Werken met een budget
Bronvermelding
Titel : Werken met een budget
Druk : 4
Auteur : H. van Lienden en V. van Lienden
Uitgever : Reed business
ISBN (boek) : 9789035230781
Aantal hoofdstukken (boek) : 15
Aantal pagina’s (boek) : 222
De inhoud van dit uittreksel is met de grootste zorg samengesteld. Incidentele onjuistheden kunnen niettemin voorkomen. Je
dient niet aan te nemen dat de informatie die Students Only B.V. biedt foutloos is, hoewel Students Only B.V. dat wel nastreeft.
Dit uittreksel is voor persoonlijk gebruik en is bedoeld als wegwijzer bij het originele boek. Wij raden aan altijd het bijbehorende
studieboek te kopen en dit uittreksel als naslagwerk erbij te houden. In dit uittreksel staan diverse verwijzingen naar het studieboek
op basis waarvan dit uittreksel is gemaakt.
Dit uittreksel is een uitgave van Students Only B.V. Copyright © 2012 StudentsOnly B.V. Alle rechten voorbehouden. De uitgever
van het studieboek is op generlei wijze betrokken bij het vervaardigen van dit uittreksel. Voor vragen kun je je per email wenden
tot info@studentsonly.nl.
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 De rol van de overheid: stimulerend, bezuinigend, terugtredend 3
Hoofdstuk 2 De gezondheidszorg als markt 5
Hoofdstuk 3 Ontwikkelingsfasen van instellingen in de gezondheidszorg 6
Hoofdstuk 4 Het proces van interne budgettering en de taken van de budgethouder 7
Hoofdstuk 5 Elementaire bedrijfseconomie 9
Hoofdstuk 6 De beginnende budgethouder: voorwaarden voor budgethouderschap 11
Hoofdstuk 7 Het verzamelen en interpreteren van informatie 12
Hoofdstuk 8 Het maken van een begroting en het beïnvloeden van het resultaat 14
Hoofdstuk 9 Het berekenen van een kostprijs 16
Hoofdstuk 10 Het bewaken van een budget 18
Hoofdstuk 11 Omgaan met schaarste 19
Hoofdstuk 12 Het onderhandelen over en verantwoorden van een budget 20
Hoofdstuk 14 Het meedenken over het financieel beleid van de instelling als geheel 23
Hoofdstuk 15 Het maken van een offerte in het kader van aanbesteding 26
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden.
Bron : Werken met een budget – H. van Lienden e.a.
,Hoofdstuk 1 De rol van de overheid: stimulerend, bezuinigend,
terugtredend
1.2 De stimulerende overheid: de gezondheidszorg groeit
Na de Tweede Wereldoorlog was de gezondheidszorg in Nederland ingestort. Veel ziekten die voor
de oorlog waren verdwenen, staken de kop weer op. Na de Tweede Wereldoorlog werd de
gezondheidszorg een ‘recht’ en ‘treft de overheid maatregelen ter bevordering van de
gezondheidszorg’. Dit werd in 1983 opgenomen in de Grondwet. In 1940 werd de Ziekenfondswet
aangenomen (die tot 2006 stand hield). Deze wet was voornamelijk bedoeld voor werknemers,
maar later vielen ook trekkers van rente van de Invaliditeitswet, de Noodwet
Ouderdomsvoorzieningen, Ongevallenwet, en werklozen onder het verplichte ziekenfonds. Door
de jaren heen zijn er kleine aanpassingen gemaakt aan deze wet, maar in grote lijnen is deze wet
hetzelfde gebleven. Omdat de behoeften van de mensen veranderden, werd in 1966 de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) ingevoerd. Alle belastingbetalende Nederlanders betaalden
mee en iedereen had recht op de verstrekkingen die de AWBZ biedt. De vraag naar gezondheidszorg
steeg.
De politiek vond de voorziening van de gezondheidszorg niet de taak van de overheid. Het
particuliere initiatief lag voor een groot deel in handen van confessionelen. In 1974 wilde de overheid
weer invloed uitoefenen op de gezondheidszorg, maar hierdoor kreeg je de vooroorlogse praktijken
terug: vele wetsvoorstellen werden ingediend en maar een paar daarvan werden aangenomen.
1.3 De overheid grijpt in: bezuinigingen en budgettering
1.3.1 Ombuigingen en bezuinigingen
Kabinet-Den Uyl vond de lastendruk te hoog, ombuigingen vonden plaats. Kostenbeheersing en
verhoging van de doelmatigheid werden de doelen van de overheid. De belangrijkste maatregelen
waarmee de overheid doelmatigheid wilde verhogen en de kosten wilde beperken waren de volgende.
De Wet Ziekenhuis Voorzieningen (WZV): Deze wet gold voor alle intramurale gezondheidszorg,
met uitzondering van de verzorgingshuizen. In 1971 werd de eerste versie aangenomen. Deze wet
moest de nieuwe uitbreidingen binnen de perken houden.
De Wet Voorzieningen Gezondheidszorg (WVG): Deze wet werd in 1982 aangenomen. Deze wet
gold voornamelijk voor de extramurale gezondheidszorg. De wet is echter altijd zeer beperkt
gebleven.
De Wet Tarieven Gezondheidszorg (WTG): Deze wet werd in 1980 aangenomen en moest de
tarieven van de vrijgevestigde beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg reguleren. Medicijnprijzen
vallen ook onder deze wet. De controle van de tarieven wordt gedaan door het College Tarieven
Gezondheidszorg (CTG). De lonen van alle mensen die werkten in de collectieve sector werden
verlaagd, pas aan het eind van de jaren tachtig werden hun lonen weer verhoogd.
Eigen bijdragen: De eigen bijdrage heeft ondanks alle weerstand van de bevolking, vaste voet aan
de grond gekregen. Voor een aantal voorzieningen moet daarom ook een inkomensafhankelijke
eigen bijdrage worden betaald.
1.3.2 Van begrotingsfinanciering naar budgetfinanciering
In de intramurale instellingen werd externe budgettering ingevoerd. De instellingen kregen een
vast bedrag waarmee ze de kosten voor het desbetreffende jaar moesten dekken. Daarvoor was er
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden. 3
Bron : Werken met een budget – H. van Lienden e.a.
,telkens nog sprake van een begrotingsfinanciering. Begrotingsfinanciering houdt in dat instellingen
betaald werden op grond van de door hen geleverde productie. Door nu van te voren een budget af
te spreken, was het voor de overheid makkelijker om de kostenontwikkeling in de hand te houden.
Later werd interne budgettering ingevoerd, wat inhield dat instellingen zelf beslisten aan welke
sector ze het budget gingen besteden. Dit wordt intern verdelen van het externe budget genoemd.
1.4 De overheid treedt terug: concurrentie
De kosten van de gezondheidszorg bleven in de jaren tachtig stijgen. Dit kwam door factoren die
de overheid niet in de hand had, zoals vergrijzing en technologische ontwikkelingen. De
Commissie-Dekker moest voor een doelmatigere en goedkopere gezondheidszorg zorgen en de
vele regels die in de gezondheidszorg golden, verminderen. Kernpunten van het plan-Dekker waren:
• Een verplichte basisverzekering (een uitgebreide AWBZ);
• Aanvullende verzekeringen, dit was echter niet verplicht;
• De basisverzekering kreeg een procentuele premie (inkomensafhankelijk);
• Er moest concurrentie worden ingevoerd, zowel onder verzekeraars als onder aanbieders in
de gezondheidszorg;
• De ‘functionele omschrijving’.
Later werden er nog aangepaste plannen gemaakt op het plan-Dekker, door staatssecretaris Simons
en minister Borst. Zie hfst. 1, blz. 26, Werken met een budget; H. van Lienden en V. van Lienden.
1.5 De invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet in 2005: een nieuw begin?
In het regeerakkoord van Balkenende I werd vastgelegd dat er een algemene verzekering moest
komen. Het verschil tussen ziekenfondsverzekerden en particulier verzekerden verdween hiermee.
De premie werd inkomensonafhankelijk en mensen die de verzekering niet konden betalen, konden
een beroep doen op een aanvullende uitkering: zorgtoeslag. Dit bevorderde de concurrentie binnen
de gezondheidszorg. Minister Hoogenvorst bezuinigde 5 miljard op de uitgaven, om zo de kosten
te beperken:
• De financieringsstructuur werd aangepast, de budgetteringsystematiek werd verlaten;
• Voor de overige sectoren: een systematiek ingevoerd die financiert op basis van zorgzwaarte
van de patiënten;
• Verdere invoering van marktwerking. De WTG en de Wet Ziekenhuisvoorzieningen werden
vervangen door de WMG en de WTZi;
• Het streven naar ketenvorming;
• Prestatie-indicatoren, instellingen konden met elkaar worden vergeleken;
• Een deel van de zorg die verzekerd was onder de AWBZ werd overgeheveld naar de WMO.
De WMO is geen wet en de gemeente ondersteunt met deze wet de burgers bij de zorg, het
welzijn en de voorzieningen;
• Het College Tarieven Gezondheidszorg werd vervangen door de NZa, deze heeft als taak
het toezicht houden op de marktwerking. Daarnaast houdt de NMa toezicht op de zorg. Zij
toetsen de drie criteria: toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden. 4
Bron : Werken met een budget – H. van Lienden e.a.
, Hoofdstuk 2 De gezondheidszorg als markt
2.2 De gezondheidsmarkt
Belangrijke kenmerken gelden als voorwaarden voor consumentensoevereiniteit. Op deze manier
werkt de markt op de meest efficiënte manier. De kenmerken zijn:
• Toetreding tot de markt moet makkelijk zijn;
• Transactiekosten moeten zo laag mogelijk zijn;
• Er moeten veel vragers en veel aanbieders zijn van uiteenlopende aard;
• Er moet vrije prijsvorming zijn;
• Zowel vragers als aanbieders moeten goed geïnformeerd zijn;
• De aangeboden diensten en goederen moeten onderling goed vergelijkbaar zijn.
Deze situatie wordt ook wel het Pareto-optimum genoemd. Het betekent dat er geen overschotten
en geen tekorten zijn. Economen willen deze marktwerking ook graag in de gezondheidszorg
invoeren, maar als je kijkt naar de voorwaarden dan zie je dat de gezondheidszorg bij lange na niet
voldoet hieraan. In de gezondheidszorg is er sprake van 3 partijen, dus ook 3 markten: de
verzekeringsmarkt tussen verzekerden en verzekeraars, de zorgverleningsmarkt tussen
(zorg)aanbieders en patiënten en de bekostigingsmarkt tussen aanbieders en verzekeraars. De
aanbieders hebben nog steeds de machtspositie in handen, terwijl de patiënten juist een
kennisachterstand hebben en deze waarschijnlijk altijd zullen houden. Zie hfst. 2, blz. 33, Werken
met een budget; H. van Lienden en V. van Lienden.
2.3 Gereguleerde concurrentie
In Nederland mogen de verzekeraars geen klanten weigeren, ze mogen dus ook de risicogroepen
niet weigeren. Ook moet de verzekering ervoor zorgen dat de verzekering voor iedereen betaalbaar
blijft. De aanbieders moeten jaarlijks een kwaliteitstest voor hun diensten uitvoeren. De overheid
moet ervoor zorgen dat marktcondities voor alle concurrenten gelijk zijn. Interview met prof.dr.
W. van der Ven, die in grote lijnen beschrijft hoe gereguleerde concurrentie eruit hoort te zien: Zie
hfst. 2, blz. 36-44, Werken met een budget; H. van Lienden en V. van Lienden.
2.4 Het persoonsgebonden budget
Nadat door een indicatieorgaan is besloten of een aanvrager recht heeft op zorg, kan de klant er
voor kiezen of hij zorg in natura wil ontvangen of een persoonsgebonden budget (pgb). Als de klant
voor een pgb kiest, ontvangt hij of zij maandelijks een geldbedrag waarmee zelf de benodigde zorg
gekocht kan worden. Dit zorgt ervoor dat de positie van de klanten versterkt wordt, zij kunnen er
namelijk zelf voorkiezen bij welke instelling ze zorg willen ontvangen. Doelstelling van het pgb
zijn: versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de verzekerde, meer betrokkenheid van
verzekerden bij voorzieningen en zorg, verruiming van de keuzemogelijkheden en vermindering
van de onafhankelijkheid van zorgaanbieders.
© Students Only B.V. – Alle rechten voorbehouden. 5
Bron : Werken met een budget – H. van Lienden e.a.