Samenvatting Leerpsychologie
Wat is leren?
Bij leerpsychologie wordt gekeken naar wat leren is, hoe kinderen/mensen leren ne hoe een
leerkracht dit kan faciliteren, beïnvloeden en stimuleren.
Er wordt gesproken over formeel of intentioneel leren en informeel en incidenteel leren. Het formele
of intentionele leren is leren in een schoolse omgeving. Dit wordt gestuurd door de leerkracht of de
leerling zelf. Het informele of incidente leren wordt ook wel spontaan of natuurlijk leren genoemd.
Dit vindt plaats in natuurlijke situaties zonder iemand die formeel is opgeleid om te onderwijzen. Dit
is een vorm van zelfstandig leren.
Maar, formeel leren hoeft niet altijd intentioneel te zijn. zo kan een leerling tijdens de les aan iets
anders denken, waardoor de leerstof niet binnen komt. Er is dan wel sprake van formeel leren, maar
niet van intentioneel leren. Andersom kan dit natuurlijk ook het geval zijn. Een leerling die thuis aan
het leren is voor een toets, is wel intentioneel aan het leren, maar niet in een formele setting.
Kort samengevat; niet alle formeel leren is
ook intentioneel leren en het grootste
verschil tussen formeel en informeel leren is
de mate waarin het leren door anderen
(formeel) of door de leerling zelf (informeel)
wordt aangestuurd.
Bij leren is er altijd sprake van een activiteit. Leren vindt plaats door middel van actieve processen
van verwerving van kennis, inzichten en vaardigheden. Met name bij intentioneel leren wordt er
bewust en doelgericht hun aandacht in te zetten om nieuwe competenties te verwerven. Passief
leren bestaat niet. Je bent altijd iets aan het doen als je leert, of dit nou ervaren, oefenen of
interactie met de omgeving is. Leren brengt een langdurige of permanente verandering tot stand. De
sleutel tot leren is dus: actief bezig zijn met de leerstof.
De kwaliteit van het leerproces is te meten aan de mate van betrokkenheid en zelfstandigheid van
een leerling tijdens het werk. Hieruit blijkt of en in hoeverre een leerling cognitief actief is en of er
geleerd wordt.
Het onderwijs aan jonge kinderen is meer gericht op ontwikkelingsprocessen dan op leerinhouden.
Dit houdt in dat er op een andere manier onderwijs wordt gegeven door de leerkracht. Bij een focus
op ontwikkelingsprocessen is het voornamelijk het kind dat inspanning moet leveren. Een leerkracht
kan een leerling wel wat leren, maar hij kan een leerling niet ontwikkelen. Wel kan de ontwikkeling
worden gestimuleerd door gebruik te maken van betekenisvolle en spel georiënteerde contexten
waarin de zone van de naaste ontwikkeling wordt gestimuleerd.
Filosoferen over leren
Leren wordt vrijwel altijd gedefinieerd in termen van de uitkomst van leren. Het proces wordt vaak
niet omschreven. Uitkomsten van het leren zijn verandering in houding, kennis en vaardigheden. Ook
het vermogen van mensen om te leren is een belangrijke uitkomst van leren. Leren is een
verandering die zowel doelbewust als niet doelbewust kan ontstaan.
Leren gebeurt niet alleen door individuen. Kinderen leren veel van anderen. Denk aan andere
kinderen, ouders en andere volwassenen. Ook groepen kunnen leren. Dit is het geval wanneer de
veranderingen bij twee of meer mensen gezamenlijk plaatsvinden. Dit is collectief leren.
Leren kan worden gedefinieerd als:
Het ontstaan of tot stand brengen van relatief duurzame veranderingen in kennis, houding en
vaardigheden en/of het vermogen om te leren, door middel van het selecteren, opnemen,
verwerken, integreren, vastleggen en gebruiken van en het betekenis geven aan informatie door
individuelen, groepen.
,De leerinhoud kan ingedeeld worden op meerdere manieren. Een veel gebruikte globale indeling is
die van kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen.
Een tweede indeling is die van declaratieve en procedurele kennis.
- Declaratieve kennis is de kennis van feiten, begrippen, regels, principes, wetmatigheden,
concepten, definities, theorieën enz. Het is veelal geabstraheerde kennis in taal uitgedrukt,
die in ons geheugen ligt opgeslagen. Het is vooral ‘knowing what and why’.
- Procedurele kennis bestaat uit (mentale) handelingen of (cognitieve) vaardigheden die
volgens bepaalde regels, voorschriften of afspraken dienen te worden verricht om het
gewenste resultaat te bereiken. In het dagelijks leven spreken we meestal gewoon van
vaardigheden, zoals algoritmes, strategieën, algemene denkregels, het gebruikmaken van
modellen of heuristieken. Het is vooral ‘knowing how’.
Een derde indeling is de indeling in cognitieve, sociaal-affectieve en psychomotorische vaardigheden,
ook wel de hoofdsoorten van leren genoemd.
- Cognitief leren gaat om memoriseren, feitenkennis, inzicht bevorderend leren en
automatismen van cognitieve handelingen.
- Sociaal-actief leren gaat om het ontwikkelen van emoties, gevoelens, houdingen of attituden
en communicatieve vaardigheden. Dit leren speelt een belangrijke rol bij de
persoonlijkheidsontwikkeling.
- Psychomotorisch leren gaat vaak om automatismen. Deze zijn verworven door veelvuldig te
oefenen. De handelingen verlopen zonder bewuste controle, het is een routine geworden.
- Tot slot is er nog het competentieleren. Kenmerken van competenties zijn: integrativiteit,
duurzaamheid, leerbaarheid contextgebondenheid en handelingsgerichtheid.
Competentiegestuurd onderwijs kan bestaan uit het alleen kennis aandragen en praktijkervaring
opdoen in de hoop dat de integratie vanzelf wel tot stand komt. Het is belangrijk dat
competentieleren wordt uitgevoerd in authentieke situaties, waarbij taken worden uitgevoerd in de
volle complexiteit van de reële situatie. De reflectie op de uitgevoerde handelingen of opgedane
ervaringen is belangrijk, zodat de beoogde competenties tot stand zullen komen.
Leerstijlen
Op de vraag ‘Wat is leren?’ is niet alleen een wetenschappelijk antwoord, maar ook een meer
persoonlijke opvatting. Deze opvatting beïnvloedt niet allen de wijze waarop iemand leert, maar bij
leerkrachten beïnvloedt het ook de manier waarop zij leerlingen benaderen, instructie geven en
begeleiden. Het is dus belangrijk dat een leerkracht zich bewust is van zijn eigen voorkeurstijl van
leren. Er zijn heel veel theorieën over leerstijlen. In Nederland zijn die van Kolb en Vermunt het
bekendst.
Vermunt
In de figuur is te zien welke welkvormen op welke leervormen aansluiten. Bij de betekenisgerichte
stijl kan de leerkracht het beste beginnen met het aanbieden van theorie, bij de reproductieve stijl is
het uitgangspunt de oefening en de uitwerking hiervan en bij de toepassingsgerichte stijl kan er het
beste begonnen worden met een voorbeeld.
De leerstijlentest van Vermunt bestaat uit verschillende stellingen waarbij de leerling aan moet
geven in hoeverre deze van toepassing zijn. Deze stellingen zijn gericht op de schoolse situatie.
Vermunt onderscheidt drie verschillende leerstijlen: de reproductieve stijl, de betekenisgerichte stijl
, en de toepassingsgerichte stijl. De leerlingen die onder geen van deze stijlen vallen, vallen onder de
ongerichte leerstijl.
De leerstijlen van Vermunt hebben betrekking op de motieven waarmee de leerling leert. De
leerstijlen van Vermunt worden dan ook vaak gezien als een vaststaande eigenschap. Het is echter zo
dat juist de inbreng van de leerkracht de leerstijlontwikkeling kan sturen. Het is hierbij wel van
belang dat de leerkracht op de hoogte is van de leerstijlen van de leerlingen en hier rekening mee
houdt. De leerlingen met een ongerichte leerstijl hebben veel baat bij sturing van de leerkracht. Dit
kan ervoor zorgen dat zij een gerichte leerstijl ontwikkelen.
Kolb
De theorie van Kolb is waarschijnlijk de meest bekende theorie over leerstijlen. In deze test moeten
leerlingen steeds vier stellingen op volgorde zetten van meest naar minst passend bij henzelf. Daaruit
komt dan één van de vier voorkeursstijlen: de doener, de beslisser, de denker of de dromer. De
doener houdt van uitproberen en experimenteren, de beslisser plant een taak en voert deze uit, de
denker kan goed logisch nadenken en redeneren en de dromer kijkt eerst hoe anderen het
aanpakken en denkt goed na voordat deze begint.
Kolb gaat uit van een cyclus die door alle lerende mensen wordt
doorlopen. Deze cyclus bestaat uit alle leerstijlen. De voorkeursstijl wordt bepaald door het punt in
de cyclus waar de leerling het liefst begint als er een opdracht wordt gegeven. Het is wel van belang
dat bij het leren de hele cyclus bewust wordt doorlopen, omdat het leren zich daarmee verdiept.
Door het bewust zijn van de eigen voorkeursstijl kunnen leerlingen hun eigen leerrendement
vergroten. Juist door te weten welke leerstijlen je geneigd bent om over te slaan en bij welke stap in
de cyclus je het beste kunt beginnen, kun je zo effectief mogelijk leren.
Er zijn echter ook belangrijke tegenargumenten als je kijkt naar het leren met behulp van de kennis
van de leerstijlen. Het meest gehoorde en belangrijkste tegenargument is dat het wetenschappelijke
bewijs ontbreekt en ook uitblijft. Het bewijs verkrijgen uit valide onderzoek blijkt moeilijk. Ook zijn er
wetenschappers die het rekeninghouden met verschillende leerstijlen van weinig nut vinden.
Daarnaast vindt het probleem plaats dat niet veel leerlingen passen in één specifieke leerstijl. En
tenslotte is het zo dat de manier waarop iemand het liefst leert niet altijd gelijk aan de manier
waarop deze persoon het effectiefst leert.