In dit document staan alle jurisprudentie die je moet weten voor de toets ondernemingsrecht jaar 2 op Inholland. Bij elke uitspraak staat een korte samenvatting en de rechtsregel die je moet weten. Zie mijn account voor de samenvatting van het boek. Succes!
De Bakkerij vof
- HR 7 juni 2013
- Onderwerp: oprichting (vof)
- Art. 22 WvK
Casus: X heeft sinds 2002 een bakkerij. A werkt hier in 2006 en 2007. Volgens A zijn partijen op juni
2006 een mondelinge overeenkomst tot het oprichten van een vof overeengekomen onder
voorwaarde dat A bij aanvang van zijn dienstverband een bedrag zou betalen en vervolgens een jaar ‘
om niet’ arbeid en deskundigheid zou inbrengen in de bakkerij. X zou deze afspraken vervolgens niet
zijn nagekomen. In 2006 is A aangemeld bij de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het
bakkersbedrijf. A heeft over 2006 en 2007 jaaropgaven van zijn loon ontvangen. X heeft in maart
20707 een werkgeversverklaring voor A ondertekend. De arbeidsovereenkomst met A wordt op een
gegeven moment op zijn verzoek schriftelijk en met wederzijds goedvinden beëindigd.
A vordert bij de rechtbank onder meer X (en Y) te bevelen de bakkerij in de vorm van een vof
bestaande uit vier vennoten, zijnde A en B en X en Y, in te schrijven bij de KvK, of X (en Y) te bevelen
de bakkerij in de vorm van een vof bestaande uit twee vennoten, zijnde A en X, in te schrijven bij de
KvK.
De rechtbank wijst de vordering af. De rechtbank oordeelt dat een inschrijving van een vof in het
handelsregister slechts mogelijk is als partijen gezamenlijk een vof hebben opgericht of deze op korte
termijn zullen oprichten. In casu is door partijen geen authentieke of onderhandse akte in de zin van
art. 22 WvK opgesteld, waardoor er geen vof is opgericht, noch hebben A en B een vordering tot
(medewerking aan) oprichting van een vof c.q. opstellen van een oprichtingsakte ingesteld. Een
verplichting tot inschrijving is dan ook niet mogelijk.
Het hof bekrachtigd het vonnis van de rechtbank en de HR verwerpt het cassatieberoep.
Casus: NV Uitgevers Maatschappij C. Misset bezit de absolute meerderheid van de aandelen in de NV
Doetinchemse IJzergieterij. Art. 3 van de statuten van deze vennootschap bepaalt dat de RvC beslist
over tijd en voorwaarden van het uitgeven van de aanvankelijk niet geplaatste aandelen. Op de
algemene vergadering van 23 augustus 1947 verneemt Misset dat zonder haar medeweten 600
ongeplaatste aandelen onderhands zijn uitgegeven. De RvC vond dit noodzakelijk om na de
verliesjaren 1942-1945 het bedrijf weer op gang te brengen. Hierdoor bezit Misset echter niet meer
de absolute meerderheid van de aandelen, maar een andere groep aandeelhouders (waaronder
leden van de RvC).
Misset is van mening dat de aard van de vennootschapsovereenkomst, de billijkheid en de goede
trouw zich verzetten tegen het emitteren van aandelen, zonder Misset, als grootste aandeelhouder,
in de gelegenheid te stellen om deel te nemen aan deze emissie. Misset wil derhalve bij de rechter in
een bodemprocedure een vordering aanhangig maken tot nietigverklaring van de emissie. In de
tussentijd vordert zij in dit kort geding een verbod om enige rechten op de nieuw geplaatste
aandelen uit te oefenen totdat ten principale over de rechtmatigheid van de emissie is beslist.
, De rechtbank wijst de vordering van Misset af. Het hof overweegt dat vergroting van het
vennootschappelijk kapitaal door uitgifte van ongeplaatste aandelen meebrengt, dat de winsten van
de vennootschap over meerdere aandelen moeten worden verdeeld. De belangen van de bestaande
aandeelhouders zijn hierbij direct en in belangrijke mate betrokken. Vervolgens overweegt het hof
dat naar de aard van een vennootschappelijke overeenkomst de doelgerechtigheid van de
aandeelhouders in de winst van de vennootschap hun eerste en voornaamste belang in de
vennootschap is. Dit belang moet volgens het hof worden aangemerkt als grondrecht van iedere
aandeelhouder en derhalve worden geëerbiedigd. Commissarissen dienen bij besluiten met dit
grondrecht rekening te houden en conform dit grondrecht te goeder trouw te handelen. De RvC
heeft hier tegen ingebracht dat hij een beroep doet op het belang van de vennootschap, omdat hij
gegronde reden tot vrees meende te hebben dat Misset, indien zij grootste aandeelhouder bleef,
haar privébelangen voor die van de vennootschap zou laten gaan. Samenwerking zou hierdoor niet
mogelijk zijn geweest. Het hof overweegt hieromtrent dat zelfs indien het belang van de
vennootschap zou mogen prevaleren boven het recht van de aandeelhouders op eerbiediging van
hun recht om te delen in de winst, daarvoor ernstige en dringende reden moet zijn, waarbij ook nog
eens geen andere mogelijkheden voor handen mogen zijn. Het hof acht dit in de casus niet het geval,
vernietigt het vonnis in kort geding van de rechtbank en wijst de vordering van Misset toe.
In cassatie is aangevoerd dat het hof miskend heeft dat de commissarissen bij hun handelen en het
nemen van besluiten slechts rekening dienen te houden met het belang van de vennootschap.
De HR overweegt dat, indien de statuten bepalen dat de RvC over de uitgifte van niet-geplaatste
aandelen beslist, de RvC bevoegd is om de plaatsing van de aandelen te bewerkstelligen op de wijze
die hij in het belang van de vennootschap acht. Vervolgens overweegt de HR dat de wetgever geen
recht van voorkeur voor een aandeelhouder heeft willen voorschrijven, maar aan belanghebbenden
heeft overgelaten of zij voor hun vennootschap al dan niet een dergelijk voorkeursrecht willen
scheppen. De RvC dient zich, bij de uitoefening van de rechten die hem als orgaan zijn toegekend,
te richten naar het belang van de vennootschap. De RvC dient dit vennootschappelijk belang te
overwegen, indien dit naar zijn oordeel in botsing komt met de belangen van welke aandeelhouder
ook. Het enkele feit dat iemand tijdens het bestaan van een vennootschap, waarin de RvC beslist
over de uitgifte van ongeplaatste aandelen, de meerderheid van de stemmen weet te verwerven,
ontneemt de RvC niet van zijn vrijheid om een beslissing te nemen. Het HR vernietigd het arrest van
het hof en bekrachtigt, zij op andere gronden, het vonnis van de rechtbank.
het vennootschappelijk belang bestaat uit verschillende deelbelangen, zoals het belang van de
aandeelhouders, van de werknemers en van de crediteuren. De RvC dient een overweging te maken
van alle deelbelangen om tot de vaststelling van het vennootschappelijk belang te komen.
Casus: Playland BV exploiteert een aantal speelautomaathallen in Nederland. Tot 18 juli 1990 is
Joosten statutair bestuurder van Playland BV. De aandelen van de BV zijn in handen van Joosten en
Snow Investment Ltd. In oktober 1989 heeft Joosten aan advocaat S opdracht gegeven voor rekening
van de vennootschap juridische werkzaamheden te verrichten met het oog op een voorgenomen
overdracht van de aandelen door beide aandeelhouders.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper catoverver. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.