Kennistoets 4, (2020-2021)
Leerstof KT4 van de toetsmatrijs
Laila Wolters, Hbo-Verpleegkunde (HU)
Inleiding
In dit document staan de onderdelen van de toetsmatrijs uitgelegd per vak. Onder elk vak staan alle
onderdelen van de toetsmatrijs uitgelegd.
,CGO 4
Intervention Mapping 4
Het ICF model 4
Zorgproblemen bij zelfmanagement 5
Gezond gedrag jongeren 5
Psychische gezondheidsproblemen bij kinderen 6
Zorgtechnologie en zelfmanagement 8
Zorgvragers met een psychische kwetsbaarheid 8
Rehabilitatie, herstel ondersteunende zorg en terugval preventie 9
Wet en regelgeving en Wvggz 9
Vormen van preventie 10
Leefstijlbegeleiding/ coaching, gedragsbeïnvloeding en fasen van gedragsverandering m.b.v.
doelen, methoden en theorieën. 11
Motiverende gespreksvoering 12
PREDOCS consult 13
Mantelzorg en ontspoorde zorg 13
Polyfarmacie bij ouderen 14
Toolkit Kwetsbare ouderen 14
Informatie- en communicatietechnologieën om de zorg te organiseren en uit te voeren en/of om
communicatie in de zorg te verbeteren. 14
Actualiteit en de te verwachten (maatschappelijke) ontwikkelingen 15
Pijn bij ouderen 15
Richtlijn pijn bij mensen met een verstandelijke beperking. 16
Hartfalen en stemmingsstoornissen en de mogelijke gevolgen daarvan voor het leven van
zorgvragers 17
Principes van integraal gezondheidsbeleid en ketenzorg 17
Politieke ontwikkelingen in de ouderenzorg in Nederland, in het bijzonder rond verpleeghuizen
18
Verpleegkundige overdracht en aandacht voor seksualiteit en intimiteit 18
Transmurale zorg, ketenzorg en diseasemanagement 18
Cliëntenorganisaties in de VGZ 19
AFPF 20
Overgewicht en obesitas 20
Diabetes mellitus type- I 20
Diabetes mellitus type-II 21
Zuur-base effect 22
Pijn 23
1
, Farmacologie bij pijn 23
Multipele sclerose 24
Aandoeningen van het ruggenmerg 25
Aandoeningen aan de perifere zenuwen 26
Spierdystrofie 26
Amyotrofische laterale sclerose (ALS) 27
Decompensatio cordis (hartfalen) 27
Atriumfibrilleren 29
Atherosclerose 30
Cardiovasculair risicomanagement 31
Onderzoekend vermogen 32
Kwalitatief onderzoek 32
Validiteit en betrouwbaarheid in kwalitatief onderzoek 32
Gezondheidsbevordering 33
Preventie binnen de verpleegkundige beroepsuitoefening 33
Preventief gezondheidsonderzoek 33
Needs assessment 33
Relatie tussen leefstijl, gedrag en gezondheidsproblematiek 34
Communicatief gedrag 35
Vormen van preventie 35
GGZ 36
Angststoornissen 36
Obsessive compulsive disorder (OCD) 37
Eetstoornissen 38
Mensen met een psychische kwetsbaarheid: schizofrenie en andere psychotische stoornissen 39
Biopsychosociale model 40
Sociologie 40
Cultuurgebonden opvattingen over ziekte en gezondheid 40
Psychologie 41
Coping, stress en gedragsverandering 41
Ethiek 42
Autonomie 42
Mondzorg 42
Mondzorg 42
2
,CGO
Intervention Mapping
Intervention mapping is het in kaart brengen van een gedragsprobleem en de achterliggende oorzaken
hiervan om zo iemand bewust te maken van het probleem en om daarna een gedragsverandering te
ondergaan. Intervention mapping bestaat uit zes stappen; De probleemanalyse, hierin ga je als
zorgverlener achterhalen wat het probleem is en waarom dit een probleem is. Hierna ga je de
doelstelling bepalen dus wat wil je gaan bereiken?
De derde stap is het ontwerpen van passende interventies en methodes, je gaat dus samen met de
zorgvrager kijken naar wat mogelijke oplossingen voor het gedragsprobleem kunnen zijn. In de vierde
stap ga je de gedragsverandering duidelijk opschrijven, wat is precies de bedoeling? Wat moet iemand
gaan doen?. In de vijfde stap wordt de gedragsverandering ook daadwerkelijk uitgevoerd. Hierna, in de
zesde en laatste stap wordt het hele proces geëvalueerd.
Het ICF model
Definitie: “De ICF beschrijft hoe mensen omgaan met hun gezondheidstoestand. Iemands gezondheid is
met behulp van de ICF te karakteriseren in lichaamsfuncties en anatomische eigenschappen, activiteiten
en participatie. Gezondheid is aldus te beschrijven vanuit lichamelijk, individueel en maatschappelijk
perspectief.” (whofic.nl) Met de ICF worden dus de problemen genoteerd waar mensen mee te maken
hebben door hun ziekte of aandoening.
3
,Zorgproblemen bij zelfmanagement
Definitie: “Zelfmanagement is het zodanig omgaan met de chronische aandoening (verschijnselen
(symptomen), behandeling, lichamelijke, emotionele (psychische) en sociale gevolgen en bijbehorende
aanpassingen in leefstijl) dat de aandoening optimaal wordt ingepast in het leven.”
(kennisbundel.vilans.nl, z.d.)
Door het zelfmanagement van mensen te bevorderen kunnen mensen vaak langer thuis blijven wonen.
Mensen die meer zelf kunnen zijn minder afhankelijk van anderen en hebben vaak een beter zelfzorg.
Hierdoor zijn mensen met goede zelfmanagement vaak gezonder. Het doel van zelfmanagement is het
dagelijks functioneren, kwaliteit van leven en welzijn te behouden of verbeteren.
Veel ouderen blijven tegenwoordig langer thuis wonen omdat er veel mogelijkheden zijn om veilig thuis
te blijven wonen. Mensen kunnen bijvoorbeeld hun woningen aan laten passen op hun behoeftes.
Mensen zijn ook vaak gedwongen om lang thuis te blijven wonen omdat er simpelweg niet genoeg plek
is in verzorgingstehuizen. Het komt dus nog wel eens voor dat mensen die eigenlijk langdurige zorg
nodig hebben toch nog thuis moeten blijven wonen. Vaak kunnen deze mensen niet meer goed voor
zichzelf of de partner zorgen en zijn ze erg afhankelijk van zorgmedewerkers. Er wordt dus in sommige
gevallen teveel verantwoordelijkheid gegeven over de zorg voor zichzelf en anderen terwijl ze dit
eigenlijk niet meer aan kunnen.
Gezond gedrag jongeren
Het gedrag van jongeren kan veranderen in de puberteit, dit gebeurt omdat ze zich af aan het zetten zijn
van de ouders en omdat ze hun eigen identiteit aan het zoeken zijn. Normaal gedrag bij jongeren tussen
de 10e en 16e levensjaar kan zijn:
- Stemmingswisselingen.
- Sombere buien
- onzekerheid
- verlegenheid
- piekeren.
- Opstandig gedrag, schreeuwen, schelden
- Meer in zichzelf gekeerd, minder open.
- Egocentrisme.
4
, Psychische gezondheidsproblemen bij kinderen
Angst en eetstoornissen kunnen voorkomen bij jongeren. De definitie van een angststoornis: “Een
angststoornis wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een pathologische angst. Als angst geen
reële grond heeft en iemand er sociale problemen door ondervindt, is er sprake van een stoornis.
Angststoornissen bij kinderen en jongeren uiten zich op allerlei manieren: fysiologisch (trillen, hoofdpijn,
buikpijn), cognitief (vervelende gedachten over nare dingen die kunnen gebeuren, overmatig piekeren) of
gedragsmatig (angstige situaties uit de weg gaan, huilen, verstijven, bevriezen, prikkelbaar of opstandig
gedrag, en geruststelling vragen)” (nji.nl, z.d.)
Dit zijn een aantal voorbeelden van angststoornissen:
- Paniekstoornis: Iemand met een paniekstoornis heeft last van terugkerende, onverwachte
angstaanvallen. Een paniekaanval is een golf van intense angst die heel plotseling kan ontstaan
en binnen enkele minuten een piek bereikt.
- Straatvrees (agorafobie): Mensen met agorafobie zijn bang om hun vertrouwde omgeving te
verlaten en zijn vaak bang om naar buiten te gaan.
- Sociale fobie: Als je een sociale fobie hebt ben je onzeker en bang dat andere mensen je niet
aardig vinden. Je bent bang om kritiek te krijgen, of om gepest of uitgelachen te worden.
- Piekerstoornis: Iemand met een piekerstoornis is vrijwel altijd overbezorgd en denkt erg veel na
over dingen die mis kunnen gaan. Mensen voelen zich vaak gespannen.
- Dwangstoornis: Mensen met een dwangstoornis hebben last van dwanggedachten (obsessies)
waardoor zij bepaalde handelingen steeds herhalen. Het niet kunnen uitvoeren van een
dwangmatige handeling leidt vaak tot angst.
- Hypochondrie: Iemand met hypochondrie heeft vaak het idee dat er lichamelijk iets mis is. Bij
simpele symptomen als hoofdpijn of vermoeidheid gaan mensen snel uit van het ergste. Ze
denken vaak dat ze ernstig ziek zijn.
- Dysmorfofobie: Mensen met dysmorfofobie zijn erg onzeker over hun eigen lichaam en zien hun
lichaam op een vertekende manier. Ze kunnen zo onzeker zijn dat ze niet graag buitenshuis
komen.
5