Samenvatting ‘Strafrecht’
Week 1
Strafbaar feit: indien het om een menselijke gedraging gaat, die valt binnen een
delictsomschrijving en die wederrechtelijk en aan schuld te wijten is.
- Menselijke gedraging: gewilde spierbeweging;
- Een spierbeweging nalaten is ook strafbaar;
- Een delictsomschrijving moet altijd wettelijk zijn vastgelegd; legaliteitsbeginsel art. 1
Sr. Hierin staat welke gedragingen volgens de wet zijn verboden;
- Wederrechtelijk: ‘in strijd met het recht’
o Voorbeeld: Agent slaat een verdachte terug in een vechtpartij, zijn handelen
is volgens een delictsomschrijving maar niet wederrechtelijk (de wet geeft
agent Pieter toestemming om geweld te gebruiken);
- Aan schuld te wijten: er is sprake van een verwijt als de verdachte anders had
kunnen handelen, maar dit niet heeft gedaan.
Rechtspersonen, zoals bv’s of nv’s, kunnen ook strafbare feiten plegen, dat noemen we
functioneel daderschap.
Elementen: ongeschreven voorwaarden om iemand te kunnen straffen (de twee
voorwaarden; wederrechtelijkheid en schuld).
Bestanddelen: bestanddelen zijn altijd in een tenlastelegging opgenomen en moeten door
een rechter bewezen worden verklaard (delictsomschrijving).
Misdrijven: delicten waarvan de wetgever vindt dat de overtreder ervan zwaarder gestraft
moet worden, hierop staat altijd gevangenisstraf.
- Boek 2 Wetboek van Strafrecht
- Bevoegdheid van de rechtbank
Overtredingen: delicten waarvan de wetgever heeft gemeend dat de strafbedreiging wat
minder mag zijn, hiervoor krijgt de dader een geldboete of hechtenis.
- Boek 3 Wetboek van Strafrecht
- Bevoegdheid van de kantonrechter
Formele delicten zijn delicten die een bepaald handelen strafbaar stellen. De activiteit wordt
strafbaar gesteld en het eventuele gevolg is niet van belang, zoals diefstal, zaakbeschadiging
en afpersing.
Materiële delicten stellen het intreden van een bepaald gevolg juist strafbaar. Bijvoorbeeld
doodslag, de manier waarop iemand is vermoord is hierbij van minder belang.
Commissiedelicten zijn delicten die een bepaald handelen strafbaar maakt, zoals stelen,
iemand doden, mishandeling. Het handelen wordt strafbaar gesteld.
Omissiedelicten zijn delicten die het nalaten strafbaar stelt.
, Week 2
Wederrechtelijk duidt op de situatie waarbij een feitelijke handeling, die een strafbaar feit
zou opleveren, in strijd is met het recht. Daarnaast is er sprake van wederrechtelijkheid,
waarbij de dader niet met succes kan worden veroordeeld, zoals zich voordoet bij een
beroep op noodweer, wettelijk voorschrift of psychische overmacht.
Dit is niet altijd opgenomen in de delictsomschrijving. Artikel 350 lid 1 Sr luidt: ‘Hij die
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort,
vernielt, etc., wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.’
Voorbeeld
Stel dat Adrie aan zijn zwager heeft gevraag om het muurtje weg te breken in twee kamer.
Als artikel 350 lid 1 Sr niet het bestanddeel wederrechtelijk zou bevatten, dan zou Adries
zwager in dit voorbeeld een strafbaar feit plegen door opzettelijk het muurtje te vernielen.
Uiteraard is dit niet de bedoeling geweest van de wetgever, daarom is wederrechtelijk in dit
artikel wel benoemd.
Ander voorbeeld: In artikel 350 lid 1 Sr is zaakbeschadiging verboden. Als bij een aanhouding
de kleding van de verdachte beschadigd, is dit niet wederrechtelijk. De agent heeft geen
toestemming van de verdachte om kleren te vernielen, maar heeft wel toestemming om
verdachte aan te houden en daarbij passend geweld te gebruiken.
Hoofdstuk 3
Er is sprake van boos opzet wanneer de verdachte willens en wetens de strafwet heeft
overtreden. Hiervan kan alleen sprake zijn als de verdachte weet dat wat hij doet strafbaar
is.
- Stel men komt uit een milieu waar het gebruikelijk is om problemen met de vuisten op te
lossen. Ze gaan met elkaar op de vuist en iemand raakt bewusteloos. Er is hier geen sprake
van boos opzet, omdat hij denkt dat zijn handelen volkomen gerechtvaardigd is omdat hij dit
gewend is en dus niet weet dat hij zich schuldig maakt aan mishandeling.
Bij kleurloos opzet wordt alleen gekeken naar het handelen van de verdachte. Wanneer een
verdachte willens en wetens heeft gehandeld, is er al sprake van (kleurloos) opzet. Dat de
verdachte niet wist dat zijn handelen strafbaar was, doet hier niets aan af.
- De wetgever gaat tegenwoordig uit van kleurloos opzet, anders moeten ze elke keer
aantonen en bewijzen dat de verdachte wist dat zijn handelen strafbaar was.
Voorbeeld verschil boos en kleurloos opzet
Stel je zit in huis en kunt de deur niet open krijgen, je ziet dat iemand in gevaar is en gooit
een ruit in om diegene te helpen. Als je kijkt naar boos opzet, dan is er inderdaad geen
sprake van opzet: hij wist dat hij de wet overtrad (zaak beschadiging, art. 350 lid 1 Sr) maar
had geen kwaad in de zin. Hij wordt dan dus niet vervolgd. Door de definitie van kleurloos
opzet te hanteren kan hij wel vervolgd worden, omdat hij wist dat zijn gedrag strafbaar was.
(Diederik kan succesvol een beroep doen op strafuitsluitingsgrond en zal geen straf krijgen.)
Opzet als bedoeling: een verdachte heeft een bepaalde bedoeling/wil dat een bepaald
gevolg intreedt en daarom pleegt hij een strafbaar feit.