Week 1 - Grondprincipes van
wetenschappelijk onderzoek
Wetenschappelijke aanpak
Onderzoek is wetenschappelijk als:
Systematisch empirisme = conclusies moeten worden getrokken over dingen
die we kunnen observeren
Observaties moeten op een systematische manier worden gemaakt dan
kunnen valide conclusies getrokken worden
Publieke verificatie = een andere onderzoeker moet je experiment kunnen
observeren, repliceren en verifiëren
Oplosbare problemen = louter mogelijk om dingen te bestuderen waarvoor
een antwoord kan ontstaan met de kennis en onderzoekstechnieken die we nu
hebben
Wetenschappers doen 2 dingen
Ontdekken en beschrijven van verschijnselen, patronen en relaties
Verklaringen/theorieën opstellen, toetsen en evalueren
Gedragsonderzoek
Doel = voorspellen, beschrijven en verklaren van gedrag
Soorten
Descriptief onderzoek
Doel het nauwkeuring beschrijven van gedrag, gedachten of gevoelens
van een groep of individu
Inventarisatie van feiten geen conclusies
Correlationeel onderzoek samenhang variabelen – relaties tussen
verschijnselen
Doel onderzoeken van een relatie tussen verschillende variabelen
Vinden van correlatie en de aard (lineair en niet-lineair) en de sterkste van
de relatie
Hoe hoger correlatiecoëfficiënt hoe sterker relatie
Positieve correlatie
Negatieve correlatie
Kan niet kijken naar causale relaties
Experimenteel onderzoek = oorzaak-gevolg (causale) relaties aantonen
, Doel onderzoeken van causale relaties
Gecontroleerde omstandigheden waarbij 1 variabele wordt
gemanipuleerd om te zien of de tweede variabele verandert (manipulatie)
Onafhankelijke variabele
Afhankelijke variabele
Willekeurige toewijzing is belangrijk
Experimentele controle belangrijk
Quasi-experimenteel onderzoek
Doel hetzelfde als experimenteel onderzoek, behalve dat de willekeurige
toewijzing van participanten strikt wordt nageleefd
Studies minder representatief
De empirische cyclus
5 fasen
Observatiefase het idee voor een onderzoek doet zich voor
Meestal uit specifieke observatie
Inductiefase een algemene theorie/hypothese wordt bedacht over deze
specifieke observatie (=sprong in het diepe/leap of faith)
Theorie = een reeks duidelijk gedefinieerde uitspraken (proposities) die de
relatie tussen verschillende concepten beschrijft
Inductie = het bereiken van een bepaalde hypothese op basis van een
verzameling van feiten
Empirische generalisaties = indien hypothesen gebaseerd zijn op eerder
gevonden resultaten
Deductiefase een werkhypothese (‘Als…dan…’) wordt gemaakt van de
algemene theorie
Voorspelling die volgt uit de algemene theorie
Een werkhypothese is specifiek en weerlegbaar
Concepten in het onderzoek worden duidelijk uitgelegd
2 soorten definities:
Conceptuele definities = beschrijvingen van een term
Operationele definitie = hoe een concept wordt waargenomen,
gemeten of gemanipuleerd
Toetsingsfase
Verzamelen gegevens
Analyseren van verzamelde data
, Conclusies trekken op basis van analyse naar aanleiding van de
onderzoeksvraag over correctheid van werkhypothesen
Evaluatiefase theorieën worden aangepast/verbeterd, conclusies worden
getrokken, tekortkomingen geanalyseerd
Een theorie kan nooit worden bewezen
Onderzoek wordt gedaan om bewijs te verzamelen om de theorie te
ondersteunen
Methodologisch pluralisme = er worden verschillende methoden om te
testen of de theorie juist is
Een theorie kan niet weerlegd worden
Onderzoek waar geen relaties gevonden zijn (nul bevindingen) worden zelden
gepubliceerd omdat we niet weten of er geen relatie is of dat het een slecht
onderzoek ontwerp is
`File-drawer’ probleem = onderzoekers blijven iets waar al vaak geen
relatie voor is gevonden onderzoeken omdat ze niet weten dat het eerder is
onderzocht omdat het niet gepubliceerd is
Positief bewijs (waar) logisch onmogelijk
Negatief bewijs (niet waar) praktisch onmogelijk
Variantie
Variabele = iets wat kan variëren tussen mensen, situaties of na verloop van tijd
Discrete variabelen = kunnen een beperkt aantal waarden aannemen (bv
geslacht)
Continue variabelen = kunnen elke waarde aannemen (bv gewicht)
Variantie = maat voor variabiliteit (verschillen tussen mensen, situaties en tijd
Evalueert scores ten opzichte van een standaard
2 delen
Systematische variantie = verschillen tussen groepen
Foutenvariantie = verschillen tussen individuen binnen een groep
= totale variantie
Range (maat voor variabiliteit) = verschil tussen kleinste en grootste scores
Totale variantie=systematische variantie+ foutenvariantie
Te verklaren=verklaard+onverklaard
Totaal=between−group +Within−group
SS ¿
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper noapostma. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,48. Je zit daarna nergens aan vast.