, Inleiding in de
Fysiotherapie en
Pathologie
FYSIOTHERAPIE LEERJAAR 1 SAXION ENSCHEDE
STEPHANIE STRIJKER
1
,Inhoud
MDBB- en BPS-model.............................................................................................................................3
ICF-model...............................................................................................................................................4
Spierfunctie............................................................................................................................................5
Mobiliteit................................................................................................................................................7
Transmurale zorg en multidisciplinair samenwerken.............................................................................9
Werkwijze arts en diagnostisch proces.................................................................................................11
Homeostase..........................................................................................................................................13
Cellen....................................................................................................................................................16
Weefsels...............................................................................................................................................18
Inleiding in de pathologie.....................................................................................................................23
Fracturen en fractuurgenezing.............................................................................................................26
Infecties en ontstekingen.....................................................................................................................30
Wondgenezing......................................................................................................................................34
Immuniteit............................................................................................................................................36
Micro-organismen................................................................................................................................39
2
, MDBB- en BPS-model
MDBB = Meer Dimensionaal Belasting & Belastbaarheidsmodel.
BPS = Bio Psycho Sociaal model.
3 dimensies:
- Bio = lichamelijk: genen, functie en structuur persoonlijke fysiologie.
- Psycho = geestelijk: gedrag en mentale processen, stress, vrolijk, etc.
- Sociaal = omgeving: familie, vrienden, cultuur.
Belasting = draaglast, wat krijg je voor de kiezen in het leven werk, stress, etc.
Belastbaarheid = draagkracht, wat kan je aan aanleg, gezondheid, conditie.
Belasting en Belastbaarheid moeten gemiddeld in balans zijn. Kan schommelen in bijvoorbeeld een
drukke periode, moet daarna weer in balans zijn.
Homeostase = biologische processen houden lichaam in balans.
Ergotrope tuning = toestand van activatie lichaam. Ergos = werk.
Trophotrope tuning = toestand van rust en herstel.
Adaptief vermogen = is de patiënt in staat balans zelf te herstellen of moet je helpen.
Belasting / stress = ergotroop.
Helpen stress te verminderen ontspanningsoefeningen = belasting verminderen.
elpen belastbaarheid vergroten trainingsschema.
Fysiotherapeut is nu ook trainer / coach / adviseur, helpt op meerdere vlakken.
3
, ICF-model
ICF = International Classification of Functioning Dissability and Health.
Alle bewegingen gecodeerd eenheid in taal:
- Intercollegiale communicatie.
- Verschillende disciplines communiceren.
- Koppelen patiënt gegevens.
Helpt bij klinisch redeneren: nemen beslissingen uit gegevens die je weet over aard en beloop van
ziektebeeld.
Rehabilitation cirkel:
- Identificeren probleem en behoeften, gerelateerd tot relevante problemen van patiënt in zijn
omgeving.
- Opstellen therapiedoelen.
- Plannen en uitvoeren behandelinterventie.
- Evalueren effect behandeling.
RPS = Rehabilitation Problem Sovling Form:
- Structuur en functies
- Activiteiten
- Participatie
- Persoonlijke factoren
- Omgevingsfactoren
Structuur: Activiteiten: Participatie:
- Pijn - Rennen - Kan niet meer sporten
- Zwelling - Springen (basketbal)
- Blauwkleuring
- VAS 8
- Verminderde
mobiliteit
Persoonlijke factoren: Omgevingsfactoren:
- Passieve copingstijl - Soortgelijke klachten
- Moeite met omgaan duurden lang tot ze
met stress hersteld waren
- Woont met ouders
Alles in het formulier heeft met elkaar te maken en beïnvloed elkaar.
4
, Spierfunctie
De student kan de spierfunctie in relatie van therapeutisch handelen begrijpen en toepassen.
Origo: beginpunt meestal proximaal
Insertie: aanhechting meestal distaal
Functie: beweging spier afhankelijk van rangschikking van spiervezels in de spierbuik.
Mono-articulair: spier loopt over 1 gewricht
Bi-articulair: spier loopt over 2 gewrichten
Poly-articulair: spier loopt over meer dan 2 gewrichten
Contractie:
Dynamisch:
- Concentrisch -> spanning in spier is groter dan tegenkracht
- Excentrisch -> spanning in spier is kleiner dan tegenkracht
Statisch: isometrisch -> beide krachten even groot
Iets optillen: actine en myosinefilamenten gaan in elkaar -> origo en insertie naar elkaar toe
Iets neerzetten: actine en myosinefilamenten langzaam uit elkaar -> origo en insertie uit elkaar
Tegen zwaartekracht in moet je meer kracht zetten -> concentrisch
Met de zwaartekracht mee, beetje afremmen -> excentrisch
In een spier: spierlengte, spierkracht, coördinatie (motor-units)
Krachtpiramide:
Hele zware beweging kun je maar enkele keren uitvoeren -> bovenkant piramide
Lagere weerstand en lang volhouden -> linksonder piramide
Wil een hele snelle beweging hebben, aantal herhalingen en kracht laag -> rechtsonder piramide
Onderzoek en klinisch redeneren:
- Anamnese: ervaring van subjectief functieverlies, verschil van links met rechts en wat is er
nodig? (ADL)
- Observatie: atrofie en standsverandering
- ADL: maken van compensatoire bewegingen, verminderde bewegingsuitslag, snelheid van
beweging, trillingen.
- Actief onderzoek: verminderde bewegingsuitslag, compensatoire bewegingen, snelheid van
beweging.
- Passief onderzoek: bij verlies van kracht kan bij passief onderzoek geen links rechts verschil
worden waargenomen. Bij vermindering van spierlengte kan verminderde bewegingsuitslag
worden waargenomen.
- Weerstandstesten: pijnprovocatietest. De spier kan niet pijnvrij statisch aanspannen.
Toegevoegde spierfunctie testen:
- Spierkracht: niveau van kracht (o.a. MRC schaal)
- Spierlengte: bepalen of spier te lang of te kort is
- Coördinatie: komt later
5
, MRC schaal (medical research counsil): bij spierkrachtmeting
0 = geen contractie
1 = wel een zichtbare contractie, geen beweging
2 = beweging van de ledematen, maar niet tegen de zwaartekracht in
3 = beweging van de ledematen, tegen de zwaartekracht in
4 = beweging van de ledematen, tegen weerstand mogelijk
5 = beweging van de ledematen, tegen zware weerstand mogelijk
0 komt bijna nooit voor, betekent dat er tussen origo en insertie geen zenuwverbinding ligt.
Behandelen kracht:
Overload principe: de opgelegde belasting moet groter zijn dan wat het lichaam gewend is. Het
lichaam moet prikkels krijgen die zorgen voor fysiologische veranderingen in de weefsels, die leiden
tot prestatieverbetering. (vragen wat hij normaal aan kracht aan kan, voor verbetering moet het iets
meer zijn, ook sneller of net iets anders).
Reversibiliteit: het effect van trainen verdwijnt weer door minder vaak te trainen of door helemaal te
stoppen. Trainingseffecten in een periode van 6 tot 8 weken gaan volledig verloren.
Vermoeidheid (weerstand moet zo zijn dat je deze signalen gaat krijgen):
- Oncomfortabel gevoel in de spier, pijn of verkramping
- Trillingen
- Geen glad bewegingsverloop
- Onvoldoende ROM
- Compensatoire bewegingen
Spierlengte verbeteren (geen weerstand):
- Oncomfortabel / trekkend gevoel in de spier (zo ver uit elkaar brengen)
- Origo en insertie uit elkaar trekken
- Langer vasthouden
- ROM moet toenemen (range of motion)
Behandelen coördinatie: coördinatie verbeteren (weinig weerstand, aansturing moet probleem zijn):
- Kwalitatief ‘moeilijke’ oefeningen
- Heel veel herhalen
- Veel variatie
- Bijv. bal tussen 2 stippen op de muur schieten -> bal niet zwaar en afstand niet groot
6