Thema 1: Farmacologie, cellen en organellen
Orgaanstelsel Algemene functie Organen Functie v/d organen
1 Huid Beschermd het lichaam tegen Huidlaag, haarfollikels, Beschermen, verstevigen,
invloeden van buiten zweetklieren, nagels opslaan
2 Beenderen Biedt stevigheid, beschermd weefsel Beenderen, gewrichten, Stevigheid, vorming
kraakbeen, beenmerg bloedcellen
3 Spier Voortbeweging, biedt stevigheid, Skeletspieren, pezen Beweging, beschermen,
geleid warmte prikkels verstevigen
4 Zenuw Geleiding van prikkels Centraal/ perifeer Besturen, verbinden van de
zenuwstelsel zintuigen
5 Hormoon Reguleert activiteiten in het Hypofyse, schildklier, nieren, Alles regelen in je lijf
orgaanstelsels thymus, geslachtsdelen
6 Cardiovasculaire Transporteren van cellen en Hart, bloedvaten, bloed Voortstuwen, verdelen,
opgeloste stoffen opnemen, vervoeren
7 Lymfe Verdedigd tegen infecties en ziekten Lymfevaten, lymfeknopen, Vervoer, bewaken,
milt, thymus controleren, reguleren
8 Ademhaling Transporteren/ uitwisselen van Longen, luchtpijp, neusholte Ademen, uitwisseling
zuurstof en koolstofdioxide
9 Spijsvertering Verwerking/ opname van voedsel Speekselklieren, keelholte, Voorstuwen, opnemen,
slokdarm, maag enz. afbreken
10 Urinaire Verwijdert overtollig water/ zout/ Nieren, ureters, urineblaas, Maken, opslaan, geleiden
afval urethra
11 Voortplanting Voortplanten, vormt geslachtscellen M: testes, klieren, uitwendige Zaadcellen maken en laten
en hormonen organen rijpen
V: eierstokken, eileider, Eitjes rijpen, ‘baby maken’
vagina, baarmoeder, borsten
Organellen Belangrijkste functie per organel
1 ER (Endoplasmatisch Riticulum) Fabriek van eiwitten
2 Mitochondriën Energie fabriek
3 Cytoplasma Vocht in de cel, zorgen voor voedingsstoffen
4 DNA (bestaat uit chromosomen) Functie van de cel, genotype en fenotype
5 Ribosomen Produceren van enzymen
6 Golgi- apparaat Productie van eiwitten, informatie geven, kopiëren
7 Celmembraan van de kern Bescherming van het DNA
8 Celmembraan Structuur van de cel
Anatomie: wat/ waar is de lever?
Functie Bouw
Eiwitten Opbouw van spieren (alle cellen in het Aminozuren
lijf)
Lipiden Verbranding Vet, glycerol en alcohol
Koolhydraten Energie voorziening Saccharides
Fysiologie: hoe werkt de lever?
ATP is de energievoorziening in de cel
Pathologie: het ontstaan van ziekten?
Farmacologie: werking van geneesmiddelen?
, Farmacodynamiek: invloed van geneesmiddelen op het lichaam.
Aangrijpingspunten Uitleg
1 Receptoren Geneesmiddelen gaan op de receptoren in de cel liggen. Agonisme/ antagonimse
2 Transporteiwitten Geneesmiddel hangt aan het eiwit
3 Ionkanalen Hier kunnen ionen doorheen en nemen zo het geneesmiddel mee naar binnen in de cel
4 Enzymen Versnellen het effect
Indicatie Uitleg
1 Absorptie Het opnemen van het geneesmiddel
2 Distributie Transporteren van het opgeloste geneesmiddel in het bloed, verdelen in het lichaam
3 Eliminatie Metabolisme= omzetten, dmv P450 enzym, uitscheiden van het overige geneesmiddel
First pass effect: geneesmiddel eerst langs de lever, hier wordt hij afgebroken (deels) en uitgescheiden
Geneesmiddelinteractie: mensen hebben meerdere geneesmiddelen, het kan dat dit niet samen gaat.
Contra- indicaties: geneesmiddelen die voor een andere rede op de markt worden gebracht dan dat ze nu gebruikt worden.
Zie viagra.