Samenvatting verplichte literatuur meeting 2 Communication & Leadership
Dit is een samenvatting van de verplichte literatuur van meeting 2 van het vak
Communication & Leadership, dat wordt gegeven in blok 1 van de SHOP
master. De samenvatting bevat de artikelen/hoofdstukken van Guerrero (2014),
Chartrand & Lakin (2013) en Lindblom (2015). De samenvatting is in het
Nederlands, belangrijke termen zijn ook in het Engels erbij gezet.
, Guerrero (2014) - Interpersoonlijke functies van non-verbale
communicatie
Non-verbale communicatie helpt om verschillende interpersoonlijke doelen te
bereiken, zoals het vormen van eerste impressies, het ontwikkelen en behouden
van relaties, het communiceren van dominantie en het uiten van emoties.
Non-verbale communicatie: definities en codes
Personen die een message perspectief aannemen, definiëren non-verbale
communicatie als gedragingen anders dan woorden, die een sociaal gedeeld
codeersysteem vormen, regelmatig gebruikt en geïnterpreteerd worden binnen
een spraak community en die meestal intentioneel gezonden worden of door
ontvangers als intentioneel gezien worden.
Een complementair perspectief is de proces-gebaseerde benadering, hierbij gaat
communicatie om alle gedragingen die intentioneel gezonden worden of als
betekenisvol gezien worden door de ontvanger.
Non-verbale communicatie wordt ook gedefinieerd vanuit de codes waaruit het
bestaat. Een code is een kanaal of systematisch middel waardoor betekenissen
geëncodeerd en gedecodeerd worden. Woorden zijn een type code. Non-verbale
codes zijn kinesics (gebaren, houding en gezichtsuitdrukking), proxemics (ruimte,
afstand bij een conversatie), haptics (aanraking), vocalics (toonhoogte, volume,
snelheid, vloeiendheid, accent en stiltes), uiterlijk en aankleding (adornment,
fysieke kenmerken van hoe aantrekkelijk iemand is), omgevingskenmerken en
artefacten (meubels, vorm van een kamer) en chronemics (tijdselementen, zoals
punctualiteit, wachttijd, responstijd).
1) Het vormen van impressies
Impressieformatie (persoonsperceptie) is een decoderende activiteit die gaat om
het maken van beoordelingen over een persoon, gebaseerd op gedrag of uiterlijk.
Deze eerste impressie legt de basis voor wel of niet ontwikkelen van relaties.
Wanneer personen elkaar voor het eerst ontmoeten, vullen ze missende
informatie aan door attributies te maken over de persoonlijkheid en het gedrag
van een ander. Dit kan door een consistente set percepties te creëren o.b.v.
externe, non-verbale cues (bv. lachen), die zowel statisch (bv. aantrekkelijkheid
en lengte) als dynamisch kunnen zijn (toon van een stem en
gezichtsuitdrukkingen). Dynamische cues veranderen tijdens een interactie snel.
Statische cues
Fysieke aantrekkelijkheid de meest onderzochte statische cue. Volgens het what-
is-beautiful-is-good principe, schrijft men personen die er goed uitzien bepaalde
positieve interne karakteristieken toe, zoals intelligentie. Deze beauty bias is
sterker voor beoordelingen over sociale attributen (extraversie) dan voor
cognitieve attributen (intelligentie). Er is ook sprake van een echte (niet alleen
waargenomen) relatie tussen sociale skills en fysieke aantrekkelijkheid:
aantrekkelijke individuen voelen zich zelfverzekerder dan niet-aantrekkelijke
individuen, waarschijnlijk omdat mensen aantrekkelijke personen beter
behandelen. Echter specificeert de what-is-beautiful-is-good hypothese ook dat
deze personen gezien kunnen worden als materialistisch en zelfvoldaan.
De matching hypothese stelt dat individuen daten met personen die hetzelfde
level van fysieke aantrekkelijkheid hebben. Dit komt, omdat men bang is
afgewezen te worden door personen die knapper zijn. De matching hypothese is
, toepasbaar bij vriendschappen en romantische relaties, differentieert tussen
personen die echt daten en personen die alleen voor de foto doen alsof ze een
koppel zijn, helpt om te bepalen wie het fijn had op een date en voorspelt wie een
gelukkige relatie zal hebben.
De what-sounds-beautiful-is-good hypothese stelt dat personen met een
aantrekkelijke stem beter beoordeeld worden op karakteristieken zoals
vriendelijkheid en betrouwbaarheid. Mensen denken ook gelijker te zijn aan
mensen met aantrekkelijke stemmen.
Dynamische cues
De verbeterde interactie uiterlijk theorie legt uit hoe interactie de eerste
impressies van een persoon over aantrekkelijkheid aan kan passen. De theorie
bestaat uit 4 principes: 1) mensen hebben de neiging om te geloven dat de ideale
partner fysiek aantrekkelijk en een goede communicator moet zijn 2) mensen
communiceren met veel anderen, waarvan ze sommige niet als fysiek
aantrekkelijk zien 3) wanneer mensen een tevredenstellende relatie ontwikkelen
met een persoon die goed kan communiceren, maar niet optimaal fysiek
aantrekkelijk is, worden hun overtuigingen over de ideale partner uitgedaagd en
4) om deze inconsistentie op te lossen, herevalueert men de partner als fysiek
aantrekkelijker.
Negatieve interactie had een sterker effect dan positieve interactie: participanten
verlaagden de fysieke aantrekkelijkheid van een ander meer na een negatieve
interactie, dan dat ze na een positieve interactie de fysieke aantrekkelijkheid
verhoogden. Fysieke aantrekkelijkheid alleen is dus niet genoeg om eerste
impressies te vormen, vooral als de communicatie van een persoon niet matcht
met verwachtingen gebaseerd op stereotypen zoals de what-is-good-is-beautiful
hypothese.
Het lens model (Brunswik) focust op encoderen (of ecologische validiteit)
waarmee een element van de persoonlijkheid van de verzender getoond wordt.
Decoderen (cue utilization) komt voor wanneer de ontvanger conclusies trekt over
de persoonlijkheid van de verzender o.b.v. gedrag. Encoderen en decoderen
worden beïnvloed door de context.
Mensen die lachen worden gezien als eerlijker, socialer en competenter en
minder mannelijk. Deze associaties helpen om het fenomeen thin slice impressies
te verklaren. Deze impressies komen voor als men eerste impressies baseert op
een korte steekproef (< 5 minuten) van dynamisch gedrag (zoals
gezichtsuitdrukkingen en houding). Deze thin slice impressies zijn vaak
gerelateerd aan accurate beoordelingen over anderen. Minstens 3 factoren
beïnvloeden deze accuratesse: 1) sommige verzenders zijn transparanter en
makkelijker te beoordelen 2) sommige personen kunnen beter decoderen en 3)
personen die gemotiveerd zijn, zijn vaak accurater.
2) het ontwikkelen en behouden van relaties
Volgens de sociale penetratie theorie worden relaties hechter naarmate er meer
sprake is van breedte, frequentie en diepte van self-disclosure. Hierbij spelen
non-verbale communicatie en omgevingsfactoren een belangrijke rol.
Wanneer personen zich comfortabel voelen bij elkaar, verhoogt het level self-
disclosure gradueel, maar ook het level non-verbale affiliatie.
De onzekerheidsreductie theorie benadrukt ook de rol van non-verbale
communicatie: de assumptie is dat men de behoefte heeft om gedrag van