Probleem 1
Leerdoelen
1. Wat zijn de vier perspectieven?
2. Welke raakvlakken zijn er?
3. Welke verschillen zijn er?
Leerdoel 1 – Wat zijn de vier perspectieven?
We onderscheiden de volgende sociologische benaderingen:
1. Structureel functionalisme
2. Conflictbenadering
3. Symbolisch-interactionisme
4. Rationele keuzebenadering
1. Structureel functionalisme (macroniveau)
Alle aparte onderdelen vormen de samenleving als geheel.
Functionalisme richt zich op de sociale structuur en relatief stabiele sociale gedragspatronen.
Het doel is stabiliteit en solidariteit in de samenleving.
Dit is een theorie op macroniveau, omdat de samenleving de individuen maakt. Hoe deze wordt
gevormd, hangt af van het cultureel, politiek en economisch systeem.
Er is een strijd om bepaalde middelen en goederen.
De dominante/machtige groep onderdrukt de zwakkere groep.
Maatschap verhoudingen zijn het resultaat van de strijd tussen sociale groepen.
Sociale conflicten zijn onvermijdelijk door de aanwezige ongelijkheid/onrechtvaardigheid.
Groepen hebben een eigen belang.
Binnen de misdaad wordt deze theorie als noodzakelijk gezien. Het zorgt voor binding tussen mensen
en voor overeenstemming en herbevestiging van normen en waarden.
Dat religie van belang is voor de sociale cohesie werkt volgens Durkheim voor kleine samenlevingen.
Durkheim is de grondlegger.
De kritiek op het functionalisme duidt op:
- Gebrek aan aandacht aan conflicten binnen de maatschappij. Er is een blinde vlek voor conflict, macht
en ongelijkheid.
- De samenleving is niet stabiel, dus kan ook niet als dusdanig geportretteerd worden. Er is ook een
eenzijdige nadruk op stabiliteit.
- Er ligt een te grote nadruk op structuren, terwijl sociale patronen verschillen per tijd en plaats.
- Teleologisch; waargenomen gevolgen worden opgevat als oorzaken.
- Er is geen ruimte voor vrij denken, omdat rollen worden aangewezen voor sociale verschijnselen.
- Te abstract om te onderzoeken, moeilijk meetbaar.
Uitwerking
De samenleving wordt gezien als een complex sociaal systeem waarvan alle afzonderlijke delen samenwerken en
om stabiliteit en solidariteit in de samenleving te produceren. Consensus m.b.t. waarden en normen leidt tot die
stabiliteit en solidariteit. Soms valt alles uit elkaar, waardoor het niet meer mogelijk is om te functioneren. Er is
een top-downbenadering, waarbij het individu rollen opgedragen krijgt van de samenleving waar hij zich aan
dient te houden. Er wordt nagegaan welke functie sociale verschijnselen uitoefenen; dus welke bijdragen deze
leveren voor het grotere sociale geheel waarvan ze deel uitmaken. Dit is een systeemtheorie; de samenleving
wordt gezien als een zelfregulerend sociaal systeem, waarvan de delen elkaar allemaal beïnvloeden en met elkaar
een geheel vormen. Gedeelde normen en waarden zijn belangrijk om de samenleving te laten werken. Cultuur is
ondergeschikt aan de structuur. Het draait vooral om de sociale structuur, dus de relatie tussen grote organisaties.
Functionalisme ziet de samenleving als een complex systeem waarvan de onderdelen samenwerken en
verbonden zijn. Het doel is stabiliteit en solidariteit. Onze levens worden geleid door sociale structuren, ook
wel relatief stabiele patronen van sociaal gedrag.
Daarnaast zien we sociale structuren in het licht van sociale functies of consequenties/gevolgen voor het
werken van de samenleving. Alle sociale structuren, van familie tot het schudden van een hand, draagt bij aan de
werking van de samenleving.
Merton duidt aan dat de gevolgen van sociale patronen kunnen verschillen per lid van een samenleving.
Ook merkt hij op dat mensen bijna nooit alle functies waarnemen van een sociale structuur. Hij maakt
onderscheid tussen functies; dat zijn consequenties van een actie of gedrag:
, a. Manifest functies; de erkende en bedoelde gevolgen van iedere sociale structuur;
b. Latent functies; gevolgen die grotendeels niet erkend en niet bedoeld zijn;
c. Sociale disfuncties; de ongewenste gevolgen van iedere sociale structuur voor de werking van de
samenleving. Ondermijnen stabiliteit.
Morele overeenstemming is van belang voor de instandhouding van solidariteit en stabiliteit. Partijen zijn
onderling afhankelijk van elkaar.
2. Conflictbenadering (macroniveau)
De samenleving wordt opgevat als een arena van ongelijkheid die conflicten en veranderingen
veroorzaakt.
Het doel is de bestaande ongelijkheid te verminderen.
In het kader van criminaliteit, wordt deze gezien als het gevolg van maatschappelijke ongelijkheid.
Dit is een theorie op macroniveau, omdat het zich richt op de samenleving als geheel.
Vanuit Marx
De kritiek op de conflictbenadering:
- Eenzijdige nadruk op verandering.
- Blinde vlek voor stabiliteit.
- Verliezen van individueel perspectief.
- Weinig focus op samenhang en coöperatie met nadruk op conflict.
Uitwerking
De conflictbenadering ziet de samenleving als het resultaat van de concurrentiestrijd tussen groepen met
tegengestelde belangen. De samenleving wordt gezien als een arena van verschillen en ongelijkheden die leiden
tot conflicten en verandering. Het functionalistische perspectief komt naar voren door de nadruk te leggen op
verdeeldheid op basis van verschillende interesses en potentiele ongelijkheid. Sociologen bekijken hoe factoren
zoals ras, sociale klasse, etniciteit, geslacht en handicap gelinkt zijn met een ongelijke verdeling van geld, macht,
onderwijs en sociale prestige. De sociale structuur bevoordeelt de ene groep, terwijl de andere groep wordt
achtergesteld. De dominante groep probeert hun privileges te beschermen, terwijl de achtergestelde groep
probeert meer middelen te verkrijgen.
Kenmerkend aan de functionele theorie en conflicttheorie is dat zij de samenleving beschrijven in brede
termen. De samenleving wordt een ding op zichzelf.
3. Symbolisch-interactionisme (microniveau)
De samenleving wordt opgevat als het resultaat van interactie tussen individuen.
Betekenissen zijn sociale producten die blijven veranderen.
Sociale ongelijkheid wordt door veel sociale factoren bepaald.
Dit is een theorie op microniveau, omdat het zich richt op de interpretatie die mensen aan sociale acties
geven.
Max Weber is de grondlegger.
Interactie geeft betekenis aan handelingen. Iedereen interpreteert het anders.
Voornamelijk interpersoonlijke interactie.
Interpretatie van de werkelijkheid is (soms) belangrijker dan de werkelijkheid.
Focus ligt op sociale structuren die de maatschappij in het geheel representeren.
George Herbert Mead en Goffman.
Verbaal en non-verbaal.
De kritiek wijst op:
- Eenzijdige nadruk op specifieke situaties.
- Bemoeilijking van theorievorming.
- Blinde vlek voor sociale ongelijkheid en machtsverschillen
- Blinde blek voor grotere economische, culturele en sociale contexten.
Uitwerking
De samenleving wordt gezien als een geheel van interacties waarin mensen betekenis geven aan hun eigen en
andermans gedrag. Interactie geeft betekenis aan handelingen. Iedereen interpreteert het namelijk anders. Gedrag
speelt hier geen rol. De rol van symbolen is belangrijk, maar deze kunnen ook anders opgevat worden.
,Symbolisch interactionisme begint bij de manier waarop mensen zichzelf tegenover elkaar opstellen en op basis
waarvan zij dat doen. Hiermee vindt er een oriëntatie plaats op microniveau waarbij de focus ligt op de betekenis
van sociale interactie in specifieke situatie. Dit perspectief richt zich op hoe actoren sociale betekenissen
verzamelen. Deze theorie leidt tot observatie van hoe mensen interactie voeren met elkaar. Het symbolisch
interactionisme ziet de samenleving als het product van alledaagse interacties van mensen die samen dingen
doen. Door het menselijk proces van het vinden van betekenis in de dingen om ons heen, worden onze
identiteiten en gevoelens gedefinieerd en kunnen we de wereld om ons heel sociaal construeren. De samenleving
wordt gezien als een mozaïek van subjectieve betekenissen en verschillende reacties. De rol van symbolen
bepaalt hoe je jezelf ziet in bepaalde situaties. Mead’s definitie: product van alledaagse interactie
van mensen die dingen doen. Goffman is van belang m.b.t. de dramaturgische analyse.
4. Rationele keuzebenadering (microniveau)
Al het handelen is terug te voeren op een kosten-batenanalyse.
Kosten-batenanalyse wordt door individuen toegepast voor eigen belang.
Prikkels: economisch, sociaal en moreel.
Keuze o.b.v. voor- en nadelen.
Keuzes zijn niet altijd goed voor het collectief; individualistisch.
De kritiek luidt als volgt:
- Theorie is niet altijd toepasbaar.
- Het is niet mogelijk om alle opties te kennen: beperkte rationaliteit.
- Blinde vlek voor motieven van individuen.
- Blinde vlek voor emotioneel, routinematig en traditioneel handelen.
- Te individualistisch, te weinig oog voor sociale en culturele contexten.
- Keuzen liggen onder druk door omgeving (commitment).
- Vanwege emotie kunnen keuzes beïnvloed worden.
Uitwerking
De rationele keuzebenadering gaat ervan uit dat de samenleving voortkomt uit het streven van rationeel
handelende individuen om door middel van uitruil baten te optimaliseren en kosten te verminderen. Deze theorie
gaat uit van een reductionistische verklaringswijze, waarbij het streven is om vanuit een beperkt aantal
basisaannames over het handelen van individuen de universele wetmatigheden van het sociale leven bloot te
leggen. Uitgangspunt is het gedrag van het individu. Gedrag wordt verklaard uit het streven van individuen het
verschil tussen materiële en immateriële baten en kosten voor henzelf zo groot mogelijk te maken. We
onderscheiden economische, sociale en morele prikkels. Economische prikkels zijn boetes en beloningen. Een
sociale prikken is een toe- of afname van status. Onder morele prikkels vallen ideeën over goed en kwaad. Een
keuze kan ook onder twee prikkels vallen.
, Leerdoelen 2 &
3 – Wat zijn de
verschillen en
raakvlakken?
Verschillen
Onderwerp Conflicttheorie Symbolisch Functionalisme Rationele keuzebenadering
interactionisme
Kern Verdeeldheid Interpretaties van Morele Voor- en nadelen
symbolen overeenstemming
Niveau Macro Micro Macro Micro
Grondlegger Marx Weber/Mead Durkheim Smith
Prikkels Vanuit beperkte Interactie en Stabiliteit en Economie, sociaal en
middelen interpretatie solidariteit moreel
Macro Micro
Humans viewed as cooperative Structurele functionele theorie Symbolische interactie theorie
(samenwerking)
Humans viewed as competitive Conflicttheorie Rationele keuzebenadering
(concurrentie)
Probleem 2
Leerdoelen
1. Hoe kijken de verschillende perspectieven naar criminaliteit?
2. Waarom zitten verschillende groepen langer vast dan anderen? Waarom belanden ze eerder in de
gevangenis?
3. Waarom krijgen verschillende groepen voor dezelfde overtreding een andere straf?
Leerdoel 1 – Hoe kijken de verschillende perspectieven naar criminaliteit?
Samenlevingen bevatten normen die menselijke interactie leiden. Bij schending van deze normen, spreken we
van deviant gedrag/deviantie. Er zijn verschillende categorieën, waaronder criminaliteit er worden dan
normen geschonden die binnen een samenleving onder het strafrecht vallen.
1. Rationele keuzetheorie
Criminaliteit wordt gezien als een rationele keuze, die wordt gemaakt als:
- het hun (meer) voordeel kan opleveren;
- ze er relatief zeker van zijn dat ze niet gestraft worden.
Het voorkomen van criminaliteit geschiedt dan door het strafsysteem te richten op afschrikking. Er wordt een
rationele keuze gemaakt tussen gewin of de kans op straf. Kosten en baten kan een crimineel afwegen. Op het
moment dat de kosten hoog zijn, zal er meer afwijkend gedrag plaatsvinden. Afwijkend gedrag kan worden
voorkomen als de baten van positieve dingen worden verhoogd of als we de straf verhogen. Mensen maken
keuzes en wegen de kosten en baten tegen elkaar af. Er wordt vanuit gegaan dat bestraffen de beste manier is om
criminelen van het verkeerde pad af te krijgen. Positieve sancties belonen gedrag dat wordt goedgekeurd door de
samenleving. Negatieve sancties werken kostenverhogend voor de personen die deviant gedrag vertonen.
Cesare Beccaria, grondlegger van het klassieke perspectief, was voor een systeem gericht op afschrikking en dus
het voorkomen van criminaliteit. Straffen moesten proportioneel zijn en vastgesteld bij wet.
Kritiek duidt op criminaliteit als een vrije keuze. Afschrikking zou dan niet voldoende zijn. Het feit dat mensen
rationeel, vrij en gericht op zichzelf zijn, houdt in dat zij crimineel gedrag zullen vertonen als ze ermee
wegkomen. Daarnaast wordt uitgegaan van een rechtvaardige samenleving, terwijl deze dat niet zijn.
Positivistische perspectief
Positivistische theorieën richten zich op de kenmerken en oorzaken van criminaliteit. Hierbij zijn er drie
kenmerken:
1. Focus op de crimineel als een bepaald type persoon
Een classificatiesysteem werd opgesteld voor verschillende criminelen.
2. Focus op de verschillen tussen criminele en anderen
Er werd gekeken naar het lichaam en de persoonlijkheid.