Colleges Methoden en Technieken 1
COLLEGE 1
METHODEN EN TECHNIEKEN VAN FORENSISCHE ORTHOPEDAGOGIEK
Praktische zaken
- Opbouw: hoorcolleges, in totaal zeven.
- Opdracht: moet je het derde college inleveren, moet beoordeeld zijn met een voldoende.
- Practica: elke week op dag van de werkgroep voor 12 uur ’s nachts inleveren. Antwoorden
hoeven niet juist te zijn, gaat erom dat je ermee oefent en het zelfstandig probeert.
- Tentamen
Tussenopdracht M & T
- Beoordelen van de SDQ op validiteit en betrouwbaarheid: introductie college 2, inleveren voor
college 3, 12 november 2020
➔ Deze opdracht wordt als voldoende of onvoldoende beoordeeld
Ingangseisen tentamen
- De tussenopdracht moet ingeleverd zijn en met een voldoende beoordeeld zijn
- En de practicumopdrachten moeten voor de wekelijkse deadline ingeleverd zijn via Canvas
o De practicumopdrachten zijn maar één jaar geldig, dus rond het vak binnen 1 jaar af.
- Inleveren van opdrachten en actief deelnemen in de werkgroepen zijn voorwaarde om deel te
mogen nemen aan het tentamen.
Tentamen
- Open boek. Maar: bestudeer de aantekeningen van alle colleges goed en de practicum
opdrachten; zorg dat je de literatuur bestudeerd hebt
- Digitale toets on campus
- 16 december 2020 van 13-15 uur
Gang van zaken practica
- Op Canvas vind je de practicum handleiding. Print deze uit en noteer je antwoorden.
- Als je er niet uitkomst: overleggen mag tijdens practicum; bekijk uitlegfilmpje; kom het
tweede uur van de werkgroep naar de Q&A
- Als je je antwoord ingeleverd hebt, verschijnt het juiste antwoord.
- Heb je het fout? Niet erg.
Inleiding: Waarom Methoden en Technieken van Forensische Orthopedagogiek?
- Speciale doelgroep
- Specialistische analyses (eerdere statistiek bleek niet toereikend voor scriptie)
- Qua onderzoek vaak nog onontgonnen gebied
- Vertalen naar praktijk zodat we niet alleen maar onderzoek
doen om zelf dingen te leren, maar zodat onze kennis direct
weer teruggaat naar de praktijk en we een brug slaan tussen
het onderzoek en de praktijk.
Speciale doelgroep
Het zijn vaak gezinnen met een enorm complexe problematiek. Er is
vaak niet één oorzaak te wijzen. Er zijn problemen met financiën,
onderwijs etc. Dat maakt dat oplossingen vaak niet enkelvoudig zijn.
Als je iets te weten wil komen over deze groep, moet je naar al deze
aspecten kijken.
, Colleges Methoden en Technieken 2
Maar een ander belangrijk aspect: mensen worden gedwongen deel te nemen aan hulpverlening. Dat
heeft allerlei effecten voor de verplichting die programma’s hebben om effectief te zijn. Als je mensen
verplicht een bepaald programma te volgen, moet dit ook wel heel goed zijn. Anders doe je meer
kwaad dan goed. Kortom: deze speciale doelgroep met complexe problematiek, die verplicht wordt
tot zorg, vereist iemand die alles kan en altijd nog iets weet te verzinnen om mensen te motiveren.
Dat betekent ook dat onderzoekers met al die factoren rekening moeten houden en permanent
flexibel moeten zijn, kunnen improviseren, snel kunnen nadenken en tot creatieve oplossingen kunnen
komen.
Maar het is ook om een andere reden een speciale doelgroep: de doelgroep is altijd in aandacht van
de pers. Zodra er iets misgaat bij een kind dat betrokken is bij jeugdzorg, staat dit vaak gelijk in de
krant. Er wordt onmiddellijk gekeken naar ons werkveld. Ook als je onderzoek doet in dit werkveld is
het als schaatsen op dun ijs: je moet voortdurend op je hoede zijn van negatieve persaandacht.
Het is ook en speciale doelgroep omdat er sprake is van een speciale afhankelijke variabele: recidive.
Recidive is het opnieuw plegen van een delict.
Speciale aandacht voor effectiviteit
Als je kinderen en gezinnen verplicht behandeling te volgen, moet die behandeling ook effectief zijn.
Ook dit soort dingen komen in de krant. Er wordt vaak gewezen naar prorramma’s die niet effectief
zouden zijn. Als er bij een programma hoog recidive is, wil dat niet per se zeggen dat het programma
niet werkt. Het zegt soms meer over de groep die de behandeling krijgt i.p.v. de behandeling zelf. Je
kan pas concluderen dat het niet werkt door een groep die de behandeling wel krijgt te vergelijken
met een groep die hieraan gelijk is maar de behandeling niet krijgt.
Informatiebronnen
Hoe meet je criminaliteit? Daarvoor moeten we eerst kijken hoe het nu gaat met criminaliteit:
- “Toename forse criminaliteit door jongeren in Den Bosch-West ”, 23-3-2018, Brabants
Dagblad
- “Jeugdbendes zijn volwassen probleem” Telegraaf, 14-1-2014
- “Minder jongeren aangehouden voor misdrijf” 12-5-2014, nu.nl
- Maar ook: “Minder Criminaliteit onder jongeren”, De Telegraaf, 31-5-2011
- “Aantal jonge verdachten fors gedaald” Trouw, 7 maart 2018
- “De huidige generatie criminelen is harder, jonger, meedogenlozer.” Groene, 16-10-2019
- “Overlast van jeugdbendes in Delfzijl: sommigen zijn niet ouder dan elf” NOS, 30-4-2018
- “Jongeren in criminaliteit door tolerant drugsbeleid” 12-2-2018, Parool
Wat zegt de wetenschap?
- Afgelopen jaren daalt jeugdcriminaliteit (WODC, 2018, gebaseerd op monitor
jeugdcriminaliteit 2017). Dit is sinds 2005. Je ziet in de loop der tijd dat delinquentie daalt.
- Maar: recente cijfers van politie suggereren stijging! Gaat met name om overlastgevende
jeugd en cyberdelicten.
Ontwikkeling in cijfers sinds 2007
- Politiecijfers: aantal geregistreerde minderjarige verdachten in 2014 3/7 van 2007
- Halvering minderjarige strafrechtelijke daders
- Daling zelfgerapporteerde daders
- Daling aantal slachtoffers
- Geen toename 12-minners/minderjarige verdachten niet jonger
- Afname jongvolwassen verdachten en daders
- Verhouding jongens/meisjes: 5/1. Jongens plegen veel meer delicten dan meisjes.