Hoofdstuk 1 Algemene inleiding
1.1 Introductie
Opbouw van dit hoofdstuk en dit boek
Een (bijzondere) overeenkomst vormt in de systematiek van het vermogensrecht een onderdeel
van een groter geheel.
Ten slotte nog een enkel woord over de benaming: bijzondere overeenkomst.
Een overeenkomst is een bijzondere overeenkomst indien zij een wettelijke uitwerking in Boek 7
BW heeft verkregen. Ook wel ‘benoemde’ overeenkomst, maar er doen zich ook overeenkomsten
voor die benoemd zijn zonder dat ze in de wet zijn geregeld (artiestenovereenkomst, catering,
leasing, SLA, etc.). Deze worden daarom ‘onbenoemd’ genoemd.
1.2 Boek 7 BW
Doel van Boek 7 BW
Uitgangspunt van het Nederlandse contractenrecht is contractsvrijheid. Ook de inhoud en de
rechtsgevolgen van de overeenkomst kunnen partijen zelf bepalen. Het BW gaat uit van een open
contractensysteem. Het BW geeft grenzen die voor alle rechtshandelingen gelden (3:39, 3:40 lid 1,
etc.). Deze grenzen kunnen ook voortvloeien uit dwingend contractenrecht (bijv. 6:246).
Er zijn twee redenen om voor een aantal overeenkomsttypen bijzondere voorschriften in de
wet op te nemen. Ten eerste hebben partijen bij alledaagse overeenkomsten (koop, bewaarneming
en geldlening) alleen in hoofdlijnen de rechtsgevolgen van hun afspraak voor ogen. Details kunnen
vaak niet uit de bedoeling van partijen worden afgeleid. Boek 7 geeft daarom regelend recht. Ten
tweede eist het algemeen belang daarnaast dat in bepaalde opzichten de onderhandelings- en
contractsvrijheid van partijen wordt begrensd.
Structuur van Boek 7
De wetgever had voor de bijzondere overeenkomsten in Boek 7 de volgende indeling in gedachten:
a) Overeenkomsten strekkende tot overdracht van een goed (zoals koop) of tot verbruikleen
en schenking zijn overeenkomsten die tot strekking hebben goederen of geld over te
dragen. Huur, pacht en bruikleen richting zich op het aan de wederpartij verschaffen van
genot van een goed.
b) Overeenkomsten gericht op het verrichten van werkzaamheden door de ene voor de
andere partij, zoals de opdracht, de bewaarneming of de arbeidsovereenkomst; en
c) Overige bijzondere overeenkomsten, zoals borgtocht, de vaststellingsovereenkomst en de
verzekeringsovereenkomst.
De toepasselijkheid van een bepaalde titel op een overeenkomst wordt niet bewerkstelligd door de
benaming die partijen aan hun overeenkomst geven, maar hangt ervan af of de door partijen
bedoelde inhoud onder de wettelijke omschrijving van een bepaalde overeenkomst valt.
Methoden van bescherming in Boek 7
De volgende voorschriften kunnen worden onderscheiden:
a) Bepalingen die aan een overeenkomst rechtsgevolgen verbinden die door partijen niet
kunnen worden weggecontracteerd;
b) Bepalingen die voor een bepaalde overeenkomst of beding een vorm voorschrijven;
c) Bepalingen die betrekking hebben op de bewijslast of toelaatbaarheid van bewijsmiddelen.
In geval van (a) is sprake van dwingend recht. Contracteren in strijd daarmee leidt tot nietigheid of
vernietigbaarheid van de rechtshandeling (art. 3:40 lid 1 en 2). Voorbeelden zijn art. 7:6 lid 1,
7:413, 7:417 lid 4, 7:445, 7:648, 7:513, 7:645 7:688 lid 1-3 en 7:862. Hiertoe behoort ook semi-
dwingend recht. Zie art. 7:2 lid 3 en 7:769 BW (art. 6:214 BW).
Voorbeelden van (b) zijn het schriftelijkheidsvereiste bij de koop door een particulier van
een onroerende zaak (art. 7:2) en het aangaan door een particulier van een overeenkomst tot de
bouw van een woning (art. 7:766 lid 1). Zie ook 7:443 lid 1, 7:626 lid 1, 7:655, 7:653 lid 1, 7:688
lid 4 en 7:858 lid 1 BW. Is niet aan de voorgeschreven vorm voldaan, dan geeft art. 3:39 BW de
hoofdregel aan: tenzij uit de wet anders voortvloeit, zijn niet in de voorgeschreven vorm verrichte
rechtshandelingen, nietig.
Ten slotte (c). Zie bijvoorbeeld art. 7:202, 7:854, 7:224 lid 3, 7:610a en 7:859 BW. In de
wettelijke formulering gelden woorden als ‘gelden als’ of ‘aangemerkt als’ als onweerlegbare
rechtsfeiten, terwijl bij ‘wordt vermoed’ het vermoeden met tegenbewijs kan worden ontkracht.
Partijen die in Boek 7 beschermd worden
1
,Boek 7 beschermt de ‘zwakke’ partij bij de overeenkomst (koper, huurder, patiënt, reiziger,
werknemer, opdrachtgever) en meer algemeen de consument, oftewel: de natuurlijke persoon, die
niet handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf. Zie bijv. 7:6, 7:416-417, 7:765 e.v. en 7:862.
1.3 Boek 7 als onderdeel van het vermogensrecht
Gelaagde structuur: verhouding tot Boeken 3, 5 en 6 BW
Vanwege de gelaagde structuur is op bijzondere overeenkomsten uit Boek 7 ook het algemene
vermogensrecht uit de Boeken 3, 5 en 6 BW van toepassing. Het kenmerkende van de meeste
bepalingen in Boek 7 schuilt in de gespecificeerde inhoud van de afzonderlijke rechten en
verplichtingen van de partijen bij de bijzondere overeenkomst. Deze hebben betrekking op:
a) Precontractuele verbintenissen;
- Bijv. art. 7:502 BW
b) Nadere regels inzake de totstandkoming van de overeenkomst;
- Bijv. art. 7:7, 7:850 lid 2, 7:851 lid 2 BW
c) Hoofdverplichtingen van partijen;
- Bijv. art. 7:9 lid 1 en 7:600 BW
d) Bijkomende verplichtingen van partijen;
- Bijv. art. 7:12 lid 1, 7:604 en 7:751 BW
e) Beëindiging van de overeenkomst;
- Art. 7:408 lid 1, 7:460 en 7:758 BW
f) Bijzonderheden ter zake van niet-nakoming of ontbinding;
- Art. 7:2 lid 2 BW
g) Post-contractuele verbintenissen
- Art. 7:455-7:456, 7:409 lid 2, 7:422 lid 4, 7:438 lid 2, 7:763 en 7:443 en 7:653 BW
Is sprake van botsing of overlapping tussen de regels van Boek 3 en 6 en die van 7, dan gaat de
bijzondere regel van Boek 7 voor de algemene regel (Lex specialis derogat legi generali).
Gemengde overeenkomst
Een gemengde overeenkomst vertoont de typische kenmerken van twee of meer bijzondere
overeenkomsten. Bijvoorbeeld de aanschaf van een nieuwe auto waarbij ervoor wordt gekozen
tevens opties in te bouwen vertoont naast koop ook kenmerken van aanneming van werk.
Art. 6:215 BW regelt welk regime van toepassing is: als een overeenkomst aan de
omschrijving van twee bijzondere overeenkomsten voldoet, zijn de bepalingen naast elkaar op de
overeenkomst van toepassing (de ‘cumulatietheorie’). Op deze hoofdregel bestaat een belangrijke
uitzondering in geval van onverenigbaarheid e.d. (zie 6:215). Degene die stelt dat hiervan sprake
is, dient dit aan te tonen. Art. 6:215 BW bevat slechts een vuistregel voor uitleg.
Schakelbepalingen
Zie art. 3:15, 3:59, 3:79 en 3:326. Schakelbepalingen moeten worden bezien tegen de
achtergrond van de uitleg. Is volgens de wet bepaling X van overeenkomstige toepassing op
situatie Y, dan gebiedt de wetgever analogie. De rechter kan dan vaak gemotiveerd van die
analogie afzien (op grond van zijn interpretatievrijheid of vanwege de slotzin ‘tenzij…’.
Zie art. 7:47 voor koop van een vermogensrecht, 7:50 voor schenkingsovereenkomst,
7:201 lid 2 voor huur van vermogensrechten en tot slot art. 7:424 lid 1 BW.
Deze ‘van overeenkomstige toepasselijkheid’ wordt meestal beperkt voor zover de
strekking van de bepaling in verband met de aard van de rechtsverhouding zich tegen de
overeenkomstige toepassing verzet (of woorden van gelijke strekking), zie bijv. 7:49 slot, 7:201 lid
2 slot, 7:424 lid 1 slot en 7:906 lid 4.
Er zijn ook bepalingen die de toepassing van onderdelen op al dan niet vergelijkbare
figuren niet toestaan. Soms expliciet, soms ook niet. Expliciete uitschakeling kent twee varianten:
a) bepalingen die verklaren dat inhoud X niet van toepassing is op figuur Y, of b) bepalingen die
aangeven dat een uitgeschreven geval ‘slechts’ of ‘uitsluitend’ van toepassing is.
2
,Hoofdstuk 2 Koopovereenkomst
2.1 Algemene opmerkingen
De plaats van de koopovereenkomst in het vermogensrecht
In de eerste titel van Boek 7 BW (art. 7:1 tot en met art. 7:50) zijn bijzondere bepalingen voor de
koopovereenkomst opgenomen. Omdat de structuur van het BW van ‘algemeen’ naar ‘bijzonder’ is
opgebouwd, zijn onder meer de Boeken 3, 5 en 6 voor de koopovereenkomst eveneens van belang.
De achtergrond van een apart regime voor de koopovereenkomst
Uit de artikelen van titel 7.1 wordt niet duidelijk welke regels een Europese oorsprong hebben en
welke niet. Toch is het van belang om de oorsprong van de regels te weten, bijv. omdat de
Nederlandse rechter verplicht is de regels van Europese origine uit het BW richtlijnconform uit te
leggen. Voorts is het HvJ de hoogste rechter ten aanzien van de uitleg van een (omgezette)
richtlijn.
Internationale handelskoop: het Weens Koopverdrag
Voor internationale handelskoop is ook het Weens Koopverdrag van belang, dat erop is gericht om
het kooprecht tussen een professionele koper en professionele verkoper (een zogenaamde
‘handelskoop’) in internationaal verband te uniformeren.
De inhoud van titel 7.1 aanvullend recht
Als uitgangspunt geldt dat alle regels uit titel 7.1 van aanvullend recht zijn. Ze gelden in beginsel
dus alleen indien contractspartijen zelf niet iets anders overeenkwamen. Een belangrijke
uitzondering wordt gemaakt voor de consumentenkoop (zie art. 7:6 BW; dwingend recht).
De definitie van de koopovereenkomst
De koopovereenkomst is een overeenkomst waarbij de één zich verbindt een zaak te geven en de
ander om daarvoor een prijs in geld te betalen (art. 7:1 BW). De koopovereenkomst is er dus op
gericht om tegen betaling van een geldsom de eigendom van een bepaalde (roerende of
onroerende) zaak over te dragen. Dat is het geval als aan alle vereisten van art. 3:84 BW is
voldaan.
Art. 7:1 bepaalt dat slechts de koop van een ‘zaak’ (art. 3:2) onder afdeling 7.1 valt.
Niettemin zijn de regels over koop van toepassing op de koop van een vermogensrecht (art. 3:6),
althans voor zover dit in overeenstemming is met de aard van het recht (art. 7:47). Ook ten
aanzien van dieren is de kooptitel van toepassing (art. 3:2a).
Bijzondere soorten koop
De regeling over de koop is van toepassing op alle soorten koopovereenkomsten. Aan een aantal
bijzondere soorten koopovereenkomsten zijn vervolgens nog bijzondere regels gewijd: de
consumentenkoop (art. 7:5, zie hierna), de koop van een onroerende zaak (§2.9), de koop op
afbetaling en de huurkoop (art. 7:84 e.v.), de koop van vermogensrechten (art. 7:47 en 7:48) en
tot slot gelden bijzondere regels voor overeenkomsten op afstand en overeenkomsten buiten de
verkoopruimte, waaronder ook de koop op afstand. Zie art. 6:230m e.v. BW en §2.8.
Speciaal regime voor consumentenkoop
Het begrip consumentenkoop wordt in art. 7:5 BW gedefinieerd en bestaat uit drie constitutieve
elementen. Ten eerste moet sprake zijn van een koopovereenkomst met betrekking tot roerende
zaken, dus alle voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten die niet onroerend zijn. In
de tweede plaats moet de koper een natuurlijk persoon zijn die niet handelt in de uitoefening van
en beroep of bedrijf. De koper die zich op de beschermende bepalingen beroept, moet aannemelijk
maken dat hij inderdaad als consument handelde. De derde voorwaarde is dat de verkoper wél
moet handelen in de uitoefening van een (vrij) beroep of bedrijf.
De meeste regels berusten op de gedachte dat de consumentkoper extra bescherming
nodig heeft omdat hij doorgaans de zwakkere en slechter ingelichte contractspartij is. Daarom zijn
in de eerste plaats extra bepalingen aan de consumentenkoop gewijd (art. 7:6a, 7:8, 7:11, 7:18,
7:21 lid 4, 5 en 6, art. 7:22, 7:23 lid 1, art. 7:24, 7:25, 7:26 lid 4, art. 7:28 en 7:35 BW).
Daarnaast is een groot aantal bepalingen uit titel 7.1 voor de consumentenkoop dwingend recht
(art. 7:6). Art. 3:40 lid 2 bepaalt dat een bepaling die strijdig is met de wet (zoals art. 7:6) in
beginsel van rechtswege nietig is. Het beding is echter vernietigbaar indien de wettelijke bepaling
is bedoeld om een van de partijen te beschermen. Dat is hier aan de orde: art. 7:6 is bedoeld om
de consument te beschermen. Dit betekent normaliter dat de consument zich expliciet op de
vernietiging moet beroepen en dat de rechter in principe niet uit eigener beweging de nietigheid
mag vaststellen. Het HvJ heeft echter bepaald dat de regels die binnen het bereik van de Europese
3
, Richtlijn koop en consumentenkoop vallen – en dus in wezen het gehele Nederlandse
consumentenkoopregime – door de rechter, uit eigener beweging, en dus ambtshalve moeten
worden toegepast. Een rechter moet dus onderzoeken of een bepaald beding strijdig is met de
kooptitel en dus buiten toepassing moet blijven.
Zie ook art. 7:6 lid 2. Tot slot gelden informatieverplichtingen voor alle overeenkomsten tussen een
consument en een professionele partij, en dus ook voor de consumentenkoop: zie art. 6:230l BW.
Het feit dat de consumentenkoopregeling de implementatie van Europese richtlijnen vormt,
betekent onder meer dat niet de HR maar het HvJ EU de hoogste rechter is, dat nationale
bepalingen die richtlijnen omzetten in nationaal recht richtlijnconform moeten worden
geïmplementeerd, en dat de Nederlandse rechter onder omstandigheden de consumentvriendelijke
bepalingen ambtshalve moet toetsen, ook als daar geen direct beroep op is gedaan.
2.2 Koop: totstandkoming
Aanbod en aanvaarding
Zie art. 6:217. Voor de totstandkoming van het koopcontract gaat het er om dat partijen het eens
zijn over essentialia, zoals prijs en hoeveelheid. Het aanbod moet worden onderscheiden van de
enkele uitnodiging tot het doen van een aanbod, of van een uitnodiging om in onderhandeling te
treden. Slechts wanneer duidelijk is dat de aanbieder door de aanvaarding zonder enig voorbehoud
definitief gebonden wenst te raken, kan van een aanbod tot koop worden gesproken. De
aanvaarding van een aanbod sorteert in principe pas effect op het moment dat zij de
geadresseerde heeft bereikt (de zogenaamde ontvangsttheorie, art. 3:37 lid 3, maar zie
uitzondering in art. 6:224).
In titel 7.1 is een aantal bijzondere regels opgenomen over het aanbod en de aanvaarding
daarvan. In de eerste plaats bepaalt art. 7:7 BW dat degene aan wie een zaak is toegezonden en
die redelijkerwijs mocht aannemen dat deze toezending geschiedt om hem tegen betaling tot een
koop te bewegen (dit is dus een aanbod tot koop), bevoegd is de zaak zonder betaling te
behouden. Dat is anders, wanneer het de ontvanger is toe te rekenen dat de zaak naar hem is
opgestuurd, bijv. omdat hij een bon voor een proefzending heeft ingevuld en opgestuurd.
In de tweede plaats doorbreekt de regeling van de koop op proef (art. 7:45) in zekere zin
de normale regels over aanbod en aanvaarding. Onder de koop op proef wordt normaliter de koop
verstaan, die is gesloten onder de opschortende voorwaarde dat de zaak voldoet. Voldoet de zaak
niet, dan heeft de aspirant-koper het recht om de zaak te retourneren, in welk geval de
koopovereenkomst niet tot stand is gekomen.
De bedenktijd
Een koper komt een bedenktijd toe indien de wet dit expliciet bepaalt, zoals bij de koop van
woningen (zie art. 7:2), bij colportage (art. 6:230t) en bij op afstand gesloten overeenkomsten tot
het leveren van zaken en diensten (art. 6:230o). In deze gevallen kan de consument tijdens de
bedenktijd de overeenkomst om welke reden dan ook beëindigen.
2.3 Koop: vernietiging
Nietigheid en vernietigbaarheid
Een koopovereenkomst kan nietig (van rechtswege ongeldig) of vernietigbaar (als uitgangspunt
geldig, maar door partijen te vernietigen) zijn. In beide gevallen wordt de geldigheid van het
koopcontract met terugwerkende kracht aangetast (art. 3:53). Zie ook art. 3:41. Titel 7.1 heeft
geen bijzondere bepalingen aan nietige of vernietigbare koopovereenkomsten gewijd, zodat de
normale regels uit Boek 3 en 6 gelden. Zo is een koop nietig, wanneer deze is gesloten in strijd
met een wettelijk vormvoorschrift zoals het schriftelijkheidsvereiste bij de koop van een
onroerende zaak (art. 3:39 BW jo art. 7:2 lid 1 BW). De koopovereenkomst is bijv. vernietigbaar
indien bij de elektronische koop via internet onvoldoende informatie is verschaft (art. 6:227b lid 4)
of indien sprake is van een wilsgebrek, zoals dwaling of bedrog (zie art. 6:228 en 3:44).
Wilsgebreken: dwaling
Indien de wil van een contractspartij op een gebrekkige wijze is gevormd, bijv. omdat de
informatie waarop de aanvaarding van de koop was gebaseerd onjuist was, wordt gesproken van
een wilsgebrek. Vooral op ‘dwaling’ (de koopovereenkomst komt dan door een onjuiste voorstelling
van zaken tot stand) wordt bij koopovereenkomsten regelmatig een beroep gedaan (art. 6:228).
Het moet aannemelijk zijn dat de overeenkomst zonder deze dwaling niet, of met een andere
inhoud, zou zijn gesloten.
2.4 Verplichtingen verkoper
2.4.1 Algemeen
Inleiding
4