Week 4
College 7: Agentification
→ Hoorcollege:
In tegenstelling tot geprivatiseerde diensten, blijven ge-agentificeerde diensten binnen de publieke
sector. Agentification een een milde vorm van marketization. Hoe autonoom zijn deze organisaties
dan, als er altijd een link is met de overheid? Agentification: er wordt gesleuteld aan de
organisatiestructuur, departementen worden op afstand geplaatst. De 3 –ions eronder zijn ook van
toepassing bij agentification.
Uitgangspunt: wie is nou de hond, en wie is nou de baas? Houdt de overheid de departementen wel
de baas? Beide partijen zijn met elkaar verbonden, gelijkwaardige partners als baas en hond.
Centrale metafoor: baas die de hond uitlaat, wie trekt wie mee?
Agentification is gekozen omdat de vorige organisatievorm niet meer voldeed. Uitgangspunt:
organisaties worden op afstand geplaatst, omdat ze niet maximaal efficiënt waren of niet goed
konden functioneren richting de klant toen ze nog binnen een overheidsdienst zaten. Vraag van
departementen (ZBO’s): wil ik wel echt zelfstandig worden (grote financiële verantwoordelijkheid)?
Dan konden ze wel eigenlijk beleid maken en als autonomist te werk gaan.
Financiële binding (overheidsbegroting) vs vrijheid: denk aan de metafoor van ouders met kinderen
die op kamers wil gaan wonen. Overheid bemoeide zich toch, omdat ze bang waren dat ZBO’s dit niet
aan konden (invloedsfeer). Toch een morele verplichting om te luisteren naar de overheid, omdat
ZBO’s voormalig onderdeel waren en een goede indruk wilde achterlaten (relaties goedhouden, want
vangnet behouden). Efficiënter organiseren door departementen los te laten vs angst dat ZBO’s
dingen gaan doen die de overheid niet wil. De interactie is weg, ZBO’s leveren voortdurend een
gevecht over hun eigen zelfstandigheid.
, 2. Er moeten bepaalde prestaties worden geleverd met het gefinancierde bedrag van de overheid.
Nooit genoeg geld gegeven voor alle werkzaamheden van die uitvoerende diensten te bekostigen,
dus zullen ZBO’s zelf nieuwe commerciële activiteiten moeten ontwikkelen.
1) Overheidsbureaucratie is veel te groot geworden met een uitdijende taakstelling. 2) Bezuinigingen
leidden ook tot agentification, dus de betaalbaarheid van overheidsdiensten was een heel belangrijk
motief. 3) Speelruimte van de burger, NPM focust op het in beeld komen van de burger als klant
(doelgroepen herkenden zich eerst niet in de diensten die door overheidsorganisaties werden
geproduceerd). Onderzoeken naar klanttevredenheid in deze tijd, poging om de burger veel meer bij
de samenleving en bij de politiek te gaan betrekken. 4) Klantgerichte, flexibele overheid. Efficiency
door onvrede onder burgers. 5) In deze processen heerste een soort theorie dat diensten op afstand
moesten worden geplaatst ten goede van de organisatie en burger.
1) Overheid staat weer op afstand, geen controle. 2) Men is bang dat departementen financieel geen
goede beslissingen kunnen maken. 3) Wanneer is het een overheidstaak en wanneer niet?