Clinical neuro
College 3 : neuro imaging
- = een interdisciplinair veld
Anatomical images: brein structuren
- X-rays: CT, angiography
- MRI: differentiëren van weefsel type
- D-MRI: diffusie door witte stof wegen
Meten van activatie: brein functie
- Indirect: blood circulation of oxygen levels
- FMRI, PET (3D), fNIRS (2D)
- Direct : meten van neuron firing
- EEG, MEG, ECoG, etc.
Meten van brein structuren
- X-rays: eerste manier om in een lichaam te kijken zonder het open te doen.
- Radiografie: Rays worden geabsorbeerd in verschillende maten bij verschillend weefsel
types, kleine doses van radiatie, single projection, goede representatie van de botten.
- CT: gemiddelde doses radiatie, cross-sections en betere resolutie door meerdere
projections, zacht weefsel niet zichtbaar op x-rays.
- Angiographie: vast leggen van bloed vaten door het gebruik van contrast agent.
MRI: Magnetic Resonance Imaging (MRI),
- Maakt geen gebruik van radiatie! , gebaseerd op magnetische velden. Je kan wel
radioactieve vloeistof gebruiken als je meer definitie wilt geven aan een bepaald deel van de
hersenen, maar is niet perse nodig.
- beeld ook zacht weefsel af. Grote schaal aan contrast. mechanismes: weefsel
karakteristieken, water diffusie, zuurstof verzadiging.
- Het herkennen van verschillende weefsel structuren (GM, WM, CSF) zorgt voor
- Ruimtelijke oriëntatie: waar ben ik?
- Detecteren van abnormaliteiten: wat is er mis
- Verdraaien naar standaard brein ruimte: vind MNI coördinaten, gebruik voor gemiddelden
breinen/vergelijken.
MRI: core mechanisme
- Nucleair magnetische resonantie: meten van het draaien van waterstof atomen/protonen in
weefsel.
- Protonen dichtheid verschilt per weefsel type (hoeveel protonen in weefsel zitten)
- Protonen gedragen zich anders in verschillende weefstel types: type T1 & T2
- Verschillende lengte van tijden waarin na, het manipuleren van proton met een magnetische
pulse, ze terug vallen in ontspannen staat
, Verval constanten
T1 recovery: hoelang het duurt totdat protonen, na gestimuleerd te zijn met een
magnetische pulse = relaxed positie (pijlen staan allemaal dezelfde kant op) (B0), terug keren
in hun oude positie (pijlen omhoog)
= Signaal die wordt afgegeven terwijl de protonen terug keren naar hu oude positie
T2 decay: signaal die protonen afgeven als ze samenhang met elkaar verliezen
Ingrediënten
1. Magneet
2. Gradient coil
3. Radiofrequency coil (laat protonen bewegen, ontvangt signalen van protonen)
Gradient coil: localizeren van het signaal
- Gradient velden: gekalibreerde verdraaiingen van de B0 (B-zero) veld, die gevarieerde
meetrilling frequentie van de protonen veroorzaken, gebaseerd op hun positie.
- Gradient coil helpt positie bepalen waar het signaal vandaan komt.
MRI: imaging steps
1. Hebben een sterke, constante magnetisch veld – waterstof atomen gaan in 1 lijn staan door hun
polarisatie
2. Rondraaien van de protonen wordt exited door gebruik van een radio frequency (RF) transmitter.
Bij gebruik van de juiste frequentie kan voorrang worden gecreëerd met oriëntatie en frequentie. Je
kunt de pulses op bepaalde manieren vormgeven, wat invloed heeft op hoe de protonen zich
gedragen.
3. Gradient coil codeer voor ruimtelijk informatie in drie dementies, waarbij het magnetische veld in
ruimte wordt veranderd en daarmee het signaal kan worden geïdentificeerd.
4. De RF (die ook de pulses gaf) ontvangt het signaal wat komt uit het verval van een precession (T1,
T2) door het aanpassen van TR & TE.
TR= tijd tot herhalen, cirkel van RF pulses (hoelang de gehele scan duurt)
TE= Time tot echo, refocusing spin magnetization
- PUNT: Je hoeft niet te begrijpen hoe je MRI pulse opeenvolgingen moet ontwerpen. Maar
wel: onthouden dat er verschillende aspecten zijn die kunnen gemanipuleerd worden, die
op hun beurt verschillende soorten contrasten geven.