Taaltoets Nederlands
Spelling van werkwoorden
Persoonsvorm = geeft aan in welke tijd de zin staat en welk getal (enkelvoud of meervoud) het
onderwerp heeft. Verander je de tijd van de zin of het getal van het onderwerp, dan verandert
de persoonsvorm mee.
VB: Ze wil ervaring opdoen. Ze wilde ervaring opdoen.
Enkelvoudige zin = zin met 1 persoonsvorm
Samengestelde zin = zin met 2 of meer persoonsvormen
VB: Er kwamen veel tips binnen toen het gestolen horloge werd getoond in het programma.
‘Je’ achter de persoonsvorm = als je onderwerp is en achter de persoonsvorm staat, dan
wordt er geen -t aan de persoonsvorm toegevoegd.
VB: Word je morgen 26 jaar? Houd je van een feestje?
Als ‘je’ geen onderwerp is, maar een meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp of wederkerend
voornaamwoord of bezittelijk voornaamwoord, dan kan je achter de persoonsvorm alleen
vervangen worden door jou, jouw of jezelf. Er wordt dan een -t aan de persoonsvorm
toegevoegd.
VB: Wordt je dat kwalijk genomen? Levert je dat iets op?
Gebiedende wijs = wordt gevormd door de geschreven stam van het werkwoord.
VB: Blijf zitten. Ga studeren.
Nota bene: is het voorwerp U? Dan een -t erachter!!
’t Ex-kofschip = als de laatste letter van de eigenlijke stam van het werkwoord een van de
medeklinkers van ’t ex-kofschip is, krijgt de verleden tijd -te(n) en het voltooid deelwoord een -
t.
VB: stak- en straff- wordt staakte en strafte.
Onvoltooid deelwoord = het onvoltooid deelwoord (of: tegenwoordig deelwoord) bestaat uit het
hele werkwoord +-d of -de.
VB: Staand op een kistje, de studenten kwamen lachend de collegezaal binnen.
Vervoeging van Engelse leenwerkwoorden = werkwoorden die ontleend zijn aan het Engels,
worden vervoegd volgens de Nederlandse spellingsregels.
VB: ik mix, hij mixt. Ik update, hij updatet.
Scheidbaar en niet-scheidbaar samengestelde werkwoorden
Samengestelde werkwoorden zijn werkwoorden die bestaan uit twee delen: een
werkwoordelijk deel en een niet-werkwoordelijk deel.
VB: doorstaan (door is het niet-werkwoordelijke deel en staan is het werkwoordelijke deel).
Samengestelde werkwoorden kunnen we verdelen in scheidbaar en niet-scheidbaar
samengestelde werkwoorden:
Scheidbaar samengestelde werkwoorden = werkwoorden waarvan het niet-werkwoordelijke
deel los kan staan van het werkwoord.
VB: De ondernemer raakte in het casino zijn spaargeld kwijt.
Niet-scheidbaar samengestelde werkwoorden = werkwoorden waarvan het niet-
werkwoordelijke deel niet los kan staan van het werkwoord. Ze vormt dus 1 geheel.
VB: Ik hoop niet dat de volgende poging weer mislukt. Elke vrijdag stofzuigt zij.
, Spelling algemeen
Samenstelling met tussenletter -n- = samenstelling met 2 bestaande woorden een nieuw
zelfstandig naamwoord wordt gevormd.
Hoofdregel: in een samenstelling wordt een tussenklank /e/ met -en- geschreven als het
linkerdeel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat een meervoud heeft op -en,
maar geen meervoud op -s.
Afleiding met tussenletter -n- = een afleiding is een bestaand woord waaraan een
achtervoegsel en/of een voorvoegsel is toegevoegd.
Regel: voor het achtervoegsel -lijk of -loos schrijven we een -e, behalve als het grondwoord
eindigt op een -n. Dus: woordeloos, belangeloos, waardeloos, naast meedogenloos, levenloos
en hersenloos.
Samenstelling en afleiding met -s-
Regel: als je een -s- in een samenstelling of afleiding hoort, dan schrijf je hem ook.
VB: bondscoach, carnavalsoutfit, kapperszaak en bruidsmeisje.
Los, aaneen of met een streepje
Samenstelling = twee bestaande woorden die een nieuw zelfstandig naamwoord vormen.
Hoofdregel: een samenstelling wordt geschreven als 1 woord.
VB: scooterhelm, amateursport, kassabon.
Bij een klinkerbotsing gebruik je een koppelteken.
VB: schade-expert, camera-instelling, time-out.
Als een samenstelling moeilijk leesbaar is, mag een koppelteken geplaatst worden, maar
zonder is ook goed. Dus: college-gebouw of collegegebouw.
We gebruiken een koppelteken in een samenstelling met een bijzondere voor- of nabepaling.
VB: niet-roker, bijna-botsing, leerling-bakker en interim-manager.
Als we een cijfer, losse letter of een initiaalwoord gebruiken als grondwoord dan gebruiken we
een apostrof. Dus: een IT’er, een A4’tje een 6’je.
Hoofdletter of kleine letter
Persoonsnamen: Marco, Rihanna, Peter R. de Vries. Mevrouw Van Leeuwen. Functies
worden klein geschreven: president.
Aardrijkskundige namen, zoals landen, streken, plaatsen, bergen, woestijnen, rivieren,
hemellichamen, gebouwen, straten en pleinen krijgen een hoofdletter.
Officiële namen van feestdagen en evenementen krijgen een hoofdletter: Moederdag.
Samenstellingen met namen van feestdagen schrijven we met een kleine letter:
moederdagcadeau.
Woorden die een terugkerende of historische tijdsperiode aanduiden krijgen kleine letter:
seconde, dinsdag, steentijd, ramadan.
Titels van teksten krijgen een hoofdletter: Bijbel, Harry Potter, Ave Maria, Assepoester. Als het
gaat om een exemplaar van een boek, dan kleine letter: deze korans, drie extra bijbels.