Besef van identiteit Dat de persoon zichzelf beleeft als iemand met een eigen herkenbare levensstijl die consistent is en voor
de mensen om hen heen als zodanig herkenbaar is,
Emerging-adulthood/ontluikende Jongeren gaan steeds langer deelnemen aan onderwijs, wonen langer thuis, beginnen later een relatie en
volwassenheid ze nemen niet allerlei volwassen rollen op zich maar experimenteren nog . Dit eindigt per definitie pas als
de volwassen rollen zijn opgenomen, meestal rond de 25. Jongeren die onder risicovolle omstandigheden
opgroeien kunnen zich geen verlengde adolescentie veroorloven.
Puberteit Heeft betrekking op het proces van geslachtsrijp worden, inclusief de hormonale ontwikkeling die de
geslachtsrijpings- en ontwikkelprocessen aanstuurt. Als gevolg van deze processen treedt er verandering
op in gedrag en stemming: het puberen.
Storm and stress De adolescentie is een periode van grote emotionele beroering en opstandigheid (Hall).
Longitudinaal-onderzoek Een vergelijking ca verschillende individuen met zichzelf op verschillende momenten van de levensloop
door individuen te volgen over tijd.
Quarterlife-crisis Crisis waarin jongeren van die leeftijd moeilijkheden ervaren bij het vinden van een plaats in de volwassen
wereld.
Life-course-persistent-antisocials Jongeren die al gedurende hun hele leven antisociaal gedrag vertonen.
Adolescence-limited-antisocials Jongeren bij wie antisociaal gedrag beperkt blijft tot de adolescentie en bij wie voorden geen problemen
waren. Hierbij verdwijnt het antisociale gedrag.
Intra-individuele veranderingen Veranderingen die zich binnen de persoon in verloop van de tijd voltrekken:
Inter-individuele verschillen Verschillen die zich daarbij in het verloop van de ontwikkeling tussen individuen voordoen.
Ontwikkelingspsychologisch Houdt in dat men zich onder andere richt op het bestuderen via intra individuele veranderingen, dus
gezichtspunt veranderingen binnen de persoon. Vaak worden deze veranderingen opgevat als een opeenvolging van
stadia of fasen.
Ontwikkelingstaken Verwijzen naar de eisen en verwachtingen die binnen een bepaalde cultuur voor een bepaalde
leeftijdsgroep gelden. Het vervullen van een bepaalde ontwikkelingstaak wordt als een belangrijke
voorwaarde gezien, voor een goed verloop van de verdere ontwikkeling. Sommige taken hebben een
universeel karakter en andere hangen meer samen met concrete maatschappelijke verwachtingen.
De hypothesen van continuïteit Houdt in dat, ook al is de vorm van het gedrag verschillend, in feite dezelfde psychologische mechanismen
een rol spelen. Continuïteit zit hier dus meer in de kern van een psychologisch verschijnsel, de
gedragingen aan de oppervlakte kunnen verschillen.
Ontwikkelingspsychopathologie Richt zich op onderzoek naar de condities waaronder stoornissen in de ontwikkeling optreden, in stand
blijven of verdwijnen en naar de individuele verschillen in aanpassing die daarbij voorkomen (deze
condities zijn onder meer situaties die een verhoogd risico inhouden).
Transactionele modellen Theorieën uit het dynamisch interactionisme benadrukken dat mensen hun eigen omgeving vormgeven,
maar op hun manier ook door hun omgeving worden vormgegeven.
Begrippen hoofdstuk 1
,Begrippen hoofdstuk 2
Ontwikkeling Wordt verwezen naar alle veranderingen in het menselijke gedrag die samenhangt met de leeftijd.
Taken Verwijzen naar een reeks van opgaven die zich aandienen op een bepaald tijdstip in het leven en die een
persoon moet volbrengen in relatie tijd zijn omgeving. De persoon moet zich vaardigheden eigen maken om
taken te vervullen. Wanneer deze taken goed worden vervuld, voelt dit opgroeiende persoon zich tevreden
over zichzelf, krijgt positieve reacties uit de omgeving en heeft hij of zij meer succes bij het aanpakken van
taken die in het latere leven komen.
Normatief Vergelijkbaar voor alle mensen die behoren tot eenzelfde generatie (bijvoorbeeld: oorlog).
Psychoanalytische theorieën ‘Orale & anale fase’: gedurende de eerste jaren van het leven ervaren kinderen verschillende soorten van
seksuele impulsen of primitieve vormen van lustbeleving;
‘Oedipale fase’: In de vroege adolescentie treedt de volwassen/genitale vorm van seksualiteit naar voren. Al
de vroegere seksuele impulsen (1e fase) moet dat worden ondergebracht onder de heerschappij van de
volwassen seksualiteit.
‘Latentiefase’: De psychoanalyse kent een bijzonder betekenis toe aan de kleuterperiode waarin het kind
seksuele impulsen ontwikkeld die gericht zijn op de ouder van hetzelfde geslacht. Deze gevaarlijke
gevoelens worden tijdens de basisschoolperiode onderdrukt. Deze worden opnieuw tot leven gewekt door
de biologische veranderingen van de puberteit die een periode is van toegenomen activiteit van de driften
(storm en stress).
Ascetisme Houdt in dat adolescenten zichzelf alle plezier ontzeggen uit schrik de controle over hun seksuele impulsen
ter verliezen (bijvoorbeeld extreem sporten).
Intellectualisering Houdt in dat belangrijke emotionele en persoonlijke conflicten ontdaan worden van elke emotie en zo een
abstract/filosofisch karakter krijgen.
Relationele visie De ontwikkeling wordt gestuurd door interne voorstellingen die we opbouwen van de belangrijke personen in
ons leven en van de ouders in het bijzonder.
Objecten Interne ouderfiguren waarmee we relaties aangaan.
Dit gebeurd in de ‘eerste-seperatiefase’: in deze fase nemen jongere kinderen fysiek afstand van hun
moeder. In dit proces worden ze eerst geheel in beslag genomen door hun eigen autonomie functioneren
(oefenfase). Nadien zoeken ze opnieuw nabijheid van hun moeder op (toenaderingsfase). Uiteindelijk
ontwikkelen ze een interne voorstelling van hun ouderfiguren. Dan komt de ‘tweede separatie-individuatie
fase’: in dit proces ervaren jongeren tegenstrijdige tendensen om afstand te nemen van de ouderfiguren en
opnieuw toenadering te zoeken op manieren die analoog zijn aan de oefenfase en de toenaderingsfase.
Piaget Kinderen en adolescenten denken elk op een eigen manier. Kinderen denken op een concrete manier
(concreet-operationeel denken) en jongeren redeneren op een abstracte manier (formeel-operationeel
denken). De overgang naar het formele denken zorgt ervoor dat jongeren kunnen nadenken over eigen
denken, de realiteit wordt ondergeschikt aan wat mogelijk is, omdat ze beseffen dat de huidige wereld
waarin we leven, slechts een van de vele mogelijkheden is.
Tijdsperspectief Erikson De mogelijkheid om actief plannen te maken voor de toekomst. Dit helpt jongeren vorm te geven aan hun
identiteit.
Context De relaties van een persoon met een groep anderen die belangrijk voor hem zijn.
Ecologische theorie van Biedt in essentie een gedetailleerde beschrijving van de omgeving waarin de psychosociale ontwikkeling
Bronfenbrenner plaatsvindt, De theorie beschrijft vier niveaus in de interactie tussen individu en omgeving van de jongere
(ook wel systemen). Deze zijn hiërarchisch georganiseerd.
De theorie van de levensloop’ Werd uitgewerkt om historische invloeden mee te nemen in het onderzoek over de ontwikkeling. De theorie
stelt dat alle jongeren in hun gedrag naar de volwassenheid een ontwikkel traject afleggen in een omgeving
die door de maatschappij is voor gestructureerd. Deze trajecten worden beïnvloed door de historische
context.
Plasticiteit Duidt op het vermogen om de oude vorm weer aan te nemen nadat men een deuk heeft opgelopen. Dit
verondersteld reserves bij individuen en omgeving die in geval van nood een gunstig verloop van de
ontwikkeling kunnen bevorderen.
Goede fit Houdt in dat de kenmerken van de omgeving tegemoet komen aan de behoeften van het individu. Als de
sociale omgeving goed past bij hun wensen en mogelijkheden, zijn individuen sterk gemotiveerd en
presteren ze goed en andersom.
Developmental systems Het hele patroon van relaties vormt een samenhangend systeem dat over de tijd verandert.
Positive youth development De klemtoon in deze benadering wordt op positief gedrag en psychopathologie gelegd. Deze beweging heeft
geleid tot een nadruk op de ontwikkeling van jongeren in gunstige zin. Men bestudeert hoe jongeren,
uitgaande van hun eigen kracht, door steun van de omgeving, op een constructieve manier kunnen
bijdragen aan de maatschappij waartoe ze behoren en probleemgedrag kunnen vermijden.
, Begrippen hoofdstuk 3
Status Verwijst naar het niveau van de lichamelijke rijping en ontwikkeling van de jongere (tanner-stadia).
Timing Geeft weer in hoeverre de rijping en de lichamelijke ontwikkeling eerder, later of gelijk is ten aanzien van jongeren in
dezelfde leeftijd en van dezelfde sekse.
Tempo Verwijst naar de snelheid waarmee een adolescent door de stadia van ontwikkeling heen gaat.
Hypothalamic-pituitary- De hypothalamus, hypofyse en bijnieren werken samen. Komt uiteindelijk spierweefsel, schaamhaar en okselhaar.
adrenal (HPA-as) Er zijn veranderingen in de de huid. De rijping van deze as heet adrenarche. De eerste fase van lichamelijke
veranderingen en seksuele rijping.
Hypothalamic-pituitary- De hypothalamus, hypofyse en gonaden (eierstokken en testikels) werken samen. Rijping van deze is is een echt
gonodal (HPG-as) teken voor lichamelijke veranderingen.
Adrenarche De allereerste fase van de lichamelijke veranderingen. HPA as.
Gonadarche De adolescent wordt tijdens dit geslachtsrijp. Hier vindt verdere rijping plaats van de primaire seksuele organen en
secundaire karakteristieken.
Menarche 1e ongesteldheid en spermarche, 1e zaadlozing zijn de enige duidelijke gebeurtenissen tijdens de lichamelijke
verandering en ze markeren de geslachtsrijpheid, doch gaat de groei daarna langer door.
estrogeen Leidt tot typisch vrouwelijke veranderingen in de genitale regio en borstontwikkeling
androgeen Leidt tot typisch mannelijke veranderingen, zoals schaamhaar.
Hypothalamus Organisatie van gedragingen, autonome zenuwstelsel, stuurt de hypofyse aan.
Hypofyse Controleert de werking van aantal hormoonproducerende klieren en produceert zelf hormonen.
Androgenen leidt tot typische mannelijke veranderingen
Estrogenen leidt tot typisch vrouwelijke veranderingen in de genitale regio als in borstontwikkeling.
Tannerstadia Het systeem van stadia van lichamelijke groei en ontwikkeling. Deze stadia gelden als referentiekader bij medisch
onderzoek.
Seculiere trend In de meeste industriële landen is een afname te zien in de leeftijd waarop de menarche plaatsvindt
Life History theory Volgens deze theorie is de mens van oudsher gevoelig voor bepaalde kenmerken van heel vroeger omgevingen.
Reproductieve strategieën Omgang met relatievorming en het krijgen van kinderen.
Stressful change Stelt dat de veranderingen in de ontwikkeling meestal stress opleveren. De hypothese voorspelt dat alle
hypothesis adolescenten stress zullen ervaren als hun lichaam verandert, maar ook dat die stress het grootst is tijdens perioden
met de grootste en snelste veranderingen. De meeste problemen zouden zich voordoen tijdens de lichamelijke
ontwikkeling in de puberteit en adolescentie op het moment van de meeste verandering (Tanner 3).
Motivational gap De adolescent voelt en wilt allerlei zaken, maar is nog onvoldoende in staat dit streven te controleren en te sturen.
Hierdoor kan het gedrag van de adolescent onvoorspelbaar en riskant worden. Deze hypothese probeert dus vooral
te verklaren waarom het nemen van meer risico tamelijk algemeen is.
Theorieën over hormonen Verklaren veranderingen in gedrag die zowel te maken hebben met status van de lichamelijke ontwikkeling en de
timing. Een toename van de hormonen voorspelt veranderingen in het gedrag voor alle jongeren als ze verder in de
adolescentie komen (satuseffect).
De hypothese van de Stelt dat veranderingen die zich eerder/later voordoen dan gebruikelijk in de ontwikkeling tot een hoger niveau van
afwijkende timing stress kunnen leiden.
De contextuele versterking Richt zich op het samenspel van processen die gepaard gaan met veranderingen op lichamelijk en sociaal gebied.
hypothese Sociale veranderingen kunnen betrekking hebben op gezin, buurt en school. Volgens deze theorie is de timing van
de lichamelijke ontwikkeling op zichzelf niet echt een verklaring voor de grotere kwetsbaarheid van
vroegrijpe/laatrijpe adolescenten: uiteindelijk krijgen ook niet alle laat- of vroegrijpe adolescenten problemen. Het
risico zit vooral in de samenloop van een ‘off-time’ rijping met omgevingen waarin ook risicofactoren zitten.
Deviante peers Dit kunnen peers zijn van dezelfde leeftijd die zich deviant gedragen of het kunnen wat oudere peers zijn, die gedrag
laten zien dat misschien wel bij hun leeftijd hoort, maar niet bij de leeftijd van de vroegrijpe adolescent.
De accentueringstheorie Stelt dat veeleisende transities in het leven gepaard gaan met nieuwigheid, ambiguïteit en onzekerheid. Het kan
bestaande verschillen tussen mensen juist vergroten in plaats dat ze minder worden. Dit komt doordat dit soort
gebeurtenissen mensen terug werpt op hun basis karakter en persoonlijkheid. Deze theorie stelt dat vroegrijpe
jongeren die voor de puberteit al problemen vertoonden meer problemen hebben tijdens de adolescentie dan vroeg
rijpe jongeren die dit niet hadden.
De Houdt in dat er sprake is van een verhoogde druk als de ontwikkeling in kortere tijd plaatsvindt. Zij stellen dat een