Samenvatting FENOMENEN
Hoorcollege 1
De student kent verschillende fenomenen in het forensisch orthopedagogisch werkveld.
Fenomeen: jeugdcriminaliteit. Dit is een fenomeen omdat een specifieke groep jongeren
hetzelfde doet, namelijk criminele activiteiten plegen. En deze groep heeft overeenkomende
kenmerken. Die kenmerken kun je splitsen in risicofactoren en protectieve factoren.
Jeugdcriminaliteit
- Toenemende aandacht voor jeugdcriminaliteit
- Focus op jeugdcriminaliteit gaat gepaard met mythes
Jeugdcriminaliteit is een verzamelnaam voor strafbaar gedrag van minderjarigen. Denk aan
vernieling, winkeldiefstal, zware mishandeling en moord, zodra een delict is gepleegd door
een minderjarige betreft de jeugdcriminaliteit.
De student kent kenmerken van daders en slachtoffers.
Daders en slachtoffers
- Overlap tussen dader- en slachtofferpopulaties
- Positieve samenhang tussen de kans slachtoffer te worden van een misdrijf en het
plegen daarvan. Daders en slachtoffers komen vaak uit dezelfde groep, omdat ze zich
op dezelfde plekken bevinden.
- Het plegen van geweldsmisdrijven en gebruik van drugs en alcohol zijn risicofactoren
om slachtoffer te worden maar ook om dader te worden.
• Risico als slachtoffer: onder invloed van drugs of alcohol ben je minder bij
bewust zijn en ben je een makkelijkere prooi voor bijvoorbeeld zakkenrollen.
Maar ook bijvoorbeeld als je veel in de kroeg of in uitgaansgebieden aanwezig
bent dan is de kans groter dat je daar slachtoffer wordt van een delict. Dus
het is vaak een combinatie van factoren, bijvoorbeeld: uitgaan in een
drukgebied en het gebruik van alcohol/drugs.
• Risico om dader te worden: onder invloed van drugs en alcohol is de rem bij
mensen vaak minder of zelfs weg, waardoor jongeren sneller delicten kunnen
gaan plegen.
Kenmerken van slachtoffers (Van Dijk, 2010)
- Inwoners van grote steden, 2x zo grote kans op slachtoffer te worden
- Slachtofferkans van jongeren is 3x zo groot als ouderen
- Slachtofferkans van vrouwen is iets kleiner
- Allochtonen vaker slachtoffer dan autochtoon (30% vs 25%)
Specifieke risico verhogende kenmerken voor kans op slachtofferschap
- Personen uit de 20% laagste inkomensgroep
- Gescheiden of nooit-gehuwde mensen, mensen die niet zijn getrouwd zijn vaak
jonger en hebben over het algemeen een actiever leven.
- Mensen met een actief uitgaansleven
- Bepaalde beroepsgroepen, als politie loop je veel risico om slachtoffer te worden van
geweld, maar ook als bijvoorbeeld ambulance medewerker.
,De student kent verschillende delicten en delict patronen.
Type delict
- Vermogensmisdrijven
• Denk hierbij aan: stelen, fraude, vals geld, oplichting, zakkenrollen, heling (het
doorverkopen van gestolen producten).
- Vernieling en misdrijven tegen openbare orde en gezag
• Denk hierbij aan: iets beschadigen, huisvredebreuk, computervrede breuk,
politie beledigen, een bevel niet opvolgen, openbaar geweld.
- Geweldsmisdrijven
• Denk hierbij aan: mishandeling, bedreiging, stalken, doodslag of moord,
geweld tegen goederen, terrorisme.
- Seksuele misdrijven
• Denk hierbij aan: aanranding, verkrachting etc.
- Verkeersmisdrijven
• Denk hierbij aan: rijden onder invloed, joyrijden, ongeval verlaten, doorrijden
na een aanrijding.
- Drugsmisdrijven
• Denk hierbij aan: bezitten of verkopen van verboden drugs.
- (Vuur)wapenmisdrijven
• Denk hierbij aan: wapens in bezit hebben waar je geen vergunning voor hebt,
of het verhandelen van wapens, bezitten van bijvoorbeeld een katapult,
pepperspray bezitten.
Delict patronen
Starten, stoppen en persisteren
Een grootdeel van de groep die een normale kindertijd lijkt te doorlopen maar daarna begint
met het plegen van delicten stopt hier ook weer mee in de volwassenheid. Wel zijn eer
aanwijzingen dat deze groep voornamelijk stop met zichtbaar gedrag, maar bijv. wel
doorgaat met huiselijk geweld, drank of drugsmisbruik. Dit wordt gezien als negatieve
omstandigheden die mensen doen vasthouden aan een antisociale levensstijl en daarmee
persisteren in delinquent gedrag van de groep met een relatief late start.
Generalist of specialist
Over het algemeen zijn jongeren vaker generalist dan specialist te zijn. De meest ernstige
delinquenten zijn gepleegd door generalisten die zich vaak aan veel verschillende delicten
schuldig maken. Generalisten plegen verschillende soorten van delicten en specialisten
houden het bij een vorm van een delict (denk aan: brandstichting, fraude, seksuele delicten).
Agressie en geweld
Agressie wordt gezien als een van de meest stabiele persoonlijkheidstrekken. Agressief
gedrag is een normaal onderdeel van het menselijk gedrag maar dit verandert in een
geweldsmisdrijf als het gedrag ongepast en/of excessief is. Vaak komt dit het meest voor
tussen de 16 en 25 jaar. Oudere daders van geweldsmisdrijven zijn zeldzamer.
, Groepen jonge overtreders:
- Risicojongeren, zijn nog geen crimineel maar lopen wel het risico.
- First offenders, hebben voor het eerst een delict gepleegd.
- Licht criminele jongeren, deze jongeren plegen niet zoveel en geen zware delicten.
- Veelplegers, deze jongeren hebben heel veel delicten gepleegd maar niet per se heel
erge delicten.
- Harde kernjongeren, deze jongeren zijn het ergst. Deze jongeren plegen regelmatig
heftige en zware delicten.
De student kent ontwikkelingspatronen in jeugdcriminaliteit en recidive.
Routine-activity theory (Jensen & Brownfield, 1986) of lifestyle exposure model
(Hindelang, Gottfredson & Garofalo, 1978)
Drie risicofactoren centraal:
1. De mate van blootstelling aan potentiele daders, hoe loop jij erbij en hoe stel je je op
in een groep van mogelijke daders.
2. De aantrekkelijkheid van het potentiele slachtoffer of diens bezittingen, loop je te
koop met bijvoorbeeld je geld of je spullen. Of juist fysiek aantrekkelijk zijn voor
daders.
3. De mate van bescherming die het potentiele slachtoffer geniet, zijn er bijvoorbeeld
camera’s of zijn er vrienden die op jouw spullen letten.
Principle of homogamy (Hindelang, 1978)
“This principle states that persons are more likely to be victimized when they come into
contact with members of demographic groups that contain a disproportionate share of
offenders” (Lauritsen et al)
Slachtoffers en daders van geweldsmisdrijven zijn relatief vaak:
- Jong
- Man
- Lager opgeleid
Algemene risicofactoren
Risicofactoren worden gedefinieerd als factoren (gebeurtenissen, kenmerken van individuen
en opvoedingsomgevingen) die samenhangen met een grotere kans op ongunstige
ontwikkelingsuitkomsten (Dekovic, 1999; Hermanns & Leu, 1998).
Risicofactoren
1. Individuele factoren
Psychisch; zelfcontrole, IQ, sociaal IQ, prenatale problemen, achterstanden?
2. Factoren op het niveau van het gezin
Sociaaleconomische status, familie crimineel verleden, stoornissen die voorkomen?
3. Factoren op het niveau van vriendenkring
Veel vrienden? Gepest? Buitengesloten?
4. Factoren op het gebied van de school
Hoe is de opleidingssituatie, economische kansen, niveau.
5. Bredere sociale factoren
Waar woont hij/zij? Veel criminaliteit in de buurt?