Blok 2: ‘Psychotic Disorders’
Samenvatting college 1 “Psychotische Stoornissen” (openingscollege) (01-10-
19)
1. Het blok
Projectonderwijs
Samen werken aan de casus en groepsopdrachten inleveren (EN of NL)
Zelf literatuur zoeken en kiezen. Wat werkt volgens de groep voor Karel? Waarom
ben je het eens met een theorie en niet met de andere?
Daarnaast evaluatieverslagen inleveren over het groepswerk:
1. Evaluatieverslag 1 na 2 weken
2. Evaluatieverslag 2 na 4 weken
Toetsing
Groepswerkstukken 40% van eindpunt
Tentamen met 12 stellingen (NL) ; 8 kiezen 60% van eindpunt.
Voor beiden minimaal een 5.5.
Elke stelling van beide kanten beargumenteren!!! Wel eigen standpunt
erin duidelijk maken. (Dit is top, omdat… En dit is onzin, omdat…)
Stellingen gaan niet over het practicum, behalve het cognitieve model van
psychosen, omdat deze zowel in het blok als het practicum voorkomt.
Gebaseerd op de colleges en gegeven literatuur/theorie van de opdrachten
(naast eigen literatuur).
Samenvatten
Elke keer samenvatten om een overzicht te houden (bijvoorbeeld wekelijks).
Stukjes van groepsleden hierin meenemen.
Basisboeken die handig zijn
Handboek Schizofrenie; Cahn et al., 2011
Handboek Psychose; Van der Graag, 2019
Trimbos Instituut behandeling Schizofrenie
Tijdschriften: Schizophrenia Bulletin + Schizophrenia Research
2. Practicum Treatment Protocols / Kortdurende Ambulante Interventies (KAI)
Week 1: Indicatiestellingen
Week 2: Depressie – gedragstherapie
Week 3: Angst en paniek – introspectieve exposure
Week 4: Angst en paniek – exposure in vivo
Week 5: Depressie en psychotische stoornissen – Cognitieve therapie
Week 6: Workshops
Week 7: Simulatie Patiënt Contact
,Toetsing
1. Actieve participatie
2. SPC
3. Reflectieverslag
Handboeken in bibliotheek!
Workshops
1. Gedachten uitpluizen behandeling bij psychose (Reinier)
2. ACT (Maarten)
3. Schemagerichte therapie (David)
4. Traumabehandeling (EMDR etc.) (Ingrid)
INSCHRIJVEN STUDENT PORTAL
3. Schizofrenie-spectrum
Krachten en beperkingen van het dimensionele denken binnen Schizofrenie
Categoriale diagnostiek Schizofrenie
Definitie: Een ernstige en complexe psychiatrische ziekte die gepaard gaat
met psychoses. Bij deze hersenaandoening verliest iemand het contact met
de werkelijkheid en gaat het algemeen functioneren achteruit.
Het is een hersenziekte/aandoening, waarbij er biologisch dus iets mis moet zijn
volgens het categorische model (DSM!).
DSM classificatie: Twee of meer van de volgende kenmerken, waarvan elk in
een periode van één maand een significant deel van de tijd aanwezig is. –
Wanen (meestal bizar)
Hallucinaties
Gedesorganiseerd spreken (incoherentie)
Gedesorganiseerd gedrag (hieronder ook katatonie)
Negatieve symptomen
Het niveau van functioneren ligt lager op één of meer levensgebieden zoals:
werk, intermenselijke relaties en zelfverzorging.
De symptomen zijn gedurende zes maanden ononderbroken aanwezig.
Er is géén sprake van een schizo affectieve en een depressieve of bipolaire
stemmingsstoornis met psychotische kenmerken.
Er is géén sprake van een somatische oorzaak/middelengebruik ze zeggen
dat het een hersenziekte is, maar er mag dus niet bijvoorbeeld een laesie zijn.
Categorisch model: Positieve symptomen
Het woord positief slaat op het feit dat deze symptomen verschijnselen zijn die naast
het normale functioneren er extra zijn bijgekomen: hallucinaties, wanen,
verwardheid, desorganisatie.
Categorisch model: Negatieve symptomen
,Het woord negatief slaat op het feit dat er iets ontbreekt. Gedrag dat je zou
verwachten is er niet: Gebrek aan energie, initiatief verlies, affectvervlakking, verlies
van interesse, concentratieverlies.
Categorisch model: Epidemiologie
Life-time risico van 0,8-1%
In Nederland wonen op zijn minst 120.000 patiënten met de diagnose.
Kinderen van wie een van de ouders de ziekte heeft, lopen een risico van
13%.
Wanneer beide ouders de diagnose hebben is het risico zelfs 46%.
Tweelingenonderzoek: Bij eeneiige tweelingen is het risico ook 40-50% aks men bij
een van de twee de diagnose heeft gesteld. De concordantie ( overeenstemming) is
17% bij een twee-eiige tweeling.
Bij vrouwen manifesteert de aandoening zich meestal op latere leeftijd,
Bij niet-westerse migranten in Westerse landen, zoals surinamers, Antillianen
en Marokkanen, komt het aanzienlijk vaker voor.
Categorisch model: Open vragen (waar we geen antwoord op hebben)
Polythetisch karakter:
Klinisch beeld heterogeen
Comorbiditeit en dubbeldiagnose (komt héél veel voor)
Patiënten hebben vaak perioden met ernstige stemmingsstoornissen
Patiënten hebben vaak tegelijk verslavingsproblemen
De broad symptomen komen bij ruim 17,5% van de Nederlandse bevolking voor;
De narrow symptomen komen bij 4,2% van de Nederlandse bevolking voor;
Slechts 1,5% heeft een diagnose van Psychotische Stoornis (DSM).
Hoe kan dit?:
Wellicht is men voorzichtig met diagnose stellen (false positives vermijden)
Maar verklaart het grote verschil niet echt het geeft bewijs voor het
dimensionele model (!)
Symptomen liggen op een dimensie, waarbij bijvoorbeeld stemmen horen, iets
is wat niet per se (alleen) bij een Psychotische Stoornis hoort. Het zijn
‘normale’ symptomen, die in de extreemheid bij de PS kunnen horen.
Dimensioneel model: Epidemiologische studies
Je hebt klinisch relevante problematiek, maar ook subklinisch.
Je ziet dat mensen bij een stressreactie ook meer psychosis intensity hebben.
, Dimensioneel model Schizofrenie
Symptomen in de normale bevolking:
Achterdocht
(Normale Achterdocht Extreme Achterdocht Paranoïde Waan)
Sociale isolatie
Bizarre ervaringen
Stemmen horen
Cluster A persoonlijkheidsstoornissen als verbindende link:
Schizofrenie symptomen zijn extreme vormen van in principe normale gedragingen.
Géén ziekte(model), geen hersenaandoening, maar dimensies.
Cluster A PSs
Cluster A wordt het vreemde, excentrieke cluster genoemd en bestaat uit 3
persoonlijkheidsstoornissen (Schizotypie)
Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
Schizoïde persoonlijkheidsstoornis
Schizotypische persoonlijkheidsstoonis
Mensen met deze stoornis hebben weinig contact met anderen en leven vaak
geïsoleerd. Zij rapporteren in de regel “ongewone” ervaringen. Zij zijn niet snel
geneigd om psychische hulp te zoeken.
Er is relatief weinig wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd naar mensen met een
cluster A stoornis.
Epidemiologie Cluster A
Schattingen van prevalentie geven meestal 2 à 3% van de bevolking aan (studie
Noorwegen 0.6% en US 4,6%).
Strengere eisen van aantal gedragscriteria die aanwezig moeten zijn zullen dit aan
zeker laten veranderen.
Paranoïde Persoonlijkheidsstoornis
Met name wantrouwen en achterdocht
Dit komt ook terug in hun denken en handelen (achterdochtige manier)
Ze zijn ervan overtuigd dat hun visie op de wereld de juiste is en voelen zich
bedreigd als anderen het anders zien.
Schizoïde Persoonlijkheidsstoornis
Afstandelijk en moeite met emoties uiten; moeilijk contact leggen en leven
vaak teruggetrokken.
Ze halen weinig plezier uit (sociale) activiteiten. Soms compenseren ze een
gebrek aan contact met een rijke fantasiewereld.
Schizotypische Persoonlijkheidsstoornis
Gedragen zich in de ogen van anderen vaak bizar. Abnormale
oogbewegingen en motorisch disfunctioneren kenmerken.