Samenvatting De Sportwereld voor het HBO 2020
H1, H2 en H4
1
,H1: Wat is sport?
Sport kan je op twee manieren definiëren: essentialistisch en instrumenteel
Essentialistisch: kijken naar de essentie van sport.
Sport wordt gezien als eigen wereld,
Met eigen kenmerken,
Die onafhankelijk functioneren van de sociale en culturele verbanden waarin sport
zich beweegt.
Instrumenteel: sport is een middel om andere, buiten de sport gelegen doelen te realiseren
Sport is verbonden met de samenleving en met individuen.
Beide maken gebruik van sport om bepaalde doelstellingen te realiseren.
Zo zet de samenleving de sport om in geld verdienen. Jongeren opvoeden.
Deze twee aspecten van sport (het wezen en het gebruik ervan) worden ook wel het dubbelkarakter
van sport genoemd.
Wat is sport?
‘’ Sport is een vaardigheidsspel gericht op het bereiken van een bepaald doel waarbij fysieke kwalitei-
ten van mensen worden getest in wedstrijdvorm, gespeeld wordt volgens regels, binnen institutio-
nele kaders.’’
1. Sport is een vaardigheidsspel (vooral bewegingsvaardigheden)
Technisch: een pijltje gooien naar een bepaald punt, een paard zo leiden dat het er-
gens overheen kan springen zonder de lat te laten vallen.
Tactisch: op buitenspel spelen bij voetbal, een schijnaanval uitvoeren bij volleybal.
Mentaal: doorzettingsvermogen, wilskracht, discipline.
Moreel: sportiviteit, fair play en respect.
Let op: omdat je sport ziet als vaardigheid, vallen kansspelen niet onder sport. (Kansspel is casino
spel)
2. De sporter probeert een bepaald doel te bereiken (intern doel)
Deze doelgerichtheid van sport noemen we het intrinsieke doel. Het heeft met de
sport zélf te maken en niet met het motief waarom mensen een sport beoefenen (als
je kijkt naar het waarom, dan kijk je naar het extrinsieke (externe) doel).
3. Sport heeft een fysiek karakter
Lichamelijke aspect is dominant,
Het gaat vooral om beweging,
Typisch voor sport is dat het gaat om verplaatsend bewegen, denk aan hardlopen of
zwemmen.
Je kunt ook een voorwerp verplaatsen, denk aan een bal, kogel, speer.
Als je op deze manier kijkt naar sport, hoort schaken en dammen niet tot de harde
kern van de sport, omdat het daarbij niet gaat om beweging.
2
, 4. Bij sport is sprake van testen in wedstrijdvorm
Een wezenlijk kenmerk is competitie.
In de sport worden prestaties van sporters met elkaar vergeleken en dat levert win-
naars en verliezers op.
Bij competitie wordt vaak verwezen naar het begrip spel. Dit kent in Engeland twee
betekenissen, Play en Game.
Play = het gaat om een bepaalde houding, namelijk een speelse houding.
Spelend kind, dus vrijheid, geen verplichtingen, spontaan, creatief, belange-
loos. Spelen zelf is het doel, geen extrinsiek doel zoals geld verdienen. Er zijn
geen vaste regels en de te gebruiken middelen staan niet vast.
Game = wel sprake van intrinsieke en extrinsieke doelen. Kent wel regels en
de te gebruiken middelen staan wel vast.
Conclusie: sport kan gezien worden als spel, maar dan vooral in de betekenis van Game: een
gereguleerd spel, met vaststaande middelen, met een intern doel dat gekenmerkt wordt
door competitie en het oplossen van bewegingsproblemen.
5. Sport heeft regels
De constituerende regels van sport zijn:
Regels over wie de wedstrijd wint.
Regels over bewegingstechnieken die gehanteerd mogen/moeten worden.
Regels over middelen die gebruikt mogen/moeten worden.
Regels over de ruimte en de tijd waarbinnen de sport beoefend mag/moet
worden.
6. Bij sport is altijd sprake van institutionalisering
Dit houdt in: een bepaalde verspreiding van sport en bepaalde organisatievormen,
zoals verenigingen, clubs en bonden.
Alle activiteiten die betrekking hebben op de sport worden georganiseerd, nu en in
de toekomst.
De officiële definitie van een (sport)organisatie is: een – vaak min of meer hiërar-
chisch- gestructureerd samenlevingsverband dat bewust tot stand is gebracht om
een bepaald doel of bepaalde doelen te bereiken.
In elke sportorganisatie kun je drie structuren te onderscheiden
Een machts- en gezagsstructuur: elk deel en elke functionaris staat in een be-
paalde verhouding tot het centrale gezag. Dus bijvoorbeeld het bestuur van
je voetbalclub is het centrale gezag en je voetbalcoach is een functionaris.
Een taakstructuur: in een organisatie is er een bepaalde taakverdeling
Een middelenstructuur: elke organisatie beschikt over middelen om haar
doelen te realiseren. Dus bijvoorbeeld geld, voetbalvelden, stadion.
De sportfamilie
De harde ken van sport wordt gevormd door physical games: fysieke spelvormen met een wedstrijd-
karakter. Als je sport op deze manier omschrijft, vallen bepaalde activiteiten buiten deze definitie,
zoals fitness, bergbeklimmen. In een brede definitie van sport moet je de harde kern van sport dus
aanvullen met twee andersoortige activiteiten:
3