;
5. Uitleggen hoe het parlementaire stelsel in Nederland vorm heeft gekregen.
Democratie
Betekent letterlijk: volksmacht.
In een democratie regeert het volk. Twee vormen van democratie:
- Directe democratie; beslissingen worden rechtstreeks door de burgers
genomen. Dit is in NL niet.
- Indirecte democratie; ook wel representatieve democratie. Hierin
vertegenwoordigen overheidsorganen de burgers. Dit is wel in NL.
Kiesstelsels
Voor het kiezen van indirecte volksvertegenwoordiging zijn verschillende kiesstelsel
denkbaar.
- Evenredige vertegenwoordiging; alle stemmen tellen in evenredigheid mee
voor de zetelverdeling van het parlement (eerste en tweede kamer). Dit is in
Nederland het geval. We kennen in NL actief kiesrecht (stem uitbrengen) en
passief kiesrecht (zelf deelnemen aan een orgaan).
- Meerderheidsstelsel met kiesdistricten; het land is verdeeld in districten en per
district is er één zetel voor het parlement beschikbaar. De kandidaat met de
meeste stemmen in het district wordt gekozen om het district te
vertegenwoordigen in het parlement. Dit kiesstelsel heeft Engeland.
Beginselen rechtsstaat
Een rechtsstaat is een staat waarin burgers met grondrechten worden beschermd
tegen macht en willekeur door de overheid. Beginselen van rechtsstaat:
- De trias politica
- De grondrechten (overheidshandelen moet gebaseerd zijn op een wettelijke
bepaling)
- Het legaliteitsbeginsel
- Onafhankelijke rechtsspraak/ rechtelijke controle (de rechtelijke macht
controleert de uitvoerende macht)
Trias Politica
Bedacht door Montesquieu om te voorkomen dat er machtsmisbruik ontstaat doordat
alle macht (=bevoegdheid) bij één overheidsorgaan terecht komt. Trias Politica is de
leer van de machtenscheiding, dus een scheiding van staatsrechtelijke
bevoegdheden. Het houdt in:
4
, - Gescheiden machten; de wetgevende macht (maakt wetten/regels),
uitvoerende macht/ bestuurlijke (uitvoeren van overheidstaken) en
rechtsprekende macht (geschillen oplossen). Elke met een eigen taak. Dit is
een ideaalbeeld.
- Indien iemand lid is van een orgaan (bijv. wetgevende) mag deze niet lid zijn
van een ander orgaan (bijv. bestuurlijke).
- Checks en balances: om te voorkomen dat een staatsorgaan zich niks van
anderen aantrekt; toezicht houden op elkaar. Dit is hoe de trias politica in de
praktijk werkt. Ze worden onderling gecontroleerd. Voorbeeld art. 81 Gw: de
vaststelling van wetten geschiedt door de Staten-Generaal en regering
gezamenlijk. Ander voorbeeld is art. 117 Gw: de rechtelijke macht wordt voor
het leven benoemd, maar er zijn wel randvoorwaarden (op welke leeftijd
ontslagen, ze moeten zich aan de wet houden etc.)
Het legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel houdt in dat het handelen van bevoegd gezag gebaseerd
moet zijn op een vooraf aanwezige bepaling. Dit beschermt dat iemand straf kan
opleggen met een terugwerkende kracht.
Parlementaire stelsel Nederland
Nederland heeft een parlementair stelsel; een systeem dat de verhoudingen regelt
tussen de wetgevende (volksvertegenwoordiging) en uitvoerende macht (regering).
Nederland wordt daarom ook wel een parlementaire democratie genoemd. Een
parlementaire democratie wil zeggen dat een land een parlement heeft met
rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordigers. Daarnaast is NL een constitutionele
monarchie (koninkrijk op basis van Grondwet).
Onderdelen parlementaire stelsel
- Regering (koning & ministers & ministerraad); hoogste bestuursorgaan.
Koning is onschendbaar (gebonden aan de wet). Ministers nemen
verantwoordelijkheid (ministeriële verantwoordelijkheid).
- Kabinet (ministers & staatssecretarissen); maakt het beleid en is er
verantwoordelijk voor.
- Staten-Generaal/ parlement (eerste & tweede kamer); Leden van de Tweede
kamer worden gekozen door het volk, leden van de eerste kamer worden
gekozen via de leden van de provinciale staten. De vorm is die van getrapte
verkiezingen: de burgers kiezen Provinciale Staten en de leden van
Provinciale Staten kiezen op hun beurt de leden van de Eerste Kamer. Staten-
Generaal wordt ook wel parlement genoemd. Dit is dus de
volksvertegenwoordiging van NL.
De Trias Politica is opgenomen in de Grondwet van Nederland, maar kent niet zo’n
strikte scheiding als in de theorie van de Trias Politica, maar ieder overheidsorgaan
kent heeft wel eigen taak zodat de een niet boven de ander prevaleert:
Wetgevende macht; regering en Staten-Generaal.
Zijn bevoegd tot het maken van wetten. De regering kan ook zelfstandig wetten
maken waarbij de Staten-Generaal een controlerende functie heeft.
Uitvoerende/ bestuurlijke macht; regering.
Elk regeringsbesluit is een koninklijk besluit (KB). De inhoud hiervan kan verschillen.
Een beschikking betreft het indien de regering een bestuurlijk besluit neemt. De
5
,regering kan ook zelfstandig regels maken; algemene maatregel van bestuur
(AmvB), dit valt onder wetgeving. De inhoud van een KB betreft dus bestuur of
wetgeving. Regering maakt dus besluiten ook.
Rechtsprekende macht; dit is wel apart gescheiden in NL. De rechter is onafhankelijk
doordat hij voor het leven wordt benoemd. Zo hoeven ze niet te vrezen voor de
gevolgen van hun uitspraken. Indien een rechter door gezondheid of een misdrijf dat
hij zelf begaat, zijn werk niet meer kan uitvoeren, wordt hij wel ontslagen. De Hoge
Raad beslist dan. De rechtelijke macht beschikt over een eigen centraal bestuur: de
Raad voor de rechtspraak. Dit is nergens aan ondergeschikt. Rechters mogen wetten
en verdragen, gemaakt door regering en Staten-Generaal, niet toetsen aan de
Grondwet. Hierdoor kan de Grondwet niet door een gewone wet worden gewijzigd.
Vertrouwensregel: ontbreekt het vertrouwen dan kan de regering de
volksvertegenwoordiging ontbinden. In de praktijk treedt vaak het bestuur af.
Indien er geen vertrouwen is in de regering zijn ze ook verplicht om af te
treden. Hiervoor is het recht van enquête en recht van interpellatie.
Monisme & dualisme
Monisme duidt in de politiek op een situatie waarin het parlement en de regering,
oftewel de wetgevende macht en de uitvoerende macht, zeer sterk met elkaar
verweven zijn. Tegenhanger van het monisme is het dualisme, waarbij wetgevende
en uitvoerende macht meer door van elkaar onafhankelijke organen worden
uitgeoefend.
6
, Week 4: Wetgeving
Leerdoelen
De student kan:
1. Analyseren hoe een wet in formele zin tot stand komt;
2. Beschrijven hoe een wijziging van de Grondwet verloopt;
3. Beschrijven wat de rechten van de Tweede Kamer, Eerste Kamer en regering
zijn in het kader van de totstandkoming van een wet in formele zin en deze
rechten herkennen in de Grondwet;
4. Uitleggen hoe de hiërarchie van wet- en regelgeving in Nederland is geregeld;
5. Uitleggen waarom een verbod van ‘constitutionele toetsing’ is opgenomen in
de Grondwet;
6. Beschrijven wat bedoeld wordt met de begrippen ‘attributie’ en ‘delegatie’ en
voorbeelden van attributie en delegatie herkennen in de (Grond)wet.
Wetten in formele of materiele zin
- Materieel: wet als naam voor een algemeen verbindend voorschrift (geldt voor
iedereen, dus tegenovergestelde van beschikking), ongeacht van welk orgaan
de wet afkomstig is. Hierbij wordt dus gekeken naar de inhoud van een
rechtsregel.
- Formeel: wet als naam voor een besluit van regering en Staten-Generaal
tezamen. Bij formeel wordt dus uitsluitend gekeken naar de herkomst van de
wet. Bevat een besluit in de titel de term ‘’wet’’ dan gaat het altijd om een wet
in formele zin. Bijvoorbeeld: Wetboek van Strafrecht, Jeugdwet etc.
Een wet kan ook zowel formeel als materieel zijn. Dit noemen we ‘’wet in formele zin
en tevens in materiele zin’’.
Wetten in formele of materiele zin zijn wat anders dan ‘formeel recht’ en ‘materieel
recht’. Formeel recht is procesrecht bijv.
Wetten enkel in materiele zin
- Een wet kan ook door een lager overheidsorgaan (provincie, gemeente,
waterschap) (gedecentraliseerde wetgevers) gemaakt worden. Indien zij een
algemeen verbindend voorschrift maken heet dit een verordening. Algemene
Plaatselijke Verordeningen (APV’s).
- Een wet kan ook enkel door de regering gemaakt worden. Dit is dan geen wet
in formele zin omdat een wet alleen formeel is indien die is gemaakt door de
regering en Staten-Generaal samen. Algemene Maatregelen van Bestuur van
de regering worden AmvB’s genoemd. Ook wel reglementen of besluiten. De
Raad van State moet AMvB’s adviseren en AMvB’s moeten in het staatsblad
worden uitgebracht. Ze komen bijna alleen tot stand in opdracht van de
wetgever.
- Indien een minister een algemeen verbindend voorschrift maakt heet dat een
ministeriele regeling.
Wetten enkel in formele zin
Indien de wet afkomstig is van de regering en Staten-Generaal samen, maar geen
algemeen verbindende voorschriften bevat. Bijv. een verdrag goedkeuren d.m.v. een
wet.
7
,Hoe een wet in formele zin tot stand komt (art. 81 - 88 Gw)
Deze worden tot stand gebracht door de regering en Staten-Generaal tezamen. Het
gaat als volgt:
1. Een wetsidee. Dit is afkomstig van de regering. In de praktijk kan dit ook door
het departement. Het wetsvoorstel kan ook van een of meer leden van de
Tweede Kamer komen. Dit wordt het recht van initiatief genoemd. Een
wetsvoorstel krijgt een eigen nummer van vijf cijfers. Het heeft altijd een spatie
na het 2e cijfer. Dit nummer vervalt als het een wet is geworden.
2. Na indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer moet het vervolgens
naar de Raad van State. Deze voorziet het voorstel van een openbaar advies.
Soms komt een minister dan met een nota van wijziging waarin dit advies is
verwerkt.
3. Na dit advies wordt het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Dit
geschiedt namens de Koning. Elk wetsvoorstel wordt dan voorzien van een
koninklijke boodschap. Deze staat in de aanhef van het wetsvoorstel en bevat
de zogenoemde ‘considerans’. Dit is een omschrijving van de reden het
onderwerp bij wet in formele zin te regelen. Verder is aan elk wetsvoorstel een
memorie van toelichting (MvT) toegevoegd. Hierin wordt dieper ingegaan op
de reden en bevat het commentaar op het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel
wordt dan eerst besproken in de zogenoemde vaste commissies (voor elk
departement 1). Daarna brengt de commissie een verslag uit met de
overwegingen. Dit is het voorlopig verslag (VV). Naar aanleiding van dit
verslag maakt de minister een memorie van antwoord (MvA). De minister kan
ook nog wijzingen aanbrengen.
Het wetsvoorstel komt dan op de agenda van de Tweede Kamer. Hier wordt
het openbaar behandeld in een plenaire vergadering. De Tweede Kamer heeft
recht van amendement. Hierdoor kunnen ze artikelen zelfstandig wijzigen.
Hierna vindt stemming plaats.
4. Indien het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is aangenomen gaat het naar de
Eerste Kamer. Deze kent ook vaste commissies. De Eerste kamer heeft geen
recht van amendement. Deze kan het wetsvoorstel alleen verwerpen of
aanvaarden.
5. Indien het wetsvoorstel door beide Kamers is aangenomen, moet het ter
bekrachtiging door de Koning worden ondertekend. De Minister van Justitie en
Veiligheid tekent daarnaast ook alle weten in formele zin en daarnaast tekent
de minister in wiens portefeuille de wet valt.
6. De wet treedt pas in werking nadat hij bekend is gemaakt. Dit gebeurt door de
Minister van Justitie en Veiligheid.
8
, Groen is hoe het in de praktijk gaat, blauw wat er via de wet is vastgelegd.
Rechten m.b.t. totstandkoming van een wet in formele zin
- Tweede Kamer; recht van amendement & recht van initiatief.
- Eerste Kamer; kunnen het wetsvoorstel aan verwerpen of aanvaarden.
- Regering; wetsvoorstellen doen, ondertekenen wetsvoorstellen.
Hoe een wijziging van de Grondwet verloopt
Herziening van de Grondwet is geregeld in art. 137 e.v. GW. Dit gaat als volgt:
1. Wetsvoorstel.
2. De eerste lezing; eerst wordt bij een wet in formele zin vastgesteld welke
wijzigingen de nieuwe Grondwet dient te ondergaan.
3. De tweede lezing; deze volgt pas als er na de verkiezingen een nieuwe
Tweede Kamer is aangetreden.
4. Het voorstel voor de nieuwe Grondwet kan worden aangenomen als er zowel
in de Eerste als Tweede Kamer een 2/3 meerderheid is.
5. Wetsvoorstel moet worden ondertekend door Koning en minister.
6. Publicatie van de wijziging in het staatsblad.
9