BAARDA EN DE GOEDE: BASISBOEK KWALITATIEF
ONDERZOEK
B E L A N G R IJ K E B E G R IP P E N P E R H O O F D S TU K + K O R TE S A M E N V A T T IN G E N U IT H E T B O E K
HOOFDSTUK 1: WAT IS MIJN DOELSTELLING EN WAT MIJN
VRAAGSTELLING?
Probleemstelling : Een situatie, of onderdelen hiervan worden als problematisch ervaren, en de
onderzoeker zoekt hiervoor een oplossing.
Normatief : normatieve uitspraken gebruik je voor het omschrijven van de huidige situatie of de
gewenste situatie. Je ontleent bepaalde maatstaven (normen) aan de gewenste of ideale situatie
waarmee je de bestaande situatie vergelijkt. Bijvoorbeeld: Een meer klantvriendelijke sfeer in de
filialen, een tijdschrift dat aansluit bij de wensen van de klanten etc.
Probleemverheldering: is van belang bij een complex probleem, voordat er over wordt gegaan op
actie. Je verheldert letterlijk het probleem even.
Onderzoeksvraagstelling: een voorlopige vraagstelling van de opdrachtgever die je als
uitgangspunt neemt voor je onderzoek.
Onderzoeksdoelstelling : Hoeft niet altijd het oplossen van het gestelde probleem te zijn. Er is
namelijk verschil tussen een beleidsdoel en een onderzoeksdoel. Een onderzoeksdoel is vaak
bedoeld om ergens inzicht in te krijgen. Bij het onderzoeksdoel wordt de relevantie van het
onderzoek aangegeven. Dus: waarom is het zinvol om dit onderzoek uit te voeren?
Onderzoeksvragen: de vraagstelling bestaat meestal uit enkele tamelijk specifieke
onderzoeksvragen, die je als onderzoeker via het opzetten en uitvoeren van een empirisch
onderzoek hoopt te kunnen beantwoorden.
Praktische relevantie: waarom is het zinvol om dit onderzoek uit te voeren? Bijvoorbeeld: betere
klantvriendelijkheid is goed voor de klanten, het personeel en de zaak. Het is dus een onderzoek
waarbij informatie wordt verzameld die nut hebben bij de oplossing van het gestelde probleem, het
zorgt ervoor dat een situatie in de praktijk zal veranderen in een gewenste situatie.
Theoretische relevantie: de doelstelling is het vergroten van wetenschappelijke kennis over een
onderwerp en heeft een groot maatschappelijk nut. Bijvoorbeeld een theorie die een fenomeen
verklaart.
SAMENVATTING 1.1
Als een opdrachtgever een onderzoek wil laten uitvoeren worden veelal de volgende globale
stappen genomen. De opdrachtgever:
• Stelt een bestaande situatie als een probleem: de probleemstelling.
• Geeft nadrukkelijk aan dat hij een probleem wil oplossen:
praktijkdoelstelling/beleidsdoelstelling.
• Besluit om via onderzoek nieuwe gegevens te verzamelen waarop hij mede zijn
maatregelen kan baseren om de praktijkdoelstelling te realiseren.
• Formuleert een (voorlopige) vraagstelling voor het empirische onderzoek die als
uitgangspunt dient voor het overleg met de onderzoeker over de uiteindelijke vraagstelling van het
onderzoek.
,• Voert overleg met de onderzoeker over de bedoelingen van het onderzoek: de
onderzoeksdoelstelling, die veelal door de onderzoeker wordt geformuleerd.
Gedragscode: Vele beroepsorganisaties hebben een gedragscode ingesteld om respondenten en
onderzoekers te beschermen. Daarnaast is er wetgeving op het gebied van privacy.
SAMENVATTING 1.2
Ethisch verantwoord : een onderzoek is ethisch verantwoord wanneer:
• De respondenten vrijwillig meewerken en er aan hen geen valse voorstelling van zaken
wordt gegeven, de gegevens anoniem worden verwerkt en de uitkomsten voor hen geen nadelig
effect hebben.
• De onderzoeker het onderzoek voor de opdrachtgever op een controleerbaar eerlijke en
objectieve manier uitvoert, en geen gegevens aan derden verstrekt als de opdrachtgever daarmee
niet instemt.
Vraagstelling : Het formuleren van de vraagstelling van je opdrachtgever in een onderzoeksvraag.
De meeste vraagstellingen zijn erg breed en worden niet volledig beantwoord. Bijvoorbeeld: Hoe
kan ik de verkoop van het tijdschrift X bevorderen.
Onderzoeksvraag = een reductie van de vraagstelling, omdat vraagstellingen vraag erg breed zijn
en veel vragen bij mensen oproepen, een onderzoeksvraag is daarom vaak ook maar een deel
van de vraagstelling. Je kan dus niet de vraagstelling volledig beantwoorden. Achter een
onderzoeksvraag moet altijd een vraagteken!
Beleidsvraag : hoe-vragen: hoe kunnen we de sfeer verbeteren? Hoe kunnen we een imago
verbeteren? BV:
• Hoe kunnen we de sfeer in filialen verbeteren?
• Hoe kunnen we het imago verbeteren van tijdschrift X?
• Hoe kan ik de effectiviteit van vragen verhogen?
Een onderzoek geeft nooit direct een oplossing aan. Je kunt hoogstens een diagnose stellen; de
theorie, oplossing, of ingreep moet door de opdrachtgever of anderen worden bedacht.
Normatieve / esthetische onderzoeksvraag: onderzoeksvragen waar geen antwoord op is te
vinden. BV: is verplicht afkicken goed voor verslaafden? Of dingen goed/slecht zijn meestal
ethische vragen, deze zijn ook moeilijk te beantwoorden en moet je proberen te vermijden.
Bij kwalitatief onderzoek moet het altijd gaan om open vragen! Hoe-vragen zijn bijvoorbeeld open.
SAMENVATTING 1.3
In de onderzoeksvraag geef je aan wat je precies wil weten. Het formuleren van een
onderzoeksvraag is een proces dat meestal begint met een globale vraagstelling en eindigt met
een beperktere, maar daardoor veel concretere onderzoeksvraag of met een aantal specifieke
onderzoeksvragen. Een belangrijk onderdeel van dit proces is de oriëntatie op het
onderzoeksonderwerp aan de hand van gesprekken met deskundigen, opdrachtgevers,
literatuuronderzoek en mogelijk (kwalitatief) vooronderzoek. Als je tot een min of meer definitieve
onderzoeksvraag of specifieke onderzoeksvragen bent gekomen, moet je nog wel nagaan of het
niet om een beleidsvraag gaat ( Hoe kan ik..?) of om een ethische (Wat is het beste..?) of een
esthetische (wat is het mooiste?) op dit soort vragen kan onderzoek geen rechtstreeks antwoord
geven. Controleer verder of het wel echt om een vraag gaat en of het een open vraag is. Bij
kwalitatief onderzoek is een onderzoeksvraag pas definitief wanneer je het verslag schrijft:
tussentijds kan op basis van de onderzoekservaringen de onderzoeksvraag namelijk worden
aangepast.
SAMENVATTING 1.4
Er zijn drie soorten onderzoeksvragen:
,• beschrijvende onderzoeksvraag: omschrijft een situatie. BV: Je onderzoekt de
ontwikkelingen van harddrugsverslaafden.
• verklarende onderzoeksvraag: je wilt tot een theorie komen, je wil verklaring geven wáárom
iets gebeurt. BV: je wil een verklaring geven waarom het de ene verslaafde wel en de andere niet
lukt om af te kicken.
• toetsende onderzoeksvraag: je probeert met je theorie een bepaald fenomeen verklaren.
BV: je hebt gelezen dat stemming en effectiviteit een goede invloed hebben op vergaderingen . En
jij toetst of dit ook daadwerkelijk het geval is.
Eigenschap : 'wat vinden jongeren van tijdschrift X?' is een eigenschapsbegrip, wat zijn jongeren
precies? Een eigenschapsbegrip kan een kenmerk van bepaalde personen, object, situatie of een
proces zijn. Dit geldt ook voor effectiviteit. Je gaat meten wat effectiviteit precies inhoudt.
Eenheidsbegrip: hiermee wordt aangegeven aan wie of wat een eigenschap toebehoort. Hierbij
zijn de volgende categorieën: locaties, groepen, individuele personen. Onderzoekseenheden zijn
locaties, groepen en personen waarover je uitspraken wilt gaan doen.
Informanten: zij geven informatie waarop jij jouw onderzoek baseert.
SAMENVATTING 1.5:
Het is belangrijk om bij de onderzoeksvragen aan te geven wat de onderzoekseenheden zijn, dat
wil zeggen de locaties of groepen waarover de personen over wie je uiteindelijk uitspraken gaat
doen en wat de eigenschappen van deze eenheden zijn. De eenheden hoeven niet noodzakelijk
mensen te zijn. Bij de laatst genoemde eenheden werk he meestal met informanten: situaties
kunnen immers zelf niets zeggen. De eenheden bepalen je keuze van de personen die je gaat
interviewen of van de situaties waarin je gaat observeren. De eigenschappen bepaalden de vragen
die je gaat stellen en de observaties die je gaat uitvoeren.
Gefungeerde theorie-benadering: je gaat enigszins vooringenomen te werk: je hebt al enig idee
over wat de uitkomst zal zijn en hierom begin je niet geheel blanco.
Template-benadering: Je hebt een theoretisch model (=template) en je wilt kijken of dat past op de
gegevens die je gevonden hebt. Dit wordt gebruikt bij toetsende onderzoeken. BV je wilt contacten
tussen kinderen onderzoeken en je gebruikt hiervoor een contacthypothese.
Zoekllichttheorie: Een theorie kan worden gebruikt als achterliggend verklaringskader ( =
zoeklichttheorie) waarmee je verschijnselen kunt interpreteren en verklaren. BV als je een
voetbalwedstrijd ziet als een economische transactie, dan kom je tot geheel andere uitspraken als
wanneer je voetbal ziet als een oorlogsspelletje.
Iteratief proces: theorieën blijven proberen en proberen tot je de best passende oplossing hebt
gevonden. AKA cyclisch proces.
SAMENVATTING 1.6
Ook bij kwalitatief onderzoek betreed je niet geheel blanco het onderzoeksveld. Op grond van je
oriëntatie op het onderzoeksonderwerp en onderzoekseenheden, zal je al dan niet bewust gebruik
maken van die informatie. Bij een beschrijvend onderzoek wil je meestal zo open mogelijk te werk
gaan om tot nieuwe inzichten te komen. Bij een verklarend onderzoek gebruik je vaak bewust een
theorie of theoretische notie die als zoeklicht fungeert. In een template-benadering ga je
bijvoorbeeld na in welke mate een bestaande theorie verklaring kan vormen voor het door jou
bestudeerde fenomeen. Je onderzoekt dan in hoeverre de theorie past op de praktijk.
Attenderende begrippen kunnen in het kader van een theorie, maar ook los daarvan,
richtinggevend zijn bij en je gevoelig of alert maken voor bepaalde aspecten van je
onderzoekseenheden die je anders misschien over het hoofd zou zien. Het doel van een
gefungeerde theorie-benadering is vaak om dit soort attenderende begrippen te ontdekken.
Vervolgens wordt er weer gekeken of die gevonden begrippen bruikbaar zijn.
,Bereidheid en bereikbaarheid respondenten: bereidheid van mensen om aan het onderzoek mee
te doen hangt af van de volgende zaken:
• de instantie die het onderzoek uitvoert ( commercieel bureau, of een hogeschool?)
• de wijze waarop iemand wordt benaderd
• de tijd die het kost
• de aantrekkelijkheid van het onderwerp
• het nut van het onderzoek
• een blijk van (materiële) waardering
Bereikheid is ook van belang. Er is niet altijd een bestand waaruit je informatie voor je steekproef
uit kunt halen. BV: een bedrijf heeft een bestand met gegevens van medewerkers.
SAMENVATTING 1.7
De uitvoerbaarheid van een onderzoek hangt onder meer af van de hoeveelheid tijd en geld die
beschikbaar is. Andere belangrijke factoren zijn de bereidheid om aan het onderzoek mee te doen
en de bereikbaarheid van je respondenten. Het is verstandig om aan de hand van de genoemde
punten al in een vroeg stadium een eerste globale financiële en personele begroting te maken. Op
basis van die begroting moet je beslissen of het onderzoek haalbaar is.
HOOFDSTUK 2: HOE ZOEK IK INFORMATIE?
Voordat je aan je onderzoek begint:
• Vergelijkbaar onderzoek: Je kijkt of anderen al vergelijkbaar onderzoek hebben gedaan,
zodat je niet dubbel werk hoeft te doen. Het zou zonden zijn als je maanden bezig bent met een
onderzoek, en er vervolgens achter komt dat dit onderzoek al eerder is gedaan, en je veel tijd had
kunnen besparen.
• Door anderen verzameld materiaal: het kan zo zijn dat je gegevens nodig hebt die door
anderen al verzameld zijn. BV: een bestand vol met gegevens van medewerkers, die jij nodig hebt
om hen te kunnen interviewen. Dit is veel makkelijker dan zelf deze gegevens verzamelen.
• CBS: verzameld sinds 1993 cijfers over heel veel onderwerpen. Deze kunnen je helpen bij
je onderzoek. Echter zijn dit enkel kwantitatieve gegevens.
• Archieven: kan schriftelijk, en/of beeldmateriaal bevatten dat jij kan gebruiken voor je
onderzoek.
Het kan ook zo zijn dat een onderwerp uniek is. En er geen informatie voor handen ligt om de
onderzoeksvraag te beantwoorden. Bijvoorbeeld bij imago-onderzoek voor een nieuw product.
Social Research Methodology (SRM): een speciaal informatiebestand, dat onderzoekspublicaties
op het terrein van sociale wetenschappen uitsluitend bekijkt op de gehanteerde methodologische
aspecten.
KWALON: hier vind je links naar nuttige sites voor kwalitatieve onderzoeken.
Daarnaast zijn er ook dit soort bestanden voor specifieke vakgebieden zoals, Qualitative market
research.
Waarvoor kun je dergelijke onderzoeksverslagen gebruiken?
• Je gebruikt bestaande bestanden om ideeën op te doen over begrippen die je wilt
onderzoeken (BV: klanttevredenheid) Hoe heeft een ander klantvriendelijkheid omschreven?
• Bij een explorerend/toetsend onderzoek gebruik je bestaande bestanden om informatie te
verschaffen over theorieën en ideeën die op het door jou te onderzoeken bestaan. Voor een
explorerend onderzoek kan een eerder onderzoek je op ideeën brengen over de te onderzoeken
centrale begrippen en daarmee samenhangende factoren die je anders wellicht over het hoofd had
,gezien. Bijvoorbeeld je doet een onderzoek over ziekteverzuim en in eerder onderzoek blijkt dat
sociaal psychologische componenten hiervan op grote invloed zijn.
• Voor de selectie van onderzoekseenheden. Van belang als het gaat om moeilijke
doelgroepen (BV illegalen) hierbij is het nuttig om op zoek te gaan naar onderzoek over dezelfde
doelgroepen en te bekijken hoe daarbij respondenten gevonden en geworven zijn.
SAMENVATTING 2.1
Om te achterhalen of anderen al vergelijkbaar onderzoek hebben gedaan, is de belangrijkste
reden om informatie te zoeken. Hebben ze dat, dan hoef je het onderzoek zelf niet te doen. Is er
geen onderzoek gedaan, dan zijn er mogelijk toch gegevens voorhanden die anderen verzameld
hebben en die jij kunt gebruiken voor je onderzoek. Is dit allemaal niet het geval en moet je dus
zelf het onderzoek uitvoeren en ook zelf de data verzamelen. Je kunt dat informatie vinden die
relevant is voor: ( zie bovenstaande gegevens )
Zoekterm : Wordt gebruikt om op het internet of in bestanden op zoek te gaan naar termen.
Antoniem : je zoekt op het tegenovergestelde van je begrip. Bijvoorbeeld: je bent opzoek naar
informatie over geluk, en zoekt naar depressiviteit, aangezien hierover meer informatie te vinden
is.
Synoniem: het is belangrijk om synoniemen te gebruiken als je op zoek bent naar gegevens in
elektronische bestanden. Als je ziekteverzuim bijvoorbeeld niet kunt vinden, probeer dan
'verlof/ziekte'. Om op synoniemen en antoniemen te komen kun je het best een encyclopedie
gebruiken.
Namen van auteurs als zoekterm gebruiken: kijk naar wie er eerder onderzoek heeft gedaan naar
hetzelfde onderwerp, en gebruik deze naam als zoekterm.
Engelse termen: veel informatie wordt geschreven in het Engels, hierom doe je er goed aan ook
Engelse bestanden te gebruiken.
Vakwoordenboeken: kun je ook gebruiken bij je onderzoek. Dit vergroot de kan dat je adequate
zoektermen vindt.
Verwante begrippen : veel Britse en Amerikaanse woordenboeken geven vaak automatisch
synoniemen en verwante begrippen. Probeer een van die verwante begrippen ook eens.
Trefwoorden : bepaalde vaste termen uit een lijst die de inhoud van een artikel karakteriseren.
Mogelijk tref je daarin bruikbare zoektermen aan die je eerder over het hoofd hebt gezien.
Thesaurus : bij iedere term is aangegeven welke andere termen, die ook in de lijst voorkomen,
eraan gerelateerd zijn. Deze gaat op zoek naar bredere en smallere termen. Bijvoorbeeld je zoekt
op agressie en hij vind de bredere term sociaal gedrag, en smallere termen zoals ruzie en oorlog.
SAMENVATTING 2.2
Zoektermen vormen het uitgangspunt bij het zoeken naar relevante informatie. Om aan de goede
informatie te komen moet je dus over goede zoektermen beschikken. Ga eerst in een
woordenboek en encyclopedie kijken werken synoniemen er genoemd worden voor de zoekterm
die je gekozen hebt. Kijk bovendien welke termen er in verband met de gekozen zoekterm
genoemd worden. Soms help het wanneer je op een term zoekt dat precies het tegenovergestelde
betekend.
Als je denkt goede zoektermen te hebben gevonden, moet je in een woordenboek de Engelse
equivalenten opzoeken. In veel bestanden en op internet kun je alleen maar informatie vinden als
je Engelse zoektermen gebruikt. Raadpleeg ook meertalige vakboeken.
Als je al je relevante literatuur hebt, moet je eens kijken welke descriptoren er bij de literatuur
gebruikt worden. Als het goed is komen ze overeen met jouw zoektermen. Zo niet, pas dan je
zoektermen aan.
, SAMENVATTING 2.3
Het is verstandig om voor je bronnenonderzoek een tijdsplanning te maken. Stel van te voren vast
hoeveel tijd je hebt om te zoeken, maar ook om wat je gevonden hebt te lezen. Verder kost het
maken van kopieën, prints en het aanvragen van rapporten vaak veel geld, dus houd daar ook
rekening mee.
Tot slot kun je het jezelf gemakkelijk maken door van te voren de nodige beperkingen te
formuleren die je dan in je zoekprogramma meeneemt. Je moet daarbij denken aan bijvoorbeeld
alleen recente literatuur, alleen literatuur in het Nederlands en Engels enzovoort.
Zoekmachines: is maar een deel van informatie op het internet, er zijn nog veel meer manieren.
Directory's, gateways, meta-indexen, portals, ontwerp-gidsen: zorgvuldig geselecteerde en
georganiseerde overzichten van websites die op velerlei gebieden bestaan. Ze verwijzen vaak
naar gevonden pagina's waar dit soort bestanden of de volledige teksten gevonden kunnen
worden.
Infomine: vooral op wetenschappelijke informatie gericht.
Sociosite: zoekmachine gericht op sociale wetenschappen.
Google scholar: zoekt door een geselecteerde database (dus niet door álle websites, zoals google)
Scirus: Vaak alleen bereikbaar via school mediatheken. Richt zich op de wetenschap, werkt
ongeveer als een thesaurus: verschillende verwante zoektermen worden opgegeven.
Gespecialiseerde startpagina's: handig aan het begin van je onderzoek, je vind relevante
verwijzingen naar andere pagina's, instituten en deskundigen. BV: DrOmedaris: gespecialiseerd in
geneeskunde.
Beroepsverenigingen: hebben eigen sites met verwijzingen naar relevante informatiebronnen.
SAMENVATTING 2.4.1
Het is uiteraard het gemakkelijkst om een zoekterm in te klikken in een algemene zoekmachine als
Google. Dit levert vaak erg veel niet-relevante informatie op en veelal wordt de relevante informatie
niet gevonden. De kans op relevante treffers wordt iets groter wanneer je zoektermen combineert.
Het intikken van een auteursnaam, de niet al te gangbaar is, kan wel eens helpen. Beter is het om
zoekmachines te gebruiken die specifiek op jouw onderzoeksterrein gericht zijn. De kans op
relevante treffers is dan veel groter. Voor het zoeken van informatie kun je het beste gebruik
maken van allerlei goed geordende en zorgvuldig geselecteerde overzichten op het vakgebied of
rond het onderwerp.
Deskundigen in gespecialiseerde instituten: Voor je onderzoek is het belangrijk om met
deskundigen te praten, je vindt hen vaak in gespecialiseerde instituten, zoals het Amsterdams
instituut Arbeidsstudies.
Nederlands onderzoek databank: om uit te zoeken welke deskundigen er op je terrein werkzaam
zijn.
Het internet is ook een goede bron voor tips voor het schrijven van een verslag of scriptie.
Pyttersen's Almanak: een belangrijk hulpmiddel bij het opsporen van relevante instellingen en
organisaties. In deze almanak, die onder meer op cd-rom wordt uitgegeven, vind je het overzicht
van alle mogelijke organisaties, inclusief hun adres en telefoonnummer.
Nieuwsgroepen: gericht op recreatief gebruik.
Discussiegroepen : een serieuzer karakter
SAMENVATTING 2.4.2