Samenvatting Aansprakelijkheidsrecht
Leereenheid 1 – Verbintenissen uit de wet: inleiding en samenloop
Reader - Introductie
Art. 6:162 lid 2 BW definieert de onrechtmatige daad mede als doen of nalaten in strijd met
hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer betaamt.
Is iemand op grond van art. 6:!62 lid 1 BW jegens een ander aansprakelijk, dan ontstaat een
verbintenis tot schadevergoeding. Gebruikelijk is de verbintenis te omschrijven als een
vermogensrechtelijke rechtsverhouding tussen twee of meer personen krachtens welke de een tot
een prestatie verplicht is (schuldenaar), terwijl de ander (schuldeiser) tot die prestatie is
gerechtigd.
In beginsel is een verbintenis rechtens afdwingbaar, art. 3:296 BW. Bovendien kan de schuldeiser
van een verbintenis in beginsel zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen, art.
3:276 BW.
Gezien de ingrijpende rechtsgevolgen die de wet aan het bestaan van een verbintenis verbindt, is
voor het ontstaan van een verbintenis in beginsel een wettelijke basis vereist, art. 6:1 BW. De
belangrijkste vorm van verbintenissen is de in de cursus overeenkomstenrecht te bespreken
obligatoire overeenkomst, art. 6:213 lid 1 BW. Door het toekennen van verbintenisscheppende
kracht aan de redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 BW) en aan een doen of nalaten in strijd met
hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (art. 6:162 lid 2 BW),
zijn verbintenissen die voortvloeien uit het ongeschreven recht eveneens als verbintenissen uit de
wet aan te merken.
Bovendien kunnen verplichtingen die passen in het stelsel van de wet en aansluiten bij wel in de
wet geregelde gevallen ook als verbintenissen worden aangemerkt (HR 30 januari 1959, NJ 1959,
548 Quint-Te Poel).
De onstaansbronnen van verbintenissen kunnen als volgt in schema worden gebracht:
Verbintenissen ontstaan uit de wet
- Rechtshandeling
Eenzijdige
Meerzijdige o.a. overeenkomst
- Rechterlijke uitspraken
- Andere rechtsfeiten
Gedragingen van schuldenaar of schuldeiser
o Rechtmatige daad
Onverschuldigde betaling, art. 6:203 BW
Ongerechtvaardigde verrijking, art. 6:212 BW
Zaakwaarneming, art. 6:198 BW
o Onrechtmatige daad, art. 6:162 BW
Andere feiten of toestanden o.a. alimentatieverplichtingen
Contractuele aansprakelijkheid een verbintenis tot schadevergoeding die voortvloeit uit een
rechtshandeling/overeenkomst, art. 6:74 BW.
1
,De handeling kan op grond waarvan men tot een rechtmatige daad of onrechtmatige daad
concludeert niet alleen een feitelijke handeling (bv. vernieling), maar ook een rechtshandeling zijn.
De verbintenis die uit rechtmatige of onrechtmatige daad voortvloeit zal meestal bestaan uit het
betalen van schadevergoding, maar kan ook een andere inhoud hebben, zoals het voortzetten van
een aangevangen belangenbehartiging.
De verplichting tot het betalen van schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad (art.
6:162 BW) is na de overeenkomst de belangrijkste bron van verbintenissen. Men kan op grond van
onrechtmatige daad op twee manier aansprakelijk zijn:
a. Persoonlijke aansprakelijkheid (Afd. 6.3.1 BW): degene die schade heeft veroorzaakt is in
eigen persoon aansprakelijk
b. Kwalitatieve aansprakelijkheid (Afd. 6.3.2 BW): men is in een bepaalde
kwaliteit/hoedanigheid aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door
Een persoon met wie men in een bijzondere verhouding staat, zoals ouder-kind (art.
6:169 BW) of werkgever-werknemer (art. 6:170 BW).
Een zaak of dier ten opzichte waarvan men in bepaalde verhouding staat, zoals
bezitter-roerende zaak (art. 6:173 BW) of bezitter-dier (art. 6:179 BW).
Tekstboek nummers 1 t/m 3
Door het aangaan van een obligatoire (‘overeenkomst scheppende’) overeenkomst verbindt een
partij zich moedwillig door een rechtshandeling. In een aantal gevallen verbindt de wet evenwel
aan bepaald handelen of aan een bepaald feitencomplex een verbintenis, ongeacht of partijen dit
met hun handelen hebben beoogd. Dan wordt gesproken van verbintenissen uit de wet.
Een verbintenis is een rechtsplicht waarmee een subjectief vermogensrecht correspondeert. Op
wie door toerekenbaar onrechtmatig handelen schade veroorzaakt, rust volgens art. 6:162 BW een
verbintenis om de schade te vergoeden (de passieve zijde van de verbintenis). Degene die door
de onrechtmatige daad wordt benadeeld heeft een, met de verplicht tot schade vergoeding
corresponderende, aanspraak (de actieve zijde van de verbintenis): het recht op
schadevergoeding. Dat subjectieve recht is een goed (art. 3:1 BW) en een vermogensrecht (art. 3:6
BW).
Men kan zeggen dat een ander verplicht is om zich te onthouden van het toebrengen van schade
door onrechtmatig handelen. Men noemt die wel kale rechtsplichten, omdat er geen
vermogensrecht tegenover staat.
Van rechtsplichten, dus niet alleen van verbintenissen uit overeenkomst of uit de wet kan in
beginsel – binnen de grenzen van art. 3:296 BW, nakoming worden gevorderd. De nakoming van
verbintenissen, dus ook van verbintenissen uit de wet, is behalve in art. 296 BW, geregeld in de art.
6:27 BW e.v.
Soms rust op iemand een verplichting waarvan geen nakoming kan worden gevorderd, maar ter
zake waarvan niet-naleving andere gevolgen heeft.
De verbintenissen uit de wet zijn geregeld in de art. 6:74 BW e.v. en art. 6:162 BW e.v. Omdat het
hier gaat om verbintenissen, zijn daarop telkens ook de algemene bepalingen inzake het
verbintenissenrecht (art. 6:1 – 6:161 BW) ban toepassing. De regels over schadevergoeding zijn
neergelegd in art. 6:95 BW e.v.
2
,Reader – Leerkern – Samenloop van contractuele en wettelijke aansprakelijkheid
Uit voorgaand schema blijkt dat niet-nakoming van een verbintenis die voortvloeit uit een
overeenkomst niet in een onrechtmatige daad ex art. 6:162 BW resulteert, maar dat het
tekortschieten door de schuldenaar in een contractuele verhouding specifiek in Afdeling 6.1.9 (met
name art. 6:74 BW) als een lex specialis is geregeld. Vernietiging op grond van een wilsgebrek (art.
3:44 BW) en op grond van de Pauliana (art. 3:45 BW) kan wel met een vordering tot
schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad worden gecombineerd.
Wanprestatie levert derhalve op zichzelf geen onrechtmatige daad op in de zin van art. 6:162 BW.
Wel kan een bepaald handelen of nalaten niet alleen een verplichting tot schadevergoeding op
grond van wanprestatie (toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis ex art.
6:74 BW), maar tevens een onrechtmatige daad opleveren. In dat geval is sprake van een
samenloop van contractuele en wettelijke aansprakelijkheid. Met betrekking tot samenloop
van de wanprestatie en onrechtmatige daad kunnen de volgende vormen onderscheiden:
a. Een handeling levert jegens de contractspartij zowel een toerekenbare tekortkoming als een
onrechtmatige daad op. Dit zal jegens de contactuele wederpartij slechts het geval zijn
indien de gedraging onafhankelijk van de schending van de uit de contractuele relatie
voortvloeiende verbintenis een onrechtmatige daad oplevert (bijv. zaaksbeschadiging),
aldus HR 9 december, NJ 1956, 157 (Boogaard-Vesta).
A B
Wanprestatie onrechtmatige daad
b. Een handeling levert ten opzichte van de wederpartij een toerekenbare tekortkoming op en
jegens een derde tevens een onrechtmatige daad.
3
, A B
Wanprestatie
Onrechtmatige daad C
c. Het door een derde gebruik te maken of uitlokken van de toerekenbare tekortkoming van
een contractspartij kan een onrechtmatige daad jegens de andere contractspartij opleveren.
A B
Wanprestatie
C
Onrechtmatige daad
De vraag op welke grond de ‘dader/schuldenaar’ in geval van samenloop aansprakelijk moet
worden gesteld is van belang omdat:
- De vereisten voor aansprakelijkheid verschillen, respectievelijk een verschillende
betekenis hebben. Aansprakelijkheid op grond van het niet nakomen van een verbintenis
uit overeenkomst (Art. 6:74 BW) vereist dat de niet-nakoming aan de schuldenaar kan
worden toegerekend, dat wil zeggen dat de schuldenaar geen beroep op overmacht (art.
6:75 BW) kan doen. Aansprakelijkheid op grond van een onrechtmatige daad vereist dat er
geen rechtvaardigingsgrond voor het onrechtmatig handelen aanwezig is, art. 6:162 lid 2
BW. In een contractuele rechtsverhouding hebben contractspartijen bovendien de
mogelijkheid om ten aanzien van hun aansprakelijkheid wegens wanprestatie ex art. 6:&4
BW een afwijkende regeling te treffen. Dergelijke exoneratiebedingen kunnen onder
omstandigheden derdenwerking hebben.
- De personen en criteria bij aansprakelijkheid voor zaken, dieren en producten komen
bij onrechtmatige daad en toerekenbare tekortkoming niet altijd overeen.
- Bij het vaststellen van de schade die aan de dader kan worden toegerekend, speelt de aard
van de aansprakelijkheid een rol, art. 6:98 BW.
- De stelplicht en bewijslast bij onrechtmatige daad en wanprestatie kunnen verschillen.
‘Wie stelt moet bewijzen’ vormt het uitgangspunt van het bewijsrecht, zowel bij wettelijke
als contractuele aansprakelijkheid, art. 150 Rv. Daarop bestaan echter zowel bij wettelijke
(zie bijv. art. 6:188 en 6:195 BW) als bij contractuele aansprakelijkheid uitzonderingen. Zo
wordt bij een consumentenkoop vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de
overeenkomst beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een
termijn van zes maanden na aflevering openbaart, art 7:!8 lid 2 BW. Ook in de
jurisprudentie zijn uitzonderingen op art. 150 Rv te vinden. Indien door een als een
onrechtmatige daad of wanprestatie aan te merken gedraging een specifiek gevaar ter zake
van het ontstaan van schade in het leven is geroepen en dit risico zich vervolgens
verwezenlijkt, is daarmee volgens de jurisprudentie van de HR de causaal verband tussen
die gedraging en de aldus ontstane schade in beginsel gegeven (omkeringsregel).
4