Week 1
Hoofdstuk 1
Straffe Gods: Opvallende gekte werd beschouwd als teken van duivelse bezetenheid. Zulke mensen
moesten boete of eindigden in de gevangenis of op de brandstapel
Krankzinnigheid: met de toenemende geneeskunde werd er gesproken van krankzinnigheid.
Opsluiting in speciale gestichten of asielen.
Geneeskunde: In de negentiende eeuw werden zenuwziekten geordend in een eigen
classificatiesysteem.
Invloed van Freud en andere denkers: De psychiatrische stoornissen weren in toenemnde mate
psychologisch verklaard en behandeld. De ontdekking van enkele belangrijke medicijnen zorgde voor
een belangrijke omwenteling.
Belangrijke medicijnen: medicijnen tegen depressie, angst en psychose.
Antipsychiatrie: een beweging die zich afzette tegen de medische psychiatrie. De mensen waren ziek,
maar juist de samenleving. De stoornissen waren valse etiketten voor mensen die maatschappelijk
niet ‘in de pas lopen’.
Biologische richting: de bepaalde ziekte of aandoening.
Psychotherapeutische richting: de beleving van het ziek zijn
Sociale richting: de rol van ziek zijn; behoefte aan erkenning als zieke of patiënt, anderzijds de
verwachting te zoeken naar genezing.
Wetenschappelijke kennis: de kennis die opgedaan is vanuit ervaring en onderzoek
Organische oorzaak: hersenaandoening, door alcohol of door te veel eten. Koorts is bijvoorbeeld
lichamelijk maar je krijgt er psychische klachten bij zoals waanbeelden.
Medisch model:
A. Diagnose: Beschrijving van karakteristieke eigenschappen, ongeacht de
mogelijke verklaringen van de stoornis.
B. Verklaring: verkenning van factoren die de stoornis hebben veroorzaakt,
uitgelokt, bevorderd of in stand gehouden.
C. Prognose: een op onderzoek gebaseerde voorspelling van het mogelijke
beloop van de stoornis, enerzijds zonder therapeutisch ingrijpen, anderzijds
onder invloed van een behandeling
D. Therapie: ontwerp en uitvoering van een interventie op grond van a,b,c met
het doel de stoornis te doen verdwijnen of minstens verbeteren.
E. Preventie: ontwerp en uitvoering van een actieplan op grond van a,b,c,d om
stoornissen te voorkomen (primaire preventie), zo snel mogelijk te
behandelen ter voorkoming van resttoestanden(secundaire preventie of om
nadelige gevolgen te beperken (tertiaire preventie/revalidatie)
Klinische (intramuraal) zorg: opname voor behandeling of verpleging in een psychiatrische afdeling
van een algemeen ziekenhuis (PAAZ) of in een psychiatrische kliniek.(intramuraal= binnen de buren,
dag en nacht)
Ambulante (extramurale) zorg: voor cliënten of patiënten die in hun eigen woonomgeving blijven.
Dergelijke zorg wordt verleend door vrijgevestigde hulpverleners die een praktijk aan huis voeren.
(ambulant= wandelend, extramuraal= buiten de muren)
Tussenvoorzieningen semimurale zorg: voor mensen wie extramurale zorg onvoldoende is en voor
wie intramurale zorg niet noodzakelijk is. Beschermende woonvormen.
Multifunctionele eenheden: Kleinschalige voorzieningen die kortdurende hulp biedt. En vooral streeft
naar samenwerking met een APZ (algemeen psychiatrisch ziekenhuis)
Hoofdstuk 2
, Categoriale classificatie: classificeren is het naamgeven en ordenen van stoornissen in categorieën.
Syndroom: een groep of samenhangend geheel van symptomen in puur beschrijvende zin: je stelt
alleen vast zonder er een verklaring aan te geven
Symptoom: in de psychiatrie is iets een symptoom als het verondersteld wordt een uiting, signaal of
kenmerk van een psychiatrische stoornis of syndroom te zijn.
Diagnose: nauwkeurige vaststelling omschrijving of onderscheiding van verschillende stoornissen.
DSM IV-TR: een soort handleiding/handboek. Dit systeem beperkt zich niet tot de precieze
beschrijving en ordening van psychiatrische syndromen, maar het beoogt verschillende aspecten van
de diagnose aan de orde te stellen.
ICD 10: International Classification of Diseases
De assen van de DSM:
I. Klinisch syndromen (depressie alles behalve peresoonlijkheid)
II. Persoonlijkheidsstoornissen (borderline , verstandelijke beperkingen)
III. Lichamelijke aandoeningen (diabetes, blind moet in verband staan met
een van de bovenstaande)
IV. Psychosociale problemen (scheiding, ontslagen, weduwe moet ini
verband staan met I, II)
V. Globaal functioneren (algemene indruk van functioneren, inschatting)
Differentiële diagnose: de selectie van verschillende mogelijkheden. Kiezen op rangorde en
spaarzaamheid; zoveel mogelijk moet zoeken naar één diagnose
Rangorde: de hiërarchie van psychiatrische stoornissen
Comorbiditeit:
- het samen voorkomen van meerdere stoornissen bij dezelfde patiënt.
- de bijzondere samenhang tussen een stoornis op de eerste as en de tweede as.
Diagnostisch proces: systematische wijze de symptomen checken
Interview: gericht vraaggesprek, diagnostisch interview is het belangrijkste middel om de
belevingswereld van een patiënt te verkennen.
Anamnese: het verzamelen van gegevens over de voorgeschiedenis van patiënten op basis van hun
eigen mededelingen hierover.
Familieanamnese: informatie over de prevalentie van bijzondere problemen en stoornissen bij broers,
zussen, ouders, grootouders.
Psychologische onderzoek: veel gebruik gemaakt van psychologische tests, vragenlijsten en
beoordelingsschalen
Somatisch onderzoek: lichamelijk onderzoek
Uitsluitingsdiagnose:
EEG:
Intelligentietest: test om de intelligentie te testen GIT test, WAIS
Functietest: test om te kijken hoe goed iemand kan presteren
Onderverdeling psychiatrische stoornissen:
BLZ 34
Beroepsgroepen:
De wet BOPZ:
Week 2 H3, H4, H5
lineair-causaal (biologisch), circulair interactiemodel (systeemtheorie), kwetsbaarheid (lichamelijk,
psychisch, sociaal), erfelijkheid, neurotransmitters (vooral dopamine, serotonine, noradrenaline),
psychodynamisch, cliëntgerichte theorie, leertheorie, cognitieve theorie, transculturele
psychiatrie, milieutheorie, socialisatie, seksespecifieke hulpverlening, sociale verklaringen,
afstand & nabijheid, relatie als middel, functionele relatie, probleemverkenning (diagnose),
probleemontleding (hulpverleningsplan), probleemoplossing (behandelingsmethoden),