Psychologie:
Chronische aandoeningen: psychosociale gevolgen
Wat is een chronische ziekte: een ziekte dat blijvend is en over het
algemeen erger wordt in de loop van de tijd. Het is instabiel, soms gaat
het goed en dan gaat het weer een tijd slechter. Het is zelden een
doodsoorzaak.
Voorbeelden van chronische aandoeningen zijn: reuma, diabetes, COPD,
MS, osteoporose, artrose, hartfalen, astma en A-specifieke rugklachten.
Definitie: onomkeerbare aandoening zonder vooruitzicht op volledig
herstel en met een gemiddeld lange ziekteduur van meer dan zes
maanden.
Prevalentie:
In 2012 lijdt 26% van de Nederlandse bevolking aan chronische
aandoeningen. In 2016 lijdt 58% aan een chronische aandoening. Dit grote
verschil komt door het verschil in vragenlijsten. In 2012 moesten de
mensen een lijst invullen en in 2016 moesten de mensen invullen of ze
lijden aan een ziekte wat niet meer over gaat, hierin kunnen de mensen
het zelf invullen en wat ze daar onder verstaan (breder). Hoe ouder je
wordt hoe meer mensen een chronische aandoening hebben.
33% van de Nederlandse bevolking ondervindt ernstige problemen als
gevolg van een chronische ziekte.
Meest voorkomende chronische ziektes en omstandigheden:
- Reuma: pijn school/werkverzuim, sociaal functioneren, invloed op
gezien
- COPD
- Astma: angst/stress voor aanval, kosten, invloed op gezin
- Epilepsie: sociaal stigma/ reacties anderen, geen recht op rijbewijs,
minder geschikte banen, invloed op gezin.
- Diabetes: medicatietrouw, sociaal functioneren
- Centrale neurologische ziektes (MS, Parkinson, beroertes):
toekomstperspectief werk, sociaal, financieel, seksueel functioneren,
invloed op gezin rolverandering en aanpassingen in het
huis/verhuizen.
- Hartfalen
- Depressie
- Dementie: invloed op gezien/ familie (hulpeloosheid)
Disease and illness:
Disease: wat er kapot is in het lichaam. De aandoening, objectief.
Illness: is de ziekte hoe je hem beleeft dit is voor iedereen anders. De
klachten, subjectief.
1
,Voorbeeld van theorie test:
- Een persoon met een chronische aandoening voelt zich altijd ziek
fout
Er is wel een ziekte in het lichaam, maar dit betekent niet dat je je ziek
hoeft te voelen.
Consequenties van chronische aandoeningen:
Somatisch:
lichamelijk, pijn, vermoeidheid, beperkingen/misvormingen (invaliditeit)
Psychologisch:
- Cognities
- Emoties: ontkenning, angst, depressie
- Gedrag: moeilijkheden om zich aan behandeling te houden
(therapietrouw)
- Zelfbeeld: ander lichaamsbeeld, verminderd zelfvertrouwen,
afhankelijkheid
Sociaal:
acceptatie verminderde sociale activiteit, veranderde relaties met familie,
vrienden en partner, moeilijk vinden baan/ kiezen studie.
Gevolgen chronische aandoening specifiek bij CNA:
Er is diversiteit aan stoornissen (psycho-neurologisch). Niet alleen
neurologisch en/of orthopedisch, maar ook cognitief, emotioneel en
gedragsmatig. Voorbeelden hiervan zijn afasie (moeite met spraak, lopen,
schrijven), apraxie (moeite met het begrijpen, herinneren, uitvoeren van
activiteiten) en agnosie (moeite met het begrijpen van de situatie).
Hoe reageren mensen op chronische ziektes:
Mensen gaan eerst ontkennen (ontkenning, shock) vervolgens worden
mensen boos, gaan ze zich afvragen waarom hun dat overkomt
(boosheid). De derde fase is het onderhandelen. Patiënten denken dan als
je heel goed en gezond leeft de ziekte wel weer over gaat. Als mensen er
achter komen dat ziekte niet over gaat worden mensen somber
(depressie). Op een gegeven moment accepteren mensen het feit dat ze
een aandoening hebben (acceptatie). Dit is het fasemodel.
2
, Als de mensen een diagnose krijgen van een chronische aandoening gaan
ze door een rouwproces.
Je maakt patiënt passief. Het kan worden begrepen als een bepaald format
waar je als patiënt in moet passen. Dat maakt de patiënt ook passief. Je
ziet ook mensen die niet boos of depressief worden. Op basis van die
kritiek is er een ander model gekomen over wat er gebeurt als iemand
zo’n diagnose krijgt. Dit is het taakmodel.
Taakmodel:
Deze is bedacht door Moos en die zegt dat het niet een proces is van fases
waar je passief doorheen gaat. Je staat voor een bepaalde taak. Het leven
heeft je een bepaalde taak gegeven, hierdoor moet je dealen met de
aangepast taak. De patiënt moet zich aanpassen aan veranderingen en
heeft te maken met adaptieve taken (copingproces) De crisistheorie is een
takenmodel.
Coping = de manieren waarop mensen omgaan met stress
Crisistheorie:
De crisistheorie is ontwikkeld om gedrag van mensen die een chronisch
gezondheidsprobleem krijgen te beschrijven en te begrijpen. Je wilt het
beste voor de patiënt dus je moet verder kijken dan naar het lichaam. Hoe
gaat het met de persoon.
Factoren die het proces beïnvloeden: dit is het copingproces
1. Ziekte gerelateerde factoren: die kunnen verschillen per diagnose.
Veranderingen in lichaamsfunctie, conditie omlaag of de
hoeveelheid pijn.
2. Achtergrond- en persoonlijke factoren: hangt af van wat voor
persoon je bent. persoonlijke factoren (demografisch, locus of
control, attributie, coping stijl, emotionele omstandigheden en pijn)
leeftijd, geslacht, sociale status en ziekteprestaties.
3. Fysieke- en sociale omgevingsfactoren:
- Fysiek: ziekhuis/omgeving thuis
- Sociaal: sociale steun (positief/negatief), steungroepen
(informatieve- en emotionele steun).
3