,Inhoudsopgave
Samenvatting ..................................................................................................................... 6
Inleiding ........................................................................................................................... 7
Theoretisch kader ............................................................................................................ 10
Positieve emoties .................................................................................................. 10
De positiviteitsverhouding ..................................................................................... 12
Geluk..................................................................................................................... 14
Geluksbevorderende thema’s ............................................................................... 15
Methode van onderzoek .................................................................................................. 18
Deelnemers .......................................................................................................... 18
Meetinstrumenten ................................................................................................. 18
Procedure ............................................................................................................. 19
Kwantitatief onderzoek .................................................................................... 19
Kwalitatief onderzoek ...................................................................................... 19
Resultaten ........................................................................................................................ 21
Respons ................................................................................................................ 21
Biografische gegevens ......................................................................................... 21
Deelvraag 1 .......................................................................................................... 22
Deelvraag 2 .......................................................................................................... 23
Deelvraag 3 .......................................................................................................... 24
Deelvraag 4 .......................................................................................................... 25
Discussie ......................................................................................................................... 28
Conclusie .............................................................................................................. 28
Biografische gegevens .................................................................................... 28
Deelvraag 1 ..................................................................................................... 28
Deelvraag 2 ..................................................................................................... 29
Deelvraag 3 ..................................................................................................... 29
Deelvraag 4 ..................................................................................................... 29
Eindconclusie................................................................................................... 30
Discussie .............................................................................................................. 31
Beperkingen .......................................................................................................... 31
Betrouwbaarheid/validiteit..................................................................................... 32
Aanbevelingen ................................................................................................................. 34
Referenties ....................................................................................................................... 35
,Bijlagen ......................................................................................................................... 38
Bijlage A | Inventarisatiemail ................................................................................ 39
Bijlage B | Mail voormeting ................................................................................... 40
Bijlage C | Zelfrapportage ..................................................................................... 41
Bijlage D | Begrippen, dimensies en indicatoren .................................................. 49
Bijlage E | Analyseplan ......................................................................................... 50
Bijlage F | Taxonomie kleine en grote positieve momenten ................................ 53
Bijlage G | Ruwe data ........................................................................................... 59
Bijlage H | Codeboek ............................................................................................ 60
Bijlage I | Authenticiteitverklaring ........................................................................ 69
,Samenvatting
Uitgeverij X wil zich meer gaan richten op het uitgeven van boeken die te maken hebben met
positieve psychologie en ontdekte via Facebook het idee voor een boekje over kleine positieve
momenten. Ze wil echter wel onderbouwd hebben dat kleine positieve momenten een bijdrage
leveren aan het algemeen geluksniveau.
Als uitgangspunt van het onderzoek wordt de theorie van Fredrickson (2009) gebruikt. Ze stelt dat
positieve emoties de gedachtegang van mensen verbreden en dit zorgt voor een opbouw van
mogelijkheden die in te zetten zijn bij toekomstige dreigingen en kansen. De verhouding tussen
positieve en negatieve emoties dient minimaal 3 staat tot 1 te zijn om een bloeiend leven te
veroorzaken. Dit wordt ook wel het omslagpunt in de positiviteitsverhouding genoemd.
Om dit te toetsen hebben 62 respondenten twee weken lang dagelijks hun positieve en negatieve
momenten en hun geluksniveau bijgehouden. Daarnaast hebben ze per moment aangegeven of
ze het moment als groot of klein beschouwden. Met behulp van deze data is onderzocht welk
soort momenten de belangrijkste bijdrage levert aan het algemeen geluksniveau.
Het blijkt, net als in de literatuur, dat het merendeel van de respondenten een
positiviteitsverhouding heeft die lager is dan 3 staat tot 1. Hoewel een hoge
positiviteitsverhouding een hoge geluksscore lijkt te garanderen, lijkt deze in dit onderzoek niet
noodzakelijk voor geluk. Ook mensen met een lagere positiviteitsverhouding kunnen namelijk een
hoog geluksniveau hebben.
Er zijn geen noemenswaardige inhoudelijke verschillen te ontdekken tussen kleine en grote
positieve momenten en er worden ongeveer twee keer zoveel kleine als grote momenten
genoemd. Toch vertonen enkel de grote positieve momenten een significante samenhang met het
algemeen geluksniveau. Dit betekent dat de beoordeling van de grootte van de momenten vooral
voortkomt uit de impact van het moment. De gedachten en gedragingen van mensen en de
context waarin iets zich afspeelt, zullen er voor zorgen dat een moment een grote of kleine
impact heeft. Hierbij zullen aandacht, optimisme, waardering, dankbaarheid en afwisseling/timing
een belangrijke rol spelen.
De vraag of kleine positieve momenten bijdragen aan het algemeen geluksniveau kan niet goed
beantwoord worden aangezien het begrip ‘klein’ moeilijk te definiëren is. Het zijn vooral de
momenten met impact die bijdragen aan het geluksniveau en deze momenten kunnen ook klein
zijn. Daarnaast geeft de literatuur aan dat positieve emoties bijdragen aan een bredere
gedachtegang en een opbouw van mogelijkheden die in de toekomst in te zetten zijn. Dus
ondanks dat de momenten klein zijn, zouden ze op de lange termijn een groot effect kunnen
hebben. Verder onderzoek is noodzakelijk.
Om positieve psychologie te omschrijven wordt vaak een metafoor gebruikt. Deze metafoor, die
voor het eerst werd gebruikt door Seligman en Csikszentmihalyi (2001), zet het menselijk
functioneren uit op een schaal die van min tien via nul naar plus tien loopt. Min tien staat hierbij
voor meervoudige, zeer ernstige problematiek en plus tien staat voor een gelukkig mens. De
klinische psychologie probeert mensen van bijvoorbeeld min vier naar nul te krijgen. De nul staat
hierbij voor de situatie waarbij iemand zichzelf en anderen geen kwaad doet en zelf niet lijdt. De
,positieve psychologie wil onderzoeken of er ook iets te zeggen valt over het gebied van nul tot
plus tien. Is het mogelijk om een vier van een acht te onderscheiden en is het mogelijk om iemand
van een twee naar een zes te krijgen?
Uitgeverij X wil zich in sterke mate gaan richten op het uitgeven van boeken die met dit
onderwerp te maken hebben. De directeur van uitgeverij X (dhr. van Steenbergen) ontdekte op
Facebook, via de groep ‘positieve psychologie in Nederland’, het idee voor een boekje over kleine
positieve momenten. Dit zijn activiteiten, gedachten of ervaringen die door de persoon zelf als
klein worden ervaren en een positief gevoel opleveren. Ze kunnen zich spontaan voordoen of
bewust gecreëerd worden.
Het idee voor dit boekje is ontstaan vanuit de gedachte dat er in de westerse wereld een enorme
prestatiedrang heerst. Van jongs af aan leren kinderen dat er hard gewerkt moet worden om iets
te bereiken in het leven. Hierdoor zijn veel mensen tegenwoordig vooral bezig met het toewerken
naar grote doelen zoals een hoger salaris, een goede carrière, meer materiële zaken of een
slanker lichaam. In sommige gevallen zal dit zich uitbetalen, maar het kan ook ten koste gaan van
andere zaken.
Uit onderzoek van Wilson en Gilbert (2005) blijkt dat bovengenoemd soort doelen wordt
nagestreefd op basis van verwachtingen over de duur en de intensiteit van het geluk dat ervaren
wordt als het eindresultaat bereikt is. Deze verwachting blijkt overschat te worden. De focus op
dit doel en de bijbehorende overschatting, zorgen er voor dat de gedachten en gevoelens die
andere ervaringen, op weg naar dat doel, kunnen opleveren, onderschat worden. Daarnaast zijn
mensen niet in staat om zich te realiseren dat er al snel een onbewust intern proces in gang wordt
gezet, waardoor de behaalde doelen verklaard worden en het effect van het gevoel van geluk
afneemt (Wilson & Gilbert, 2005).
Zoals hierboven aangegeven, worden, gedurende het streven naar grote doelen, de gedachten en
gevoelens die andere ervaringen kunnen opleveren, onderschat. Hierdoor is er waarschijnlijk
minder aandacht voor de dagelijkse momentjes die een goed gevoel kunnen geven en wordt er
minder tijd geïnvesteerd om deze kleine momentjes zelf te creëren.
De uitgever vindt het een interessant concept en wil het boekje gaan uitgeven als aangetoond kan
worden dat kleine positieve momenten daadwerkelijk een bijdrage leveren aan het algemeen
geluksniveau.
De term ‘kleine positieve momenten’ is geen wetenschappelijke term en hier is dan ook nog geen
onderzoek naar gedaan. Ze zijn een onderdeel van het totale aantal positieve emoties en hiervan
is inmiddels door Fredrickson (2009) de functie aangetoond. Positieve emoties verbreden
iemands ideeën om te handelen in bepaalde situaties en zo worden reserves opgebouwd die
ingezet kunnen worden bij toekomstige kansen en dreigingen. Dit wordt de broaden-and-build-
theorie van positieve emoties genoemd (Fredrickson & Losada, 2005). In het theoretisch kader zal
de broadenand-build-theorie verder wordt toegelicht.
Uit deze theorie is de positiviteitsverhouding voortgekomen (Fredrickson, 2009). Deze
positiviteitsverhouding is te berekenen door het aantal ervaren positieve emoties te delen door
het aantal ervaren negatieve emoties. Fredrickson (2009) heeft aangetoond dat ruim 80% van de
mensen onder een verhouding van 3 staat tot 1 zit, terwijl berekend is dat mensen pas boven die
verhouding beginnen te ‘bloeien’. Er blijkt dus een samenhang te zijn tussen de
positiviteitsverhouding en ‘bloeien’, maar kan ‘bloeien’ gelijk worden gesteld aan het algemeen
geluksniveau en leveren kleine positieve momenten een belangrijke bijdrage aan dit algemeen
, geluksniveau? En wat zijn eigenlijk de belangrijkste thema’s waarbinnen de positieve momenten
ervaren worden?
Om het belang van kleine positieve momenten te kunnen onderzoeken, wordt in dit onderzoek
niet alleen onderscheid gemaakt tussen positieve en negatieve momenten, maar ook tussen
kleine en grote momenten. De onderzoeksvraag van mijn studie kan als volgt worden
omschreven:
Onderzoeksvraag: In hoeverre leveren kleine positieve momenten een bijdrage aan het algemeen
geluksniveau?
- Deelvraag 1 | Wat is de relatie tussen de positiviteitsverhouding en het algemeen
geluksniveau?
- Deelvraag 2 | Welk soort momenten (klein positief, groot positief, klein negatief, groot
negatief) vertoont de grootste samenhang met het algemeen geluksniveau?
- Deelvraag 3 | Wat zijn de belangrijkste thema’s binnen de kleine en grote positieve
momenten en wat zijn de onderlinge verschillen en overeenkomsten?
- Deelvraag 4 | In hoeverre komen de belangrijkste thema’s overeen met
geluksbevorderende thema’s uit de literatuur?
Op basis van de literatuur wordt bij deelvraag één verwacht dat er een significant positieve
relatie is tussen de positiviteitsverhouding en het algemeen geluksniveau. Een hogere
positiviteitsverhouding zou in dat geval ook een hoger algemeen geluksniveau betekenen. De
verwachting bij deelvraag twee is dat kleine positieve momenten een significante bijdrage
leveren aan het algemeen geluksniveau en dat deze bijdrage groter is dan de bijdrage van grote
positieve, kleine negatieve en grote negatieve momenten.
Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, zullen in het theoretisch kader allereerst de
broaden-and-build-theorie, de positiviteitsverhouding en het algemeen geluksniveau worden
toegelicht. Tevens wordt besproken welke geluksbevorderende thema’s in de literatuur naar
voren komen en op welke manier deze thema’s bijdragen aan het geluksniveau.
In het hoofdstuk methode wordt toegelicht hoe het onderzoek is opgezet. Hierin is te lezen op
welke wijze het geluksniveau gemeten is, hoe de positieve en negatieve momenten gemeten zijn
en hoe de kleine momenten gescheiden zijn van de grote momenten. In het onderdeel procedure
wordt onderscheid gemaakt tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Deelvraag één en twee
zijn beantwoord middels kwantitatief onderzoek. Er is beschreven hoe de gegevens geanalyseerd
zijn om te komen tot beantwoording van de onderzoeksvraag. Deelvraag drie en vier zijn
beantwoord middels kwalitatief onderzoek. Er is beschreven hoe de meest voorkomende thema’s
bepaald zijn en hoe de resultaten van het kwalitatieve deel tot stand zijn gekomen.
In het hoofdstuk resultaten worden per deelvraag de resultaten weergegeven. In het hoofdstuk
discussie komt daar vervolgens per deelvraag een conclusie uit naar voren en deze resulteren in