Leerdoelen Radiodiagnostiek (RD) periode 2
vRD 02-01 en vRD 02-02 (elleboog)
- De student kan de aanvraag dusdanig interpreteren dat een bewuste keuze voor een onderzoek
gemaakt kan worden.
- De student kan Beroepsmatig Methodisch Handelen.
- De student kan de instellingen uitvoeren volgens de instelcriteria, zoals beschreven in de
leerboeken en de hierbij gemaakte keuzes beargumenteren.
Elleboog, AP
Er wordt gecentreerd midden op de gewrichtsspleet
Bovengrens van het röntgenveld ligt 8 cm proximaal van het ellebooggewricht.
Ondergrens licht 8 cm distaal van het ellebooggewricht.
Zijgrenzen zijn de epicondylen.
Elleboog, lateraal
Er wordt gecentreerd op het ellebooggewricht
De bovengrens ligt 8 cm proximaal van het ellebooggewricht.
De zijgrens ligt 8 cm distaal van het ellebooggewricht.
Elleboog, schuin (capitellum opnamen)
Er wordt gecentreerd op de gewrichtsspleet
Bivengrens is 8 cm proximaal van het ellebooggewricht
Ondergrens is 8 cm distaal van het elleboggewricht
Zijgrenzen zijn de epicondylen
Elleboog, Radiuskopje tangentieel
Er wordt gecentreerd op het radiuskopje
Ondergrens van de bundel is de ulna
Zijgrens is het olecranon
- De student kan de keuze voor belichtings-, acquisitie- en reconstructieparameters
beargumenteren.
- De student kan aan de hand van de beoordelingscriteria, aangeven of een opname voldoet aan
de gestelde criteria.
Elleboog, AP
De gewrichtsspleet is open afgebeeld
De humeruscondylen liggen symmetrisch ten opzichte van de fossa olecrani
De lengteassen van de radius en ulna lopen parallel
Radiuskopje en ulna bedekken elkaar voor een klein deel.
Elleboog, lateraal
De humeruscondylen projecteren zich over elkaar
Het ventrale deel van het radiuskopje is vrij geprojecteerd
De lengteassen van radius en ulna lopen evenwijdig aan elkaar.
Elleboog, schuin (capitellum opname)
Het radiuskopje is vrij van de ulna en humerus afgebeeld
Elleboog, radiuskopje tangentieel
Het radiuskopje wordt verlengd afgebeeld en is geheel vrij geprojecteerd van de radius en ulna
- De student kan de relevante anatomie herkennen op een röntgenopname.
- De student kan de in de casus benoemde pathologie uitleggen en herkennen.
Elleboog, AP en Lateraal
Fissuur = Kloofje in het bot
Fractuur = Breuk
Luxatie = Ontwrichting
Ossale afwijking
Elleboog Schuin (radiuskopje) en radiuskopje tangentieel
Fissur
fractuur
- De student kan de opnamerichting koppelen aan vergroting, vervorming, vertekening.
1
2019-2020
,Leerdoelen Radiodiagnostiek (RD) periode 2
vRD 02-03
- De student kan de begrippen spatiële - en contrastresolutie kunnen toelichten en kan
beschrijven welke factoren hierop van invloed zijn, welke daarvan te beïnvloeden zijn of juist
niet.
Spatiële resolutie is het vermogen om details weer te geven, ook wel ruimtelijk oplossend vermogen
genoemd. Het is een maat voor het kleinste detail dat nog herkend kan worden in een beeld. Bij
fosforplaten wordt de spatiële resolutie gelimiteerd door de samenstelling en dikte van de fosforlaag, de
grootte van de laserpunten en de uitleesmatrix. Bij flat-panel detectoren meten directe of indirecte
conversie wordt de spatiële resolutie bepaald door de pixelgrootte en de ruimte tussen de
fotoreceptoren. De lagere spatiële resolutie in de digitale radiologie hoeft geen probleem te zijn tijdens
diagnostiek, omdat de dynamische range groter is. Dat betekent dat veel kleinere contrasten kunnen
worden weergegeven over een veel groter bereik. Daarnaast ligt het ruimtelijk oplossend vermogen van
het oog tussen de 0,1 en 0,2 mm op een bekijkafstand van 25 cm, waardoor de kleinere spatiële
resolutie in de digitale radiologie toereikend is. De spatiële resolutie wordt bepaald door de aspecten
die de scherpte van een beeld bepalen, zoals de intrinsieke kenmerken van het beeldvormende
systeem, maar ook aspecten buiten het beeldvormende systeem bepalen de scherpte en dus de
spatiële resolutie van het uiteindelijke beeld.
Contrastonscherpte
Bij het doorstralen van een object ontstaan absorptieverschillen. De mate waarin een beeldvormend
systeem deze absorptieverschillen kan weergeven, bepaalt het contrastoplossend vermogen
(contrastresolutie) van het systeem. Het contrast in het beeld is afhankelijk van de gevoeligheid en het
bereik van de detector en de bitdiepte per pixel.
Het verschil tussen de contrasten bij conventionele radiologie en die bij digitale radiologie is dat
bij conventionele radiologie iedere zwarting kan worden weergegeven, terwijl bij digitale radiologie de
contrastverschillen afhankelijk zijn van de bitdiepte. Dit is te begrijpen bij vergelijking met het
spijkerbord. Bij gebruik van de film-schermcombinatie kunnen de pinnetjes in het spijkerbord iedere
gewenste hoogte aannemen om contrasten weer te geven. In de digitale radiologie is het
hoogteverschil van de pinnetjes sprongsgewijs, afhankelijk van de bitdiepte zijn de sprongen groter of
kleiner.
Contrast kan dus gezien worden als grijswaardeverschillen tussen twee naast elkaar liggende
gebieden. De ruis kan het beeldcontrast negatief beïnvloeden, zeker als het gaat om kleine
absorptieverschillen (laag contrast) of om kleine details.
In de MTF-bepaling is een contrastmeting verweven, maar het gaat hier altijd om maximale
contrasten omdat er gekeken wordt naar de overgang tussen sterk verzwakkend materiaal (lood) en
nauwelijks verzwakkend materiaal (lucht).
In de tests met het contrast-detailfantoom wordt juist gekeken naar minimale contrasten (laag
contrast) die een systeem nog kan weergeven. Bij het meten van minimale contrasten spreken we van
contrastresolutie.
- De student kan uitleggen wat een (te) lage spatiële - en/of contrastresolutie voor problemen zou
kunnen veroorzaken bij de diagnose.
2
2019-2020
, Leerdoelen Radiodiagnostiek (RD) periode 2
vRD 02-04 (voet)
- De student kan de verschillende opnames van de voet kunnen benoemen.
- De student kan de instelcriteria, zoals beschreven in de leerboeken en de hierbij gemaakte
keuzes kennen.
Voet, DP
Op de basis van metatarsale III.
De distale, laterale en mediale grenzen van het röntgenveld komen overeen met de
huidgrenzen van de voet.
Als proximale grens wordt het bovenste sprongewricht aangehouden.
Voet, DP schuin
Op de basis van metatarsale III.
De distale, laterale en mediale grenzen van het röntgenveld komen overeen met de
huidgrenzen van de voet.
Als proximale grens wordt het bovenste spronggewricht aangehouden.
Voet, Lateraal
Op het os naviculare.
De bovengrens van het röntgenveld valt net boven het bovenste spronggewricht.
Ondergrens is de hak.
De zijgrenzen komen overeen met de huidgrenzen van de hak en de tenen.
Voetwortel, DP
Midden op de voetwortel.
De distale grens van het röntgenveld valt halverwege de ossa metatarsalia.
De laterale en de mediale zijgrenzen komen overeen met de huidgrenzen van de voet.
Als proximale grens wordt het bovenste spronggewricht aangehouden.
Voorvoet, Tenen,DP
Op het caput van metatarsale III.
De distale, laterale en mediale grenzen van het röntgenveld komen overeen met de
huidgrenzen van de voet.
Als proximale grens halverwege de ossa metatarsalia aanhouden.
Voet, Tenen, DP schuin
Op het caput van metatarsale III.
De distale, laterale en mediale grenzen van het röntgenveld komen overeen met de
huidgrenzen van de voet.
Als proximale grens halverwege de ossa metatarsalia aanhouden.
- De student kan aan de hand van de beoordelingscriteria, aangeven of een opname voldoet aan
de gestelde criteria.
Voet, DP
Volledige afbeelding van de voet, vanaf de voetwortel tot en met de tenen.
Vrije projectie van de falangen en de distale metatarsalia.
Zo veel mogelijk vrije projectie van de interfalangeale en metatarsofalangeale gewrichten.
Het lisfrancgewricht (articulatio tarsometatarseae) en het chopartgewricht (tussen calcaneus en
cuboïd enerzijds en talus en naviculare anderzijds) zijn zo veel mogelijk vrij geprojecteerd.
Voet, DP schuin
Volledige afbeelding van de voet, vanaf de voetwortel tot en met de tenen.
De metatarsalia II tot en met V zijn vrij geprojecteerd.
Zo veel mogelijk vrije projectie van de interfalangeale en metatarsofalangeale gewrichten.
Het lisfrancgewricht (articulatio tarsometatarsea) is zo veel mogelijk vrij geprojecteerd.
De gewrichten van de tarsus zijn zo veel mogelijk vrij geprojecteerd.
Voet, Lateraal
Volledige afbeelding van de voet en van de tenen tot en met de enkel/calcaneus.
Falangen en distale gedeelte van de metatarsalia zijn zo veel mogelijk over elkaar
geprojecteerd.
Orthogonale afbeelding van de tarsometatarsale gewrichten en de intertarsale gewrichten.
Voetwortel, DP
3
2019-2020