Hoorcollege week 4
Herhaling voorbeeld week 2:
Het fiscale loon is 70.000 euro. Deze werknemer betaalt 10.000 euro aan aangewezen schoolgelden. De
maximale 30%-vergoeding is 40.000 euro; namelijk: 30/70 deel van 70.000 euro (=30.000 euro) + 10.000
euro voor schoolgelden. Een hogere vergoeding is mogelijk als de werknemer aannemelijk maakt dat zijn
werkelijke ETkosten (andere dan schoolgelden) meer bedragen dan 30.000 euro.
Uitwerking:
Ex art. 10ea, lid 1, onderdeel a onder 1 en 2 Uitvoeringsbesluit LB 1965 behoort tot de grondslag van de
30%regeling (1) het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (i.c. "fiscale loon") en (2) de vergoeding
voor extraterritoriale kosten zelf (i.c. de 30% dus). • De 70.000 euro (loon) uit de casus is dus 70% van de
grondslag (1% is 1000 euro). Dus (70.000 euro / 70%) X 30 = 70.000 x 30/70 = 30%. De totale grondslag is
daarmee 100.000 euro waarvan 30% dus 30.000 is. • Stel; bijvoorbeeld, dat het fiscale loon 80.000 euro
was geweest. Dan was die 80.000 euro dus 70% van de grondslag (1% is 1143 euro (afgerond)). De 100%
grondslag was dan 80.000 euro (70%) + (30 x 1143 euro= 34.290 euro= 30%) = 114.290 euro
Inkomen uit aanmerkelijk belang
Dit betreft box 2 van de inkomstenbelasting. Zowel de reguliere voordelen als de vervreemdingswinst
wordt tegen 25% belast.
Het moet fiscaal gezien niet uitmaken of je een eenmanszaak hebt en dus winst uit onderneming in box 1
hebt, of een bv hebt en grootaandeelhouder bent en belast wordt in box 2. zie voorbeeld. De tbs-
regeling geldt ook voor een aanmerkelijk belang houder. Dit betekent dat als de houder bijvoorbeeld een
pand ter beschikking stelt aan de bv, om daarin de onderneming te drijven, dan worden de
huurinkomsten belast in box 1. Anders zouden de huurinkomsten tegen een laag tarief belast worden in
box 3 en kan het bedrijf ze tegen een hoog tarief aftrekken.
In principe kan je tussen boxen niet verrekenen, maar als je een definitief verlies hebt in box 2, die niet
meer te verrekenen valt, dan mag je deze als belastingkorting aftrekken in box 1.
Wanneer je een aanmerkelijk belang hebt staat in art 4.6 IB. je bezit;
- 5% van het geplaatste aandelenkapitaal
- Koopopties op 5% van het geplaatste aandelenkapitaal
- Winstbewijzen met 5% van de jaarwinst of liquidatie-uitkering
- Minstens 5% stemgerechtigde in de algemene vergadering van een coöperatie
Je kan zowel direct al indirect belang hebben, al dan niet tezamen met je partner. Je kan ook een indirect
belang hebben als jij als natuurlijk persoon 100% van de aandelen bezit van een bedrijf, en dat bedrijf
bezit weer 5% aandelen in een ander bedrijf, dan heb jij indirect ook een aanmerkelijk belang in dat
tweede bedrijf. je moet altijd percentages van percentages berekenen om te kijken of je in het
volgende bedrijf ook een aanmerkelijk belang hebt. Dus hier zou het 1 x 0.05 = 0.05 = 5% is dus een
aanmerkelijk belang. Voor het partner moet je naar 5a AWR en naar de aanvullingen en beperkingen van
het IB kijken. Het inkomen uit aanmerkelijk belang is een gemeenschappelijk inkomensbestandsdeel,
deze kan dus vrij tussen de partners verdeeld worden (art 2.17) de aandelen zelf kun je niet vrij
toedelen! Alleen het inkomen uit de aandelen.
, Art 4.4 IB gaat over koopopties. Een koopoptie wordt gelijkgesteld met een dergelijk aandeel, hetzelfde
geldt voor winstbewijzen (meesleep- en meetrekregeling). Dit geldt niet voor de toepassing voor art 4.6
tot 4.8 dus 4% koopopties en 4% aandelen is niet gelijk aan 8% voor aanmerkelijk belang! Je hebt in
deze situatie 4% aandelen, dus heb je geen aanmerkelijk belang. een koopoptie is het recht om een
aandeel tegen een bepaald bedrag te kopen.
Art 4.9 gaat wel uit van art 4.6. als er sprake is van een aanmerkelijk belang, dan mag via dit artikel de
volgende onderdelen meegesleept worden in het aanmerkelijk belang;
- Overige aandelen
- Overige winstbewijzen
- Overige koopopties
Dus stel je hebt 5% aandelen en 4% winstbewijzen, dan worden die 4% winstbewijzen meegesleept naar
box 2 en vallen zij dus ook onder het aanmerkelijk belang.
Art 4.10 gaat over de meetrekregeling, en dit zegt dat als je partner of een bloedverwant in een rechte
lijn geen ab heeft, maar jij wel, je hun kan meetrekken;
- Aandelen
- Winstbewijzen
- Opties
Art 4.12 gaat over het inkomen uit aanmerkelijk belang, dit omvat de reguliere voordelen (dividend)
verminderd met de aftrekbare kosten, de vervreemdingsvoordelen (bij verkoop) en het totaal
verminderd met de persoonsgebondenaftrek. Je vervreemdingsvoordelen worden bepaald door art 4.19,
dit is je overdrachtsprijs – verkrijgingsprijs. De betekenissen van die begrippen staan in art 4.20 en 4.21.
als het gaat om een correctie van de overdrachts- of verkrijgingsprijs (stel je koopt aandelen over voor
een niet zakelijke prijs, dan moet je verkrijgingsprijs gecorrigeerd worden naar de waarde in het
economische verkeer), dan kijk je naar art 4.22. als je verschillende aandelenpakketten hebt, neem je de
gemiddelde prijs van de pakketten, dit staat in art 4.21 lid 2, maar dit geldt alleen als je al een
aanmerkelijk belang hebt. Heb je nog geen aanmerkelijk belang maar ontstaat deze wel door de
verkrijging, dan moet je kijken naar art 4.23. stel je hebt eerst 2% van de aandelen voor 100 euro en je
koopt er 4% bij voor 300 euro, dan wordt heel je aandelenpakket gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs
van je laatste aangekochte aandelen voor aanmerkelijk belang.
Je reguliere voordelen geniet je op het moment van het ontvangen van je dividend en je
vervreemdingsvoordelen geniet je op het moment dat je de verkoopovereenkomst aangaat (art 4.43 en
art 4.46). het tarief staat genoemd in art 2.12, 25%.
Stel dat je in eerste instantie een aanmerkelijk belang hebt ven 5% aandelen. Maar je gaat 1% aandelen
verkopen. Je rekent dan sowieso over die 1% vervreemdingswinst af in box 2, maar wat gebeurd er met
de rest? Je zou dan met je 4% naar box 3 verschuiven en tegen een lager tarief belast worden als je die
weer zou verkopen. De wetgever vond dit onwenselijk en daarom is art 4.16 lid 1 onderdeel g
geïntroduceerd; bij fictieve vervreemding wordt er dan geacht dat je ook je overige 4% in box 2 hebt
vervreemd. Je zou dan moeten afrekenen over een vervreemding die niet plaatsvindt. Maar art 4.40 is
ook nog aanwezig en die zegt dat je ervoor kan kiezen om art 4.16 lid 1, onderdeel g niet toe te passen.