Materieel Strafrecht Werkgroep 20/21
Week 1
Vraag 1
Wat is volgens De Hullu de definitie (de kern) van schuld als bestanddeel (culpa)?
De kern van culpa lijkt gelegen in de verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De verwijtbaarheid
kent verschillende gradaties. Het moet gaan om voldoende verwijtbaarheid (bladzijde 266). De
onvoorzichtigheid moet ook aanmerkelijk zijn, dit drukt ook weer de gradatie uit.
Vraag 2
Volgens de Hullu kent Culpa twee kanten of componenten. Leg uit wat deze twee kanten
(componenten) zijn en hoe zij in de definitie (de kern) van culpa tot uitdrukking komen. Geef bij
elk van deze kanten aan wanneer aan de betreffende kant van de culpa is voldaan en welke rol
risico’s volgens de Hullu spelen bij de beoordeling van schuld.
De culpa heeft een objectieve en een subjectieve kant. De objectieve kant komt tot uitdrukking in de
definitie doordat de dader anders had moeten handelen, de handeling was dus vermijdbaar. En de
subjectieve kant komt tot uitdrukking in de verwijtbaarheid. De dader moest voorzien dat bepaald gedrag
(handelen of nalaten) onvoorzichtig zou zijn en tot bepaalde gevolgen zou kunnen leiden. Bij de objectieve
kant speelt wederrechtelijkheid, geoorloofd risico en Garantenstellung een rol. Bij de subjectieve kant gaat
het om de bewustzijntoestand. Dus bijvoorbeeld: misplaatst vertrouwen op een goede afloop, misplaatste
onoplettendheid, niet-nadenken.
De culpa kent de objectieve en subjectieve kant. De subjectieve kant komt tot uitdrukking in de
verwijtbaarheid. En de objectieve kant komt tot uitdrukking in de aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Het
wordt hierbij vereist, dat de gedraging van de verdachte in strijd is met de (on)geschreven norm. Dit gedrag
moet wederrechtelijk zijn. De subjectieve kant gaat om de verwijtbaarheid, dit wordt ook wel de psychische
component genoemd. Hierbij moet worden gekeken naar de geest van de verdachte. Dit wordt niet gedaan bij
de objectieve kant, geen subjectiviteit. Bij de verwijtbaarheid wordt gekeken naar de psyche van de
verdachte. Er wordt gekeken of de gevolgen voorzienbaar waren geweest. Kon de verdachte voorzien dat de
gedraging die in strijd was met de norm tot een bepaald gevolg had kunnen leiden? Deze vraag moet dus
worden beantwoord bij de subjectieve kant.
Vraag 3
In hoeverre zijn deze twee kanten (componenten) terug te vinden in het door De Hullu besproken
Verpleegster-arrest en op welke kant ligt in dat arrest volgens De Hullu de nadruk?
De objectieve kant speelt hier een belangrijke rol door de Garantenstellung. Dit was terug te vinden in de
hoedanigheid van de verdachte. Gezien de opleiding van de verdachte, haar werkzaamheden, en haar
wetenschap omtrent het vertrouwen dat in haar moest worden gesteld kon worden gezegd dat ze
aanmerkelijk tekortgeschoten was in rustende om oplettend te werk te gaan. Haar werkzaamheden
voerde zij uit met een grote onoplettendheid, waardoor zij als schuldig werd gezien. Door haar functie
raakt de subjectieve kant op de achtergrond, en is er geen verklaring nodig van de verdachte.
In het Verpleegsterarrest gebruikt de verpleegster een verkeerd flesje, waardoor de patiënt komt te
overlijden. De verdachte werd veroordeeld wegend dood door schuld. In het flesje zat een dodelijke
hoeveelheid. Art. 307 Sr is van toepassing geweest. De objectieve kant speelt hier een belangrijke rol. Je moet
bij de subjectieve kant als rechter onderzoeken of dat gevolg voorzienbaar was. Als het gaat om het
Verpleegsterarrest: kon zij voorzien dat haar nalatigheid een dodelijk gevolg zou hebben? Deze vraag wordt
niet behandeld. De nadruk komt erg te liggen op de objectieve kant. Als er een duidelijke regel is, dan is naast
de objectieve kant al heel snel aan de subjectieve kant voldaan. Hier staat de Garantenstellung centraal. De
patiënten worden garant gesteld in een goede verzorging. De patiënten kunnen vertrouwen hebben. Omdat
hier sprake is van een verpleegster worden er hogere eisen gesteld aan de gedragingen van de arts. Het gaat
niet om de patiënt, het gaat meer om de andere kant (de verpleegster). Als ze willen kijken naar de objectieve
kant en beoordelen dan gaan we bij een arts ervan uit dat de regels voor hem strenger zijn. Zij had beter
moeten wetengezien haar opleiding. Alle kenmerken die daarbij komen kijken, gelet daarop is het zodat aan
de objectieve kant sneller kan worden voldaan.
,Vraag 4
In hoeverre zijn de twee kanten (componenten) van schuld terug te vinden in het Blackout-arrest?
Bespreek de relevante overwegingen van de Hoge Raad over de twee kanten en leg uit waarom het
hof in deze zaak volgens de Hoge Raad wel of niet oordelen dat aan beide kanten was voldaan.
Het subjectieve component wordt naar voren gebracht in r.o. 3.7. De verdachte heeft verklaard dat door
de plotseling opgekomen en voor haar onvoorzienbare black-out haar niet te verwijten valt dat zij haar
voertuig niet onder controle had en daardoor op de andere weghelft terecht is gekomen. Het Hof heeft niet
gemotiveerd waarom de verdachte oplettend of onachtzaam heeft gehandeld. Dit zorgt ervoor dat de
schuld niet is bewezen.
Ze werd veroordeeld voor art. 6 WVW. Het gaat hier om het verkeer, maar dan gaat het artikel om schuld bij
een verkeersongeval met lichamelijk letsel en dood. In 3.6 komt de objectieve kant en subjectieve kant naar
voren. De Hoge Raad stelt dat het gedrag verwijtbaar is, omdat zijn onoplettend en onachtzaam heeft
gedragen. Het is aanmerkelijk onvoorzichtig. De subjectieve kant
1. ‘’Het hof.. te wijten is’’ > objectieve kant: aanmerkelijke onvoorzichtig. ER wordt hier gekeken naar het
schenden van regels. Er wordt niet gekeken naar de voorzienbaarheid. Er is een regel dat je niet aan de
verkeerde kant van de weg mag staan. Die regel wordt geschonden.
2. ‘’Dat kan…wordt gesproken’’ > subjectieve kant. Hierin staat dat kan in concreto wel anders zijn als
omstandigheden zijn aangevoerd, bijvoorbeeld wanneer verdachte in onmacht verkeerde. Waardoor van
schuld niet kan worden gesproken.
Eigenlijk wordt hier heel lang stil gestaan bij de objectieve kant, naar de verwijtbaarheid wordt bijna niet
gekeken. Omdat aan vereiste 1 is voldaan. Hier wordt nog concreet gezegd dat als er sprake is van
verschuldigbare onmacht, dat de culpa misschien niet is voldaan. Met verontschuldigbare onmacht wordt
bedoeld. Dan is het nog de vraag: wat maakt een onmachtssituatie verschuldigbaar. Er kunnen veel
redenen voor zijn, als jij onmachtig bent om in de auto te stappen en dit komt door drugsgebruik. Door die
situatie bots je tegen een andere auto aan, dan is dat verontschuldigbaar.
De aanduiding Blackout kan worden gezien als (i] dat iemand onachtzaam is geweest, diegene heeft een
gebrek aan concentratie gehad. Als je het op deze manier bekijkt dan neemt de blackout de schuld niet
weg. Op die manier lijkt het Hof de blackout te gebruiken voor het construeren van schuld. Het Hof
gebruikt het bewijsmiddel van de verdachte. De Hoge Raad is het daar niet mee eens, die legt uit dat er
niet kan worden gezien wat er met de blackout wordt bedoeld. Verontschuldigbare onmacht of dat het wel
schuld is. Fysieke mankementen moet je afzetten tegen dingen waar je meer iets aan zou kunnen doen:
bijvoorbeeld ik ben even vermoeid geweest terwijl ik dit wel had moeten doen. De Hoge Raad wijst op de
mogelijkheid dat deze verdachte verontschuldigbaar onmachtig is geweest. Bijvoorbeeld door een hoge
bloeddruk onmachtig is geweest. Het Hof zegt: omdat verdachte blackout heeft gehad, dan is er sprake van
schuld. Maar dat is juist andersom. Door blackout, is het juist de verdachte niet aan te rekenen. Dat is in
het kort wat de Hoge Raad geeft als kritiek.
Vraag 5
Kan in het geval van een verkeersongeval zijn voldaan aan de twee kanten (componenten) van de
schuld door 1 verkeersovertreding? Leg uw antwoord uit aan de hand van de relevante
overwegingen van de Hoge Raad in het Blackout-arrest.
Dat brengt met zich mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of 1 verkeersovertreding
voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van evenbedoelde bepaling. Daarvoor
zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de
verkeersovertreding en de omstandigheden waardoor die overtreding is begaan. Voorts verdient
opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met 1 of meer
wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde
zin. (rechtsoverweging 3.5)
,Casusvragen
Vraag 6
Martin Blind is al jaren vrachtwagenchauffeur en heeft ruime ervaring met de gevaren van het
afslaan met zijn lange vrachtwagen en aanhanger in verband met de dode hoek. Op een fatale dag
staat Martin met zijn vrachtwagen plus aanhanger te wachten voor een rood stoplicht. Rechts van
zijn wagen is een rode fietsstrook die met een witte lijn is afgescheiden van de rijbaan voor het
gemotoriseerde verkeer. Martin wil rechtsaf slaan en kijkt daarom in zijn
rechterachteruitkijkspiegel of fietsers naast zijn vrachtwagen komen te staan. Gedurende de
wachttijd voor het stoplicht ziet hij geen fietsers aan komen rijden en op het moment dat het licht
op groen springt, trekt hij op en stuurt hij zijn vrachtwagen naar rechts. Hij heeft echter een
moment niet opgelet en daardoor niet gezien dat Martha Lens met haar snelle elektrische fiets
naast hem is komen te staan in de dode hoek van de vrachtwagen. Bij het naar rechts sturen rijdt
Martin Martha omver. Zij wordt overreden door het rechter achterwiel van de vrachtwagen en
komt te overlijden. Martin wordt vervolgd voor dood door schuld (art. 6 WVW) subsidiair het
veroorzaken van gevaar op de weg (art. 5 WVW).
Vraag 6a
Bent u van oordeel dat Martin dient te worden vrijgesproken of te worden veroordeeld voor dood
door schuld (art. 6 WVW)?
Om te kunnen worden veroordeeld voor dood door schuld uit art. 6 WVW dient er te worden voldaan aan
een aantal vereisten. Schuld is verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Bij de onvoorzichtigheid
moet er worden gekeken of Martin een zorgvuldigheidsnorm overtreedt. Dat heeft Martin gedaan, hij rijdt
namelijk op een fietsstrook waar automobilisten niet op mogen rijden. Tevens heeft Martin veel ervaring
als vrachtwagenchauffeur, en is bekend met de gevaren van het afslaan met zijn vrachtwagen en
aanhanger in verband met de dode hoek. Doordat hij dit beroep uitoefent, kan van hem worden verwacht
dat hij dit op een voorzichtige wijze uitoefent. Daarnaast moet de overtreding ook aanmerkelijk zijn.
Omdat het gaat om risico’s voor het leven wordt de aanmerkelijkheid snel aangenomen.
Daarnaast moet er ook zijn voldaan aan de verwijtbaarheid. De dader moest kunnen voorzien dat bepaald
gedrag onvoorzichtig zou zijn en tot bepaalde gevolgen zou kunnen leiden. De bewustzijnstoestand van
Martin speelt hier een rol. Er is namelijk sprake van misplaatste onoplettendheid. Hij kijkt een moment
niet, en daardoor zag hij Martha niet. Dat hij een moment niet oplet, en wel van plan is om op de
fietsstrook te gaan rijden terwijl hij kon verwachten dat daar fietsers rijden valt aan hem te verwijten. De
overtreding om op een fietsstrook te gaan rijden, kan naar algemene bekendheid tot een bepaald gevolg
leiden. Er is geen sprake van een schulduitsluitingsgrond, zoals bijvoorbeeld overmacht. Geconcludeerd
kan worden, dat Martin dient te worden veroordeeld voor dood door schuld op grond van art. 6 WVW.
Er moet sprake zijn val culpa: aanmerkelijke onvoorzichtigheid en verwijtbaarheid. Aanmerkelijke
onvoorzichtigheid: rijdt in strijd met de normen, hij had voorrang moeten verlenen dat is iets dat vaststaat.
Tot hier zou je niet tot een ander oordeel kunnen komen. Er is een regel geschonden: de voorrangsregel. Is
het ook aanmerkelijk? Want niet elke overtreding is aanmerkelijk onvoorzichtig. Is daar in dit geval sprake
van. Als we kijken naar de verwijtbaarheid dan is het zo dat wanneer een regel wordt geschonden, dan kan er
vanuit worden gegaan dat de persoon verwijtbaar heeft gehandeld. Pas als de verdachte een reden geeft, dan
kan er sprake zijn van geen verwijtbaar handelen. De vraag is dus of het aanmerkelijk onvoorzichtig is
geweest. Kan je zeggen dat iets aanmerkelijk onvoorzichtig is als er een dode is geweest. Het gevolg moet er
eigenlijk niet zo veel mee te maken hebben. Het kan heel erg zijn, maar dit wil niet zeggen dat de persoon
onvoorzichtig is geweest. Het kan zijn dat er een kleine overtreding is, maar dat gevolg kan niet laten zien
dat er sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
Vraag 6b
Stel Martin wordt door de rechter vrijgesproken voor dood door schuld (art. 6 WVW), kan de
rechter hem dan nog veroordelen voor het veroorzaken van gevaar op de weg (art. 5 WVW)? En, zo
ja, kan Martin zich dan met succes beroepen op een strafuitsluitingsgrond?
Voor de veroordeling van art. 5 WVW, is er geen schuld vereist. Het moet hierbij gaan om het veroorzaken
van gevaar op de weg waardoor het verkeer wordt verhinderd. In dit geval is er sprake van het
veroorzaken van gevaar, omdat Martin ervoor kiest om te rijden met zijn lange vrachtwagen en aanhanger
op een fietspad. Hierdoor is Martha om het leven gekomen. Er is geen sprake van een
strafuitsluitingsgrond.
, Er is wel evident dat er sprake is van gevaarlijk gedrag. Je mag je niet zodanig gedragen dat er gevaar op
de weg wordt veroorzaakt. Schuld is niet vereist. Er hoeft dus niet sprake te zijn van aanmerkelijke
onvoorzichtigheid. Er moet slechts sprake zijn van gevaar. Dat Martin de verkeersregel heeft overtreden is
evident. Martin heeft de voorrangsregel niet goed in acht genomen, daardoor kan worden gezegd dat hij
verkeerd is geweest. Vervolgens is er nog een deelvraag: is er een strafuitsluitingsgrond?
Onderzoeksvragen
Lees par. 5.4.5 uit Materieel strafrecht van J. De Hullu en het artikel van Blom en beantwoord de
volgende vragen.
Vraag 7
Wat was volgens de rechtspraak van de Hoge Raad de definitie van roekeloosheid als bestanddeel
voorafgaand aan de wijziging van art. 175 WVW? Leg uit wat het onderscheidende verschil was
met de algemene definitie van schuld (culpa) en wat het gevolg was wanneer schuld uit
roekeloosheid bestond. Geef ook aan welke kritiek op de definitie van roekeloosheid uit de
rechtspraak van de Hoge Raad bestond volgens de Hullu en Blom.
Er moet volgens de Hoge Raad sprake zijn van buitengewone onvoorzichtigheid, een zeer ernstig gevaar
voor anderen en de dader moet zich ervan bewust zijn of had zich ervan bewust moeten zijn. Het verschil
met de algemene definitie van schuld was dat bij roekeloosheid je buitengewoon onvoorzichtig moet
gedragen. Hierdoor kreeg je bij roekeloosheid een hogere straf, namelijk 6 in plaats van drie jaar zoals bij
schuld. Als er nog strafverzwarende omstandigheden aanwezig waren uit art. 175 lid 3, dan kon je 9 jaar
krijgen. Door roekeloosheid kon je dus een veel hogere straf krijgen. Kritiek van de Hullu hierop was dat
de Hoge Raad te strikt was in het algemene kader en de concrete toepassing van roekeloosheid. De
toepassing was niet in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever, het stond te ver af van het
gewone spraakgebruik en daardoor moeilijk te verteren voor slachtoffers. Kritiek van Blom was dat het
toepassingsbereik van roekeloosheid te beperkt was.
De definitie van roekeloosheid voorafgaand aan de wijziging van art. 175 WVW: het moest gaan om zeer
onvoorzichtig rijgedrag waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s zijn genomen.
Het onderscheidende verschil met de algemene definitie van schuld gaat om de mate van aansprakelijkheid.
Bij de algemene definitie gaat het om verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Bij roekeloosheid komt
daar nog bij dat de persoon risico’s neemt en snel denkt dat deze zich niet zullen realiseren: niet
aanmerkelijke, maar buitengewone onvoorzichtigheid. Als schuld uit roekeloosheid bestond werd het
strafmaximum verdubbeld.
Wat de HR bedoelt: buitennormale orde van het verkeer plaatsen (gevallen als bijvoorbeeld
snelheidswedstrijd, kat en muisspel)
Er is kritiek op de definitie van roekeloosheid in de literatuur, omdat het niet helemaal in overeenstemming is
met de wetgevers bedoeling: wetgever heeft uiteindelijk roekeloosheid toegevoegd aan bepaalde artikelen.
Als er sprake is van meer dan schuld (roekeloos is ook schuld), maar wetgever heeft iets anders bedoeld dan
de HR ervan heeft gemaakt: zeer onvoorzichtige gedragingen vallen eronder, maar HR maakte:
buitengewoon onvoorzichtige gedragingen. HR heeft lat dus hoger gelegd dan wat wetgever oorspronkelijk
heeft bedoeld. Het staat te ver af van het gewone spraakgebruik en is, mede daardoor, moeilijk te verteren
voor slachtoffers. Ook is roekeloosheid moeilijk te bewijzen.
Vraag 8
Wat is de huidige definitie van roekeloosheid volgens art. 175 WVW na de wijziging van deze
bepaling? Leg uit wat het verschil is met de voorafgaande definitie van de Hoge Raad en met de
definitie van culpa en wat het gevolg is wanneer schuld uit roekeloosheid bestaat.
Van roekeloosheid volgens art. 175 WVW is sprake als het gedrag tevens als overtreding van art. 5a lid 1
kan worden aangemerkt. Dit houdt in dat de gedragingen genoemd in art. 5a lid 1 waardoor levensgevaar
of zwaar lichamelijk letsel ontstaat ervoor zorgen dat er sprake is van roekeloosheid. Dit is bijvoorbeeld
gevaarlijk inhalen of door rood licht rijden. Het verschil met de voorafgaande definitie van de Hoge Raad is
dat deze specifieke gedragingen nu als roekeloos worden aangemerkt, terwijl voorheen nog naast de
omstandigheden de roekeloosheid moest worden aangetoond. Dus dat er sprake moest zijn van
buitengewone onvoorzichtigheid, zeer ernstig gevaar voor anderen en de dader moest zich ervan bewust
zijn of had zich er bewust van moeten zijn. Met culpa is het verschil, dat roekeloosheid nu aan de hand van