Adolescentiepsychologie
De adolescentieperiode is een belangrijke periode in de ontwikkeling van kind naar volwassene.
Verschillende ingrijpende ontwikkelingen spelen zich af op het lichamelijke, cognitieve, sociale en morele
domein. Het is de ontwikkelingstaak van de adolescent om deze domeinen met elkaar te integreren en om
zo vorm te geven aan de eigen identiteit.
In de cursus gaan we in op de veranderingen die zich tijdens de adolescentieperiode afspelen op deze
lichamelijke, cognitieve, sociale en morele domeinen. Door de ontwikkelingen op deze domeinen te
integreren, polijst de jongere zijn of haar eigen identiteit. Dit is vaak een proces van vallen en opstaan
waarbij gedrag en emoties soms een grens overschrijden. In de cursus worden dan ook treffende
voorbeelden gegeven van waar, hoe en waarom het kan mislopen tijdens de adolescentie, alsook de
beschikbaarheid en kwaliteit van preventie- en behandelprogramma’s.
Algemene leerdoelen
Na het volgen van deze cursus bent u onder andere in staat:
de fysieke en hersenontwikkeling en de relatie met het gedrag van de adolescenten te beschrijven.
de theorieën rondom cognitieve ontwikkeling en sociaal cognitieve vaardigheden die adolescenten
ontwikkelen tijdens deze periode te beschrijven.
emotionele competenties en emotie regulerende strategieën die adolescenten gebruiken om met
hun emoties om te gaan te illustreren.
de identiteitsontwikkeling van de adolescent te beschrijven.
de rol van de ouders, de leeftijdgenoten op de psychosociale ontwikkeling van de adolescent te
beschrijven en te illustreren.
de psychoseksuele ontwikkeling tijdens de adolescentie te beschrijven.
preventieve en behandelingsmogelijkheden bij (dreigende) disfunctionele (ongezonde) lichamelijke,
cognitieve, sociale en morele ontwikkeling tijdens de adolescentieperiode te beschrijven.
de factoren die bijdragen aan een positieve gezondheid, welbevinden en gezondheidsgedrag te
beschrijven.
,Thema 1 Inleiding
De adolescentie is een belangrijke periode in de ontwikkeling van kind naar volwassene. Het lichaam verandert
ingrijpend, het denken wordt complexer, sociale relaties krijgen een andere betekenis en de algemene principes over
wat 'goed of slecht' is, krijgen een persoonlijke invulling. In dit thema gaan we in op de definitie en afbakening van de
adolescentieperiode en maakt u kennis met theorieën omtrent dit thema.
1.1 De adolescentie, een eerste typering
Het woord adolescentie wordt gebruikt voor de periode tussen de kinderjaren en de volwassenheid. Het is een
periode van overgang, waarin zich veel ontwikkelingen voordoen op verschillende terreinen. De begrippen rond deze
transitie worden nogal eens wisselend gebruikt en ook over de (leeftijds)afbakening kan men niet altijd eenduidig zijn.
Deze eerste studietaak maakt u bekend met de definiëring van de adolescentie. Hij gaat in op hoe deze periode
afgebakend wordt en op hoe die gekenmerkt wordt.
Leerdoelen
Nadat u deze studietaak hebt bestudeerd, hebt u kennis van en inzicht in
het begrip 'adolescentie' en de afbakening hiervan
de karakteristieken van deze ontwikkelingsperiode
de kenmerken van de normale en pathologische ontwikkeling, en kunt u deze van elkaar onderscheiden.
Literatuur
Voor het maken van de opdrachten dient u de volgende literatuur te bestuderen:
van Aken, M., & Slot, W. (2015). Inleiding. In W. Slot & M. van Aken (Eds.), Psychologie van de adolescentie
(pp. 15-29). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
1.2 Theorieën rondom de adolescentie
Hoewel de ontwikkelingspsychologie al een geruime tijd bestaat, begint de geschiedenis van de
adolescentiepsychologie pas rond 1900 en is dus nog relatief jong. De ontwikkeling van theorieën rondom dit
onderwerp begon met een aantal klassieke theorieën die voornamelijk gericht waren op het beschrijven van de
ontwikkeling (de vraag naar het ‘wat’). Later (vanaf 1970) werd er dieper ingegaan op specifieke elementen zoals de
invloed van de omgeving of de context op de ontwikkeling van de adolescent (de vraag naar het ‘waarom’). Meer
recentelijk is er veel aandacht voor de toepassing, waarbij onderzocht wordt wat de kwaliteiten zijn van jongeren en
hoe deze geoptimaliseerd kunnen worden (de vraag naar het ‘hoe’).
In deze studietaak wordt ingegaan op theorieën over de adolescentie (de klassieke en de contextuele theorieën) en
op de ‘positive youth development’-beweging, een vorm van toegepaste ontwikkelingspsychologie waarbij
adolescenten geholpen worden om hun ontwikkeling te optimaliseren.
Leerdoelen
Nadat u deze studietaak hebt bestudeerd, hebt u kennis van en inzicht in
de algemene, klassieke en contextuele theorieën over de adolescentie
de toegepaste ontwikkelingspsychologie en de ‘positive youth development’.
Literatuur
Voor het maken van de opdrachten dient u de volgende literatuur te bestuderen:
Goossens, L., & Luycks, K. (2015). Theorieën over de adolescentie. In W. Slot & M. van Aken (Eds.),
Psychologie van de adolescentie (pp. 31-48). Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
,Hoofdstuk 1: Inleiding
Sommige mensen menen dat de adolescentie een kunstmatig begrip is, omdat veel van de mijlpalen die het begin of eind van de adolescentie markeren op afspraken
berusten die men binnen een bepaalde cultuur op een zeker moment in de geschiedenis maakt.
1.1 Adolescentie: een eerste typering
Het woord ‘adolescentie’ wordt gebruikt voor de periode tussen de kinderjaren en de volwassenheid. Dit is een periode van overgang en ontwikkelingen op verschillende
terreinen. Jongeren krijgen te maken met uitdagingen, nieuwe ontdekkingen, verhoogde kwetsbaarheid en spanningen. In de adolescentieperiode voltrekt zich een
biologisch rijpingsproces in zowel hersenen en hormoonhuishouding. Ook ontwikkeling in verstandelijk functioneren en denken over morele kwesties. Ook uiterlijk
veranderd en de relatie met de ouders krijgt een andere kwaliteit. Door de psychoseksuele ontwikkeling krijgt het leven er een nieuwe dimensie bij. De diverse
ontwikkelingen worden geïntegreerd in het beeld dat de jongere van zichzelf heeft en van andere met wie relaties worden aangegaan.
De centrale ontwikkelingstaak in de adolescentie (Erikson) is te typeren als het ontwikkelen van de eigen identiteit. In de adolescentie gaan jongeren zich heroriënteren.
Een belangrijke rol spelen daarbij de reacties van mensen met wie de jongere relaties onderhouden. Ze willen zich erkend en herkend voelen door volwassenen en
jongeren die voor hen belangrijk zijn. In de interactie met anderen komen jongeren tot keuzes en gaan ze verplichtingen aan die grote consequenties hebben voor de
toekomst. De keuzes hebben betrekking op persoonlijke relaties, levensovertuigingen en maatschappelijke positie. Op deze manier ontstaat geleidelijk een ‘besef van
identiteit’; dat de persoon zichzelf beleeft als iemand met een eigen herkenbare levensstijl die consistent is en voor de mensen om hen heen als zodanig herkenbaar is.
Er is geen waterdicht criterium om de periode van de adolescentie te definiëren. Binnen de adolescentie kunnen jongeren verschillen in het moment waarop bepaalde
ontwikkelingstaken voor hen centraal staan of opgelost zijn. Leeftijd is echter vaak wel de enige beschikbare maatstaaf om een maatschappelijke status aan te geven.
De maatschappij lijkt steeds gecompliceerder te worden, waardoor het zelfstandig worden meer tijd vergt. Er is een discripantie tussen enerzijds geacht worden al vroeg
zelfstandig te zijn, maar anderzijds pas laat echt de middelen hiervoor hebben. Sommige theoretici (Moffitt) veronderstellen dat juist deze discripantie tot
probleemgedrag leidt. Ornett meent dat bovengenoemde niet tot spanningen hoeft te leiden, De jonge 20’ers lijken het niet onprettig te vinden dat zij nog geen
volwassen rollen op zich moeten nemen. Het geeft ruimte om nog te experimenteren. Men spreekt dan van ‘emerging-adulthood/ontluikende volwassenheid’. Dit eindigt
per definitie pas als de volwassen rollen zijn opgenomen, meestal rond de 25. Jongeren die onder risicovolle omstandigheden opgroeien kunnen zich geen verlengde
adolescentie veroorloven.
Dat de leeftijdsgrens van 18 niet zonder meer betekent dat iemand volwassen is, wordt steeds beter geaccepteerd. Leeftijdsaanduidingen zijn altijd slechts
benaderingen, De typering van een periode kan daarom al best worden ontleend aan de aard & karakter van de ontwikkeling die in deze periode plaatsvindt. Wat er
gebeurt, zegt meer over de leeftijd;
10-22: adolescentie leeftijd - 10-13: vroege adolescentie
14-18: midden adolescentie - 19-22: late adolescentie
1.2 Puberteit en adolescentie
‘Puberteit’: heeft betrekking op het proces van geslachtsrijp worden, inclusief de hormonale ontwikkeling die de geslachtsrijpings- en ontwikkelprocessen aanstuurt. Als
gevolg van deze processen treedt er verandering op in gedrag en stemming: het puberen. De adolescentie is de fase waarin jongeren de veranderingen gaan integreren
die zich ten gevolgen van rijping en ontwikkeling voordoen. De interactie tussen biologische & gedragsveranderingen is een cyclisch proces, dat tot ver in de
adolescentie en zelfs tot de jongvolwassenheid kan duren.
1.2.1 Begin en einde van de adolescentie, verschillen per cultuur en sekse
Wat in de adolescentie gebeurt, wordt enerzijds beïnvloed door wat er in de kinderjaren heeft plaatsgevonden en anderzijds door het perspectief dat de volwassenheid
biedt. Het begin van de adolescentie wordt vaak afgemeten aan objectief waarneembare biologische verschijnselen. Toch is het eenzijdig om het begin alleen in verband
te brengen met biologische veranderingen. Hormonale ontwikkelingen beginnen al veel vroeger dan lichamelijke veranderingen en het psychische ontwikkelproces loopt
niet altijd synchroon met de lichamelijke rijping. Daarnaast zien we aan het begin van de adolescentie ook al belangrijke veranderingen die sociaal en cultureel bepaald
is. Mede door de verschillen in het klimaat op deze onderwijsniveau, ervaren de meeste jongeren de overstap naar het vervolgonderwijs als ingrijpende ervaring.
Het einde van de adolescentie wordt getypeerd als het bereiken van de volwassenheid met nieuwe taken. Volwassenheid is niet het bereiken van een soort eindstadium.
Ook bij volwassenen is er sprake van een voortdurend ontwikkelingsproces, waarbij het steeds weer gaat om een optimale afstemming. Er zijn diverse vormen en
momenten van volwassenheid denkbaar, al naar gelang de persoonlijke, maatschappelijke of culturele ontwikkeling. Er zijn verschillende afrondingen van de
adolescentie denkbaar. Sociale en culturele aspecten bepalen in grote mate hoe de adolescentie wordt afgebakend. Dit kan veel verschillen per tijdperk en cultuur. Ook
de sekseverschillen zijn hierop van invloed op de wijze waarop de ontwikkeling zich gedurende de adolescentie manifesteert.
1.3 Een moeilijke leeftijd
‘Storm and stress’: de adolescentie is een periode van grote emotionele beroering en opstandigheid (Hall). Dit had veel populariteit, maar wordt nu steeds meer
bestreden. Het lijkt namelijk meer een opstandige periode dan het in werkelijkheid is. De massamedia, literatuur en film heeft de neiging jongeren als opstandig en
onberekenbaar af te schilderen. Het gebeurt ook dat men aan extreem gedrag van bepaalde kleine groepen jongeren ten onrechte bepaalde generaliserende conclusies
verbindt ten aanzien van alle adolescenten. In werkelijkheid lijkt het toch meer zo te zijn, dat het een periode is die voor bijna iedereen wel wat stress oplevert, maar ook
waar bijna iedereen uiteindelijk goed doorheen komt.
1.3.1 Altijd problematisch?
In hoeverre zijn emotionele onrust en moeilijk gedrag in de adolescentie nu een algemeen voorkomend verschijnsel? Voor het beantwoorden moet aan de orde komen:
1. Het is belangrijk onderscheid te maken tussen eenmalige stemmingen of gedragingen en meer langdurige patronen. De adolescentie is een periode van
experimenteren en uitproberen, wat meestal onschadelijk is. Ook is het een periode van snelle stemmingswisselingen, dat niet noodzakelijk gekoppeld zijn
aan langdurige en ingrijpende emotionele problematiek. Empirisch onderzoek geeft ondersteuning aan de veronderstelling dat de meeste jongeren een
periode doormaken met ernstige problemen. Het idee van ‘emerging adulthood’ heeft geleid tot ‘quarterlife-crisis’: waarin jongeren van die leeftijd
moeilijkheden ervaren bij het vinden van een plaats in de volwassen wereld. Het meeste onderzoek spreekt het bestaan van zo een crisis tegen: met de
meeste jongeren gaat het prima tijdens deze periode.
2. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen spanningen en de daarmee gepaard gaande onevenwichtigheden die jongeren in het algemeen ervaren
wanneer zij voor nieuwe taken wordt gesteld en spanningen die we moeten beschouwen als signalen dat de ontwikkeling gestoord lijkt te raken.
3. Er moet aandacht worden besteed aan het onderscheid tussen problemen die echt uit de adolescentie voorkomen en problemen die hun wortels hebben in
de periode vóór de adolescentie. In veel onderzoeken word een onderscheid gemaakt tussen jongeren die al gedurende hun hele leven antisociaal gedrag
vertonen: ‘life-course-persistent-antisocials’ en jongeren bij wie antisociaal gedrag beperkt blijft tot de adolescentie en bij wie voorden geen problemen
waren: ‘adolescence-limited-antisocials’. Hierbij verdwijnt het antisociale gedrag. Veel van de problemen tijdens de adolescentie gaan weer over, zonder
directe consequenties voor het verdere functioneren.
Voor het beoordelen van de mate van problemen tijdens de adolescentie is dus heel belangrijk een ontwikkelingspsychologische kijk te hebben. De voorgeschiedenis
van een kind zegt veel over de problemen tijdens de adolescentie. Ingrijpende, emotionele onrust of ernstig probleemgedrag is bijna nooit een directe/logisch gevolg van
de veranderingen tijdens de adolescentie. Als er wel problemen zijn tijdens deze periode, dit ook als een serieus signaal opvatten.
1.4 Een ontwikkelingspsychologisch uitgangspunt
Het ontwikkelingspsychologisch onderzoek is primair gericht op het opsporen van veranderingen die zich binnen de persoon in verloop van de tijd voltrekken: ‘intra-
inidividele veranderingen’ en verschillen die zich daarbij in het verloop van de ontwikkeling tussen individuen voordoen: ‘inter-individuele verschillen’. Het ‘longitudinaal-
onderzoek’ (een vergelijking ca verschillende individuen met zichzelf op verschillende momenten van de levensloop door individuen te volgen over tijd) is een belangrijke
methode om verschillen die met de leeftijd samenhangen, op te sporen. Het ontwikkelingsproces wordt door verschillende factoren beïnvloed en is op te vatten als het
resultaat van een langdurige wisselwerking tussen aanleg en omgevingsfactoren.
1.4.1 De adolescentie als een karakteristieke ontwikkelingsperiode, met daaraan verbonden specifieke ontwikkelingstaken
Een ‘ontwikkelingspsychologisch gezichtspunt’: houdt in dat men zich onder andere richt op het bestuderen via intra individuele veranderingen, dus veranderingen
binnen de persoon. Vaak worden deze veranderingen opgevat als een opeenvolging van stadia of fasen. Als karakteristieken voor de fase van de adolescentie zijn:
Het vormen van een eigen identiteit en het bereiken van autonomie ten opzichte van de ouders;
De manieren van omgaan met bepaalde innerlijk beleefde conflicten;
Een bepaald niveau van cognitief functioneren.
Niet iedereen van dezelfde leeftijd zit in dezelfde fase en in een bepaalde fase zitten niet alleen individuen van dezelfde leeftijd. Over het algemeen is men het erover
eens dat het zinvol is kwalitatief verschillende ontwikkelingsniveaus te onderscheiden met de genoemde kanttekening. ‘Ontwikkelingstaken’: verwijzen naar de eisen en
verwachtingen die binnen een bepaalde cultuur voor een bepaalde leeftijdsgroep gelden. Het vervullen van een bepaalde ontwikkelingstaak wordt als een belangrijke
, voorwaarde gezien, voor een goed verloop van de verdere ontwikkeling. Sommige taken hebben een universeel karakter en andere hangen meer samen met concrete
maatschappelijke verwachtingen.
Slott maakte een uitwerking van ontwikkelingstaken op basis van onderzoek naar de ontwikkeling van antisociaal gedrag. Dit geeft aanleiding tot formulieren van zeven
ontwikkelingstaken voor jongeren:
Vormgeven aan veranderende relaties binnen het gezin; - Zorg dragen voor de gezondheid en uiterlijk;
Zinvol invullen van vrije tijd; - Vormgeven aan intimiteit en seksualiteit;
Participeren in onderwijs en/of werk; - Omgaan met autoriteit;
Vriendschappen en sociale contacten onderhouden.
1.4.2 De adolescent als onderdeel van een ontwikkelingsproces met continue en discontinue momenten
Centraal in het begrip ‘ontwikkeling’ staat het uitgangspunt dat er een samenhang bestaat tussen vroegere en latere momenten in de ontwikkeling. Over de aard van
deze samenhang kan met echter verschillende visies hebben. Men kan wijzen op de continuïteit of discontinuïteit. De discussie over deze vragen zijn gecompliceerd,
mede doordat er verschillende definities mogelijk zijn.
1. Een eerste omschrijving van continuïteit heeft betrekking op processen en mechanismen. Men denkt hieraan variabelen die op verschillende leeftijden
dezelfde functie hebben, maar zich wat betreft de vorm verschillend uiten, al gelang naar leeftijd. ‘De hypothesen van continuïteit’: houdt in dat, ook al is de
vorm van het gedrag verschillend, in feite dezelfde psychologische mechanismen een rol spelen. Continuïteit zit hier dus meer in de kern van een
psychologisch verschijnsel, de gedragingen aan de oppervlakte kunnen verschillen.
2. Een tweede vorm van continuïteit verondersteld een voorspelbaar patroon van relaties tussen gebeurtenissen en ervaringen in een eerdere levensfase en
een bepaalde uitkomst later. Continuïteit zit hier dus meer in de kern van de persoon: vroegere ervaringen van een persoon voorspellen het latere
functioneren (beperkt).
Koerswijzigingen
Gedurende de ontwikkeling zijn er allerlei discontinue momenten te onderscheiden. Deze treden onder andere op als er sprake is van koerswijzigingen die zich in
psychosociaal opzicht op verschillende momenten in de levensloop kunnen voordoen. Ondersteuning voor het belang van deze koerswijzigingen vindt men bij het
onderzoek naar ‘protectieve factoren’.
Sociale ondersteuning en bepaalde persoonlijkheidskarakteristieken blijken individuen te wapenen en te beschermen tegen ervaren moeilijkheden gedurende de
ontwikkeling en hen tegelijk te helpen een nieuwe koers uit te zetten. Deze factoren dragen bij aan een gevoel van vertrouwen dat moeilijkheden kunnen worden
overwonnen. Vroege ervaringen en latere ontwikkeling kunnen op verschillende wijze met elkaar in verband staan. Nieuwe mogelijkheden kunnen de effecten van
eerdere ongunstige condities veranderen, Dit wijst op een belangrijke plasticiteit van het individu gedurende het ontwikkelingsproces. Al deze ‘life-events’ kunnen dus
een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van jongeren.
Het is van belang aandacht te besteden aan zowel continuïteit en discontinuïteit in de ontwikkeling. In het beschrijven en analyseren van levensloop trajecten wordt
nagegaan welke samenhang tussen opeenvolgende gebeurtenissen in een mensenleven te traceren valt. Uit de analyse van ontwikkelingstrajecten blijkt een grote
variëteit, als gevolg van de mogelijkheden die zich op een bepaald moment voordoen en de keuzes die de jongere maakt. In de levensloop zijn keerpunten mogelijk
waarop een ongunstige ontwikkeling positief kan worden beïnvloed of het omgekeerde. Bij trajecten die tot delinquentie leiden kans soms sprake zijn van ‘ acceleratie’:
een ongunstig verlopende ontwikkeling zet zich onder invloed van bepaalde factoren versneld in negatieve richting voort. Voor hulpverleners belangrijk deze ontwikkeling
in de gaten te houden.
1.4.3 Ontwikkelingspsychopathologie: het samenspel tussen individu en omgeving
‘Ontwikkelingspsychopathologie’: richt zich op onderzoek naar de condities waaronder stoornissen in de ontwikkeling optreden, in stand blijven of verdwijnen en naar de
individuele verschillen in aanpassing die daarbij voorkomen (deze condities zijn onder meer situaties die een verhoogd risico inhouden). Risicofactoren leiden echter niet
onvermijdelijk tot een minder goed verloop van de ontwikkeling. Er blijkt bij kinderen en jongeren een groot onderscheid in weerstand tegen en vatbaarheid voor
beïnvloeding door moeilijke levensomstandigheden, crisissituaties en traumatische gebeurtenissen. De levensomstandigheden hangen deels samen met stappen die
men zelf onderneemt en deze stappen op hun beurt weer van invloed zijn op latere ervaringen.
Quinton et all. wijst uit dat er vier opeenvolgende factoren bepaalden in hoeverre de ontwikkeling van meisjes in gunstige, dan wel ongunstige richting zou verlopen:
1. gezinsklimaat; 2. kunnen maken van concrete toekomstplannen;
3. keuze van vrienden 4. partnerkeuze.
Dit onderzoek illustreert niet alleen dat kwetsbaarheid verhogende en protectieve factoren van grote invloed kunnen zijn op de ontwikkeling, toont heet ook aan dat het
niet slechts invloeden van buitenaf zijn die het verloop van de ontwikkeling bepalen.
‘Transactionele modellen’: theorieën uit het dynamisch interactionisme benadrukken dat mensen hun eigen omgeving vormgeven, maar op hun manier ook door hun
omgeving worden vormgegeven.
In recente literatuur worden er drie manieren onderscheiden waarop het ‘genotype’(de verschijningsvorm voor zover bepaald door erfelijke aanleg) samenhangt met de
omgeving. Men spreekt over verschillende manieren van ‘persoon omgeving-interactie’:
‘Passieve interactie’: het individu krijgt de omgeving die door biologische verwanten, namelijk de ouders, wordt aangeboden.
‘Evocatieve interactie’: het individu beïnvloed een omgeving door reacties die men bij anderen oproept. Bepaalde kenmerken van de persoon hebben
bepaalde reacties van de omgeving tot gevolg. De omgeving verandert dus als gevolg van de reactie die de persoon uitlokt.
‘Actieve interactie’: het individu selecteert een omgeving. De omgeving verandert als gevolg van bepaalde acties van de persoon. Bijvoorbeeld het zoeken
van vrienden die bij hen passen.
Tijdens de adolescentie lijkt er een verandering van passieve interacties naar actieve te constateren. Dit komt doordat het belang van acties/keuzes van een individu
over de levensloop toeneemt. Een nieuwe omgeving kan een negatieve invloed op het ontwikkelingstraject hebben, zowel positief als negatief. Het evocatieve
interactietype is gedurende alle levensfasen te vinden, maar lijk in de adolescentie een belangrijkere plaats te gaan innemen. Ook blijkt in toenemende mate dat de
effecten van een bepaalde omgeving afhangen van persoonskenmerken van de jongere. Dit geldt voor de effecten van de buurt, opvoeding, leeftijdsgenoten en buurt.
Jongeren met een bepaald soort temperament of persoonlijkheid extra vatbaar waren voor negatieve omgevingsinvloeden:’diathesis-stress’. ‘Differential susceptibility’:
kwetsbare jongeren zijn ook vatbaar voor positieve omgevingsinvloeden, dus zowel positief als negatief.
1.5 De opzet van het boek: adolescentie als periode van transities
De adolescentie is een periode van veel veranderingen. Het gaat vooral om twee veranderingen:
- veranderingen in de adolescent zelf & - veranderingen in de relatie tot zijn of haar omgeving.
Deze veranderingen hebben vaak met elkaar te maken. De veranderingen binnen de jongeren vinden plaats op een aantal domeinen:
‘Biologisch domein’: de adolescentie is de periode van (snelle) veranderingen in het uiterlijk en seksuele ontwikkeling.
‘Cognitief domein’: het denken van jongeren. Jongeren kunnen abstract en in hypothetische termen denken. Ze kunnen beter het perspectief van anderen
nemen en acties van andere goed- of afkeuren.
‘Sociaal domein’: Jongeren verwerven een andere sociale status omdat ze van rol veranderen, andere interesses krijgen in hun relaties of andere eisen
stellen aan hun relaties.
Alle veranderingen op deze domeinen leveren een bijdrage aan de ontwikkeling van het zelf en de identiteit, waarbij de beleving een uniek persoon te zijn centraal staat.
Al deze veranderingen hebben een directe samenhang met veranderingen in de sociale context waarin jongeren functioneren.
Oefenvragen 1.1 de adolescentie, begripsbepaling
Opdracht 1.1.1 De adolescentie, begripsbepaling
Casus 1