Hoofdstuk 1 Wat is psychologie?
Hermann von Helmholtz
-mat de snelheid zenuwimpulsen in een kikkerpoot
-snelheid is niet infinitief, maar meetbaar (30 m/s)
Franciscus Donders
-Tilburgse oogarts
-mentale handelingen hebben een verwerkingstijd nodig mat de ‘fysiologische tijd van
mentale processen’
-ki, ke, ka, ko en ku
-mentale chronometrie = techniek waarbij men de psychologische processen in
informatieverwerking probeert te achterhalen door de tijd die mensen nodig hebben om
specifieke taken uit te voeren.
Charles Darwin
-evolutietheorie
-“levende wezens zijn resultaat van een aanpassingsproces aan veranderende
omstandigheden”
-genetische variatie, survival of the fittest, natuurlijke selectie
-vanaf toen menselijk gedrag bestuderen d.m.v. dierlijk gedrag
-mens geëvolueerd uit dieren hiervoor gedachte: mens bestond uit een zeel die niet
verbonden was met de rest van de wereld en niet onderwerpen aan aardse wetmatigheden.
Wilhelm Wundt
-oprichter eerste psychologische laboratorium
-introspectie: persoon kijkt van binnenuit naar zichzelf
-Structuralisme =beweging die op basis van introspectie de structuur van het bewustzijn
probeerde te ontdekken.
-sensaties, beelden en gevoelens
Gestalt psychologie
-Max Wertheimer, Wolfgang Köhler en Kurt Koffka
-“Het geheel is meer dan de som der delen”
-verzetten zich tegen Wundt’s structuralisme en tegen behavorisme
-apparente bewegingen
Alfred Binet
-intelligentietest
-registreren van prestaties op eenvoudige waarnemingsproeven, die onderscheidt maken
tussen kinderen die goed kunnen leren en kinderen die minder makkelijk leren.
Functionalisme
-toegepaste psychologie i.p.v. fundamenteel onderzoek
-belangstelling voor individuele verschillen tussen mensen
-William James
,Behaviorisme
-John Watson
-belangstelling voor gedrag van mensen dan voor bewustzijn
-wetenschap van het gedrag
-“Enkel observeerbaar, meetbaar gedrag kan het onderwerp van psychologisch onderzoek
vormen.”
-Stimulus-Respons psychologie
-B.F. Skinner leerprocessen bij dieren
Sigmund Freud
-psychoanalyse: bewustzijn en het gedrag zijn oppervlakkige fenomenen, ware oorsprong
van persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen in onbewuste krachten.
-begrijpen van het verleden: hermeneutiek
-mens gedreven door basale instincten
Onderzoeksmethoden
-beschrijvend onderzoek
-correlatie onderzoek
-experimenteel onderzoek
Beschrijvend onderzoek
-Naturalistische observatie reactieve gedragingen
-Vragenlijst perceptie proefpersonen, subjectie
-Interview
-Opiniepeiling
-Gestandaardiseerde psychologische test
-Archiefdata
-Gevalsstudie
-Kwalitatief onderzoek
Correlatie onderzoek
-mate waarin 2 of meer variabelen met elkaar samenhangen
-problemen: oorzaak-gevolg niet te onderscheiden
mogelijke 3e onderliggende factor =confound
-zegt niet of er een causaal verband is
-tussen -1 en +1
Experimenteel onderzoek
-een aspect van de situatie wordt gevarieerd, de rest blijft constant
-causaal verband kan ontdekt worden
-hypothese
-onafhankelijke en afhankelijke variabele
-operationaliseren van variabelen
,Biologische factoren
-Centraal zenuwstelsel; brein + alle zenuwen
-Invloed van lichaam op geest (honger, pijn, lichaamsbeweging)
-Erfelijkheid; nature-nurture; rol van erfelijkheid of genetica in ziekten
-Evolutie
Cognitieve psychologie
-menselijk gedrag begrijpen en voorspellen met informatie-verwerkende cognitieve
processen die zich in de hersenen afspelen
-behavioristen ontkenden het bestaan van ‘cognities’
-Tolman; S-R experiment met ratten (doolhof)
Sociale factoren
-Geert Hofstede: 6 dimensies waarop culturen van elkaar verschillen
-power distance, individualisme, feminine/masculinity, uncertainty avoidance, long-term
orientation, restraint/indulgence
-WEIRD people; Western, Educated, Industrialized, Rich and Democratic
-nature-nurture debat
-man-vrouw verschillen
Biopsychosociale model: biologischem psychologische en sociale factoren spelen een rol bij
menselijke activiteit.
Hoofdstuk 3 Gewaarwording
Gewaarwording
-sensatie
-Perifere verwerking van informatie door zintuiglijke receptoren
-vertalen van stimulatie naar elektrochemische signalen die naar de hersenen gaan.
Waarneming
-perceptie
-interpretatie van stimulatie
-organiseren, interpreteren en begrijpen van gewaarwordingen
*geen scherpe grens tussen gewaarwording en waarneming, doordat het zo snel gebeurt
5 zintuigen (zicht, reuk, tast, smaak en gehoor)
-2 chemosensoren (smaak en reuk)
-somato-sensorische zintuigen; alles wat je lichaam ‘voelt’
Ward (10 zintuigen)
Tast (= pijn, temperatuur, textuur), evenwicht, kinesthesie
, Licht
-bestaat uit elektromagnetische stralingen
-beweegt in golven
-afstand tussen 2 golven= golflengte; bepaalt kleur
-zichtbare spectrum: 400-700nm
-lichtintensiteit: sterkte van de lichtbron; hoeveelheid fotonen per tijdseenheid op een
oppervlak; bepaalt helderheid
Het oog
-functie licht gefocust op de retina aan de achterkant van het oog krijgen
1. hoornvlies: 80/90% van breking
2. iris: bepaalt hoeveelheid licht
3. lens: vervormt voor juiste breking:
accomodatie
4. glasachtig lichaam
5. door oogzenuw naar retina; licht
wordt omgezet in elektrisch signaal
6. signaal via oogzenuw naar hersenen
Fovea
-ongeveer 3 vierkante millimeter
-zie je scherpte en kleur mee
-neemt helft van de cortex op
-bevat bijna alle kegeltjes en geen staafjes
2 soorten receptoren:
Kegeltjes en staafjes
Kegeltjes
-hebben heel veel licht nodig om te werken, zijn er voor kleur en detail
-7 miljoen per oog
Staafjes
-bevatten minder detail en geen kleur, kunnen werken met minder licht, zitten veel vlak
rondom fovea en nemen daarna af
-120 miljoen per oog
Blinde vlek
-waar de oogzenuw het oog verlaat
-geen retina, dus je bent blind
-andere oog neemt over
-foutje in evolutie