Geschiedenis VWO
Periodes in de geschiedenis
Naam periode Tijdsbestek periode Oorzaak overgang
Prehistorie tot 3000 v.Chr. Gebruik schrift
Oudheid 3000 v.Chr. - 500 Einde van het West-Romeinse Rijk
Middeleeuwen 500 – 1500 1. Val van het Oost-Romeinse Rijk
2. Ontdekkingsreizen
3. Reformatie
4. Renaissance
Vroegmoderne 1500 – 1780/1800 1. Industriële Revolutie
Tijd 2. Franse Revolutie (verlichtingsideeën)
Moderne Tijd 1780/1800 – nu
Tijdvakken in de geschiedenis
Tijdvak Jaartallen Naam tijdvak
1 tot 3000 v.Chr. Tijd van jagers en boeren
2 3000 v.Chr. – 500 n.Chr Tijd van Grieken en Romeinen
3 500 – 1000 Tijd van monniken en ridders
4 1000 – 1500 Tijd van steden en staten
5 1500 – 1600 Tijd van ontdekkers en hervormers
6 1600 – 1700 Tijd van regenten en vorsten
7 1700 – 1800 Tijd van pruiken en revoluties
8 1800 – 1900 Tijd van burgers en stoommachines
9 1900 – 1950 Tijd van de wereldoorlogen
10 1950 – nu Tijd van televisie en computer
Samenlevingen in de geschiedenis
1. Samenleving van jagers-verzamelaars (Mensen trokken rond en leefden van jagen,
vissen en verzamelen van noten, bessen, etc.)
, 2. Landbouwsamenleving (Mensen woonden in dorpen en leefden van de landbouw,
d.w.z. van akkerbouw en veeteelt)
3. Landbouw-stedelijke samenleving (De meerderheid van de mensen leeft nog
steeds van de landbouw en woont in dorpen. Een minderheid woont in steden en
leeft van handel en ambacht)
4. Industriële samenleving (De meerderheid van de mensen woont in steden en werkt
in de industrie en in de dienstensector)
5. Informatiemaatschappij (Mensen maken in werk en vrije tijd veel gebruik van ICT
en wonen zowel op het platteland als in de steden)
Jagers en boeren (...-ca. 3.000 v.Chr)
Kenmerkende aspecten:
1. Levenswijze van de jagers-verzamelaars
2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
3. Het ontstaan van de eerste steden
Hoe is de mens ontstaan?
→ Christendom: schepping van god
→ Wetenschap: Evolutieleer van Charles Darwin (mensen zijn ontstaan uit dieren, dit proces
verliep zeer langzaam):
1. Voorloper van de mens = Australopithecus
2. ‘Voormens’ = Homo habilis
3. ‘Vroege mens’ = Homo erectus
4. ‘Oude mens’ = Hopo sapiens (de wetende mens)
5. Mens van nu = Homo sapiens sapiens of Cro Magnon
Australopithecus ontstond in Oost-Afrika.
→ Door klimaatverandering verdwenen daar bossen en ontstonden uitgestrekte graslanden.
→ Meeste apen vertrokken → Kleine groep paste zich aan. Ze gingen rechtop lopen, hun
beenderen pasten zich aan, en de inhoud van de hersenpan werd groter.
Neanderthaler = een van de bekendste uitgestorven menselijke soorten (resten gevonden in
het dal van Neander in het Ruhrgebied. Ze beschilderden en begroeven hun doden wat wijst
op godsdienst en intelligentie. Waarschijnlijk uitgestorven door de laatste ijstijd, de Cro
Magnon wist deze ijstijd wel te overleven).
Jagers-verzamelaars:
- Leefden in kleine groepjes van ca. 20 mensen, er was dus geen ingewikkeld bestuur
nodig
- Ze sliepen in hutten, tenten, grotten of in de open lucht
- Waren nomaden (trokken rond omdat er beperkte hoeveelheid voedsel was)
- Mannen jaagden op wild en visten, vrouwen zochten noten, bessen en vruchten
- We weten weinig over hun cultuur omdat ze niks opschreven, wel vermoeden we van
godsdienst en magie. Er zijn beelden van moedergodinnen gevonden en
grotschilderingen. Ook zijn er grafgiften gevonden wat wijst op geloof in leven na de
dood.
, - Gebruikten eenvoudige werktuigen gemaakt van hout, steen en botten (er was dus
sprake van een zeker niveau van intelligentie)
- Vonden het vuur uit voor koken, warmte, licht en dieren op afstand houden
Prehistorie (voor ontstaan schrift):
1. Steentijd (oude steentijd, midden steentijd en nieuwe steentijd)
(Proto)historie (na ontstaan schrift):
2. Bronstijd
3. Ijzertijd
→ Vernoemd naar het gebruikte materiaal voor werktuigen
Oude steentijd (3.000.000 - 10.000 v. Chr) → Tijd van ijstijden. Mens begon met vuur om te
gaan, mens begon met het maken van stenen werktuigen en maakte grotschilderingen.
Midden steentijd (10.000 - 7.000 v.Chr) → Einde pleistoceen, start Holoceen. Einde van de
ijstijden.
Nieuwe steentijd (7.000 vChr. - 3.000 v.Chr) → landbouw ontstaat, belangrijkste
uitvindingen:
- Zaad tot gewassen laten groeien en het houden van vee: akkerbouw en veeteelt
- Bewerken van klei tot potten die in heet vuur worden afgebakken. Noodzakelijk voor
voorraden. Groepen mensen onderscheiden zich met verschillend aardewerk
- Het wiel
- De ploeg. Vruchtbaarheid van het land neemt toe
→ was ook de tijd van de grote stenen bouwwerken zoals Stonehenge (de stand van de
stenen heeft in ieder geval iets met de zon te maken) en de Hunebedden (begraafplaatsen)
→ ook begint men met het verwerken van koper
Bronstijd (ca 3.000 v.Chr - ca. 800 v.Chr):
- Men ging koper met tin mengen waardoor een veel harder materiaal ontstond: brons.
Dit werd gebruikt voor wapens. Het was een kostbaar materiaal, dus werd er ook nog
veel gebruik gemaakt van stenen werktuigen. Brons werd ook gebruikt bij het maken
van grafgiften.
Ijzertijd (vanaf ca. 800 v.Chr):
- Brons brak toch nog redelijk gemakkelijk. Een nieuw, harder metaal was ijzer. Dit
was ook veel buigzamer. Was ook geschikt voor wapens en gereedschappen.
- In Europa waren het de Kelten die het ijzer bewerkten en verhandelden over heel
Europa. Ze hadden een goede ijzeren wapenuitrusting en werden zo een machtig
volk. Werden echter rond 200 v.Chr verslagen door de Romeinen.
Rond 7000 v.Chr ontstond de landbouw in het Midden-Oosten (Mesopotamië, het huidige
Irak)
→ daarna op meerdere plaatsen in de wereld
→ de overgangsfase ging geleidelijk. Waarschijnlijk is er een overgangsfase geweest waarin
mensen een deel van het jaar rondtrokken en een deel op een vaste plek woonden en hun
oogst binnenhaalden.
Voordelen landbouw (bestaat uit akkerbouw en veeteelt) t.o.v. jagen en verzamelen:
, - niet meer rondtrekken, wonen op een vaste plek waardoor men ook stevigere huizen
ging bouwen
- meer welvaart, men had meer bezit
- meer zekerheid, men had bijv. voedsel in voorraad
- leven in grotere groepen: in plaats van leven in kleine groepen (20-30 personen) ging
men nu leven in groepsverband (100-200 personen).
Nadeel ontstaan landbouw:
- Toch ook onzekerheid: oogsten kunnen mislukken, dieren kunnen ziek worden
De landbouwsamenleving ontstaat (een samenleving waarin het grootste deel van de
mensen werkt in de landbouw, dus akkerbouw en veeteelt, en woont in dorpen)
→ Op sommige plaatsen wordt meer voedsel geproduceerd dan men nodig heeft
→ Ontstaan agrarisch-stedelijke samenleving (Nog steeds werkt een groot deel van de
mensen in de landbouw en woont in dorpen. Maar nu zijn er wel steden, waar mensen leven
van de ambacht en de handel)
→ Negatief gevolg: Steeds meer ongelijkheid in bezit en macht. Er ontstaat een gelaagde
samenleving.
→ Krachtige leiders proberen hun macht uit te breiden door gebieden te veroveren.
→ Hierdoor ontstaan staten (grotere gebieden met grenzen en een leider)
→ Kenmerken eerste stedelijke gemeenschappen:
- Hiërarchische opbouw van de samenleving
- Aanwezigheid van een godsdienstig centrum
- Taakverdeling in de samenleving
- Gebruik van het schrift (samenleving werd ingewikkelder en dus moest er belasting
bijgehouden worden en wetten opgeschreven worden)
Welke taken had een vorst, leider of farao?
- Zorgen voor samenwerking bij aanleg en onderhoud irrigatiesysteem
- Zorgen voor bouw van grote publieke gebouwen (tempels, paleizen)
- Zorgen voor veiligheid t.o.v. andere dorpen/steden/gebieden (leger aanvoeren)
- Goden te vriend houden
- Zorgen voor een goed bestuur, met behulp van ambtenaren en goede wetten
Alle vroege culturen ontstonden bij een rivier vandaar dat ze ‘rivierdalculturen’ worden
genoemd. Zoals Egypte (aan de Nijl), India (aan de Indus) en China (Gele rivier)
→ Een voorwaarde voor het ontstaan van een beschaving is een groot overschot aan
voedsel, dus een zeer vruchtbare grond.