lOMoARcPSD|5751891
1.3.4 Lichamelijk Functioneren 2
Pathologie, Anatomie, Fysiologie, Farmacologie (Christelijke Hogeschool Ede)
Gedownload door Lucien van Twillert (lvtwil@live.nl)
, lOMoARcPSD|5751891
Leertaak 1: Schijf van vijf en richtlijnen goede voeding
1. Waarom belangrijk dat een HBO-verpleegkundige kennis heeft van voeding?
- Door een verminderde intake en hogere energiebehoefte, is goede voeding essentieel bij ziekte.
Goede voeding bevorderd dus het genezingsproces van de patiënt.
- Voedingsmiddelen bevatten essentiële mineralen, vitamines en vezels die het lichaam en de geest
nodig heeft om te functioneren. De kwaliteit, hoeveelheid en tijdigheid van inname hebben invloed op
iemands gezondheid.
- Ouderen trekken zelf vaak niet aan de bel als ze afvallen of geen eetlust hebben; ze beseffen vaak niet
eens dat ze ondervoed raken. Daarbij wonen mensen steeds langer thuis zonder enige hulp; veel
ondervoede mensen komen daardoor pas in een laat stadium onder de radar.
2. Wat is gezonde voeding?
Dat is een gevarieerde voeding die alle voedingsstoffen levert die je nodig hebt. Denk aan brandstoffen in de
vorm van koolhydraten en vetten en bouwstoffen in de vorm van eiwitten. Ook vitamines en mineralen heb je
nodig om allerlei processen in je lichaam goed te laten verlopen.
2
, lOMoARcPSD|5751891
6. 15 richtlijnen van gezonde voeding
In dit advies zet de Gezondheidsraad op een rij welke
voedingsmiddelen en patronen leiden tot gezondheidswinst.
Daartoe heef t de raad de wetenschappelijke kennis over de
relatie tussen voeding en chronische ziekten systematisch
beoordeeld. Op basis hiervan zijn de nieuwe Richtlijnen
goede voeding geformuleerd:
voedingspatroon conform de onderstaande richtlijnen:
•Eet volgens een meer plantaardig en minder dierlijk voedingspatroon, conform de onderstaande richtlijnen.
•Eet dagelijks ten minste 200 gram groente en ten minste
200 gram fruit
, lOMoARcPSD|5751891
•Eet dagelijks ten minste 90 gram bruin brood, volkorenbrood of andere volkorenproducten
•Eet wekelijks peulvruchten
•Eet ten minste 15 gram ongezouten noten per dag •Neem enkele porties zuivel per dag, waaronder melk of
yoghurt
•Eet een keer per week vis, bij voorkeur vette vis
•Drink dagelijks drie koppen thee
•Vervang geraffineerde graanproducten door volkorenproducten
•Vervang boter, harde margarine en bak- en braadvetten
door zachte margarine, vloeibaar bak- en braadvet en plantaardige oliën
•Vervang ongefilterde door gefilterde koffie
•Beperk de consumptie van rood vlees en met name bewerkt vlees
•Drink zo min mogelijk suikerhoudende dranken
•Drink geen alcohol of in ieder geval niet meer dan één glas per dag
•Beperk de inname van keukenzout tot maximaal 6 gram per dag
•Het gebruik van voedingsstofsupplementen is niet nodig, behalve voor mensen
die tot een specifieke groep behoren waarvoor een suppletieadvies geldt.
7. Ziekte gerelateerd aan voeding
1. Coronaire hartziekten
2. Beroerte
3. Hartfalen
4. Diabetes type 2
5. Longziekten (COPD)
6. Borstkanker
7. Darmkanker
8. Longkanker
9. Dementie
10. Depressie
8. Verband met ziekten en/of risicofactoren
1.Fruit en groenten gunstig verband en/of effect……………………………. op bloeddruk, LDL-cholesterol,
Coronaire hartziekten en beroerte.
2. Brood en volkorenproducten gunstig verband en/of effect …………op bloeddruk, LDL-cholesterol,
Coronaire hartziekten en beroerte
4. noten gunstig effect en/of verband ……………………………………………op LDL-cholesterol en coronaire hartziekten
6. Vis gunstig effect en/of verband ……………………………………………….. op fatale coronaire hartziekten
Kans op fatale coronaire hartziekten wordt met 10% verkleind (dit is het maximale resultaat)
9. (Onverzadigde) vetten gunstig effect en/of verband………………….. op LDL-cholesterol en coronaire hartziekten
(zachte margarine, vloeibaar bak- en braadvet en plantaardige oliën)
11. Vlees ongunstig effect ……………………………………………………………… op beroerte, diabetes, darmkanker en
longkanker
13: Keukenzout gunstige effect……………………………………………………… op bloeddruk
Leertaak 2: Ondervoeding en overvoeding
1.Macronutrieten en micronutrieten
Macronutriënten
Macronutriënten zijn voedingsstoffen die calorieën/energie leveren. Voedingsstoffen zijn nodig ter bevordering
van groei, metabolisme of andere lichamelijke functies. Deze voedingsstoffen zijn in grote hoeveelheden nodig.
Macronutriënten zijn onder te verdelen in drie categorieën:
4
, lOMoARcPSD|5751891
- Koolhydraten
- Eiwitten
- Vetten
Micronutrieten
Bij mensen is een micronutriënt een voedingsstof waarvan minder dan een gram per persoon per dag via
voedsel wordt opgenomen. Micronutrieten leveren het menselijk lichaam energie, bouwstoffen en regulerende
stoffen. Micronutrieten zijn onder te verdelen in 3 categorieën.
- Vitamines (A,B,C, enzv.)
- Mineralen (natrium, kalium, magnesium, calcium, fosfor en zwavel)
- Sporenelementen (chroom, ijzer, jodium, koper, zink). Oligo betekent in het grieks weinig / klein
2. Welke voedingsstoffen leveren energie op en hoeveel
1 gram koolhydraten = 17Kj / 4Kcal
1 gram vezels = 8Kj / 2Kcal
1 gram vet = 37Kj / 9Kcal
1 gram eiwit = 17Kj / 4Kcal
1 gram alcohol = 30Kj / 7Kcal
3. Welke factoren hebben invloed op de energiebehoefte van de patiënt
De energiebehoefte wordt door de volgende factoren bepaald:
- Basaal metabolisme -> (BMR) is de stofwisseling die nodig is om de minimale hoeveelheid energie te
leveren die noodzakelijk is om de primaire levensprocessen ( in rust), dus de hartslag, ademhaling,
handhaven van lichaamstemperatuur en activiteiten van zenuwstelsel en hormoonproducerende klieren.
Energie behoefte voor BMR: 20-25Kcal/KG ideaal lichaamsgewicht. Factoren die van invloed zijn op de
energiebehoefte vaar het BMR zijn onder andere: geslacht, lichaamssamenstelling, leeftijd,
lichaamsoppervlak, koorts, stress, cafeïne, nicotine, genetische factoren, menstruatie en
voedingstoestand.
- Energie voor voedselverwerking (vertering, resorptie en transport)
10% van de totaal verwerkte energie gaat hieraan op.
Basaal metabolisme + Energie voor voedselverwerking = ruststofwisseling
- Lichamelijk activiteit
- Energie verhogende situaties
4. Schatting hoeveel energie iemand nodig heeft
Man: 2500 Kcal – Vrouw 2000Kcal
Een grove maat voor de schatting van de totale energiebehoefte is 30-35 Kcal per KG ideaal lichaamsgewicht
(voor volwassenen)
Energiebehoefte van een individu bepalen kan aan de hand van de PAL methode (physical activity level). Wordt
bepaald aan de hand van het dagelijks activiteit, van hele dag zitten/liggen tot extreme fysieke
belasting/staande arbeid. Ruststofwisseling: 1400Kcal x de PAL waarde.
5. Waarvoor heb je energie nodig:
Lichaamsbeweging
Handhaven van lichaamstemp
Synthese van het lichaamsweefsel (onderhoud en groei)
, lOMoARcPSD|5751891
6. Relatie tussen ketoacidose en een energiestofwisseling Functies van de stofwisseling
- de omzetting van voedingsstoffen in bouwstoffen en energie
- het gebruik van bouwstoffen en energie als bron voor alle biologische processen
- het verwerken van afvalstoffen
- de aanmaak en het gebruik van reserves
Metabolisme
Energie die het lichaam nodig heeft komt vrij door afbraak van koolhydraten, vetten en eiwitten. De reacties die
plaats vinden in de cel en worden katabole reacties genoemd. Het lichaam breek niet alleen moleculen af, maar
bouwt ook grotere moleculen op, bijvoorbeeld lichaamseiwit uit aminozuren, vet uit vetzuren en glycerol, en
glycogeen uit glucose (anabole reacties). Katabole en anabole reacties worden samen
stofwisseling/metabolisme genoemd.
Citroenzuurcyclus
bestaat uit een serie chemische reacties die essentieel zijn voor de oxidatieve stofwisseling van glucose en
andere eenvoudige suikers. Het doel van de citroenzuurcyclus is de vorming van NADH en FADH2 voor de
ademhalingsketen. De afbraak van glucose tot kooldioxide en water wordt koolhydraat katabolisme genoemd
en de citroenzuurcyclus is de derde stap in een proces dat uit vier stappen bestaat.
Het maken van ATP kan in 2 manieren. Op een anaerobe manier (zonder zuurstof, bij kortdurende explosieve
inspanning, minder efficiënt: 2ATP’s, pyrodruivenzuur wordt omgezet in melkzuur dat wordt gesplitst in lactaat
en H+ ionen) en een aerobe afbraak (met zuurstof, heel efficiënt wat 30-38 ATP’s oplevert). Het maken van ATP
bestaat uit 3 stappen:
- Glycolyse = glucose wordt omgezet naar 2 stuks pyrodruivenzuur dit wordt omgezet naar acetyl-
CoA dit gaat weer de citroenzuurcyclus in als er zuurstof is anders stopt het hier met 2 ATP’s
- Citroenzuurcyclus
- Oxydatieve fosforylering
7. De body mass index berekenen en classifeiceren in een BMI-categorie
6