Blok 2: ‘Psychotic Disorders’
Snelle samenvatting Blok 2
Voorbeeldstellingen
1. Mensen met een psychose hebben geen besef meer van de realiteit.
DSM classificatie Schizofrenie:
A. Twee of meer van de volgende kenmerken, waarvan elk in een periode van één
maand een significant deel van de tijd aanwezig is.
Wanen (meestal bizar); Hallucinaties; Gedesorganiseerd spreken (incoherentie);
Gedesorganiseerd gedrag (hieronder ook katatonie); Negatieve symptomen
Het woord negatief slaat op het feit dat er iets ontbreekt. Gedrag dat je zou
verwachten is er niet: Gebrek aan energie, initiatief verlies, affectvervlakking, verlies
van interesse, concentratieverlies.
B. Niveau van functioneren ligt op een of meer belangrijke levensgebieden duidelijk
onder het niveau van het begin van de stoornis.
C. Symptomen van de stoornis zijn gedurende ten minste zes maanden
ononderbroken aanwezig.
D. Uitgesloten zijn een schizoaffectieve stoornis en een stemmingsstoornis met
psychotische kenmerken.
E. De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een
middel of aan een somatische aandoening.
F. Indien er een voorgeschiedenis is met een autismespectrumstoornis wordt de
aanvullende diagnose schizofrenie alleen gesteld indien er gedurende ten minste
één maand (of korter indien met succes behandeld) opvallende wanen of
hallucinaties zijn.
Eens en oneens, afhankelijk van wat men onder “psychose” verstaat.
Oneens, wanneer men ervan uitgaat dat “psychose” de diagnose van schizofrenie
betekent, want uitgaande van de criteria van schizofrenie van de DSM 5, vallen
onder criterium A verschillende kenmerken: wanen (meestal bizar); hallucinaties;
gedesorganiseerd spreken (incoherentie); gedesorganiseerd gedrag (hieronder ook
katatonie) en negatieve symptomen (zoals verlies van energie, initiatief, interesse,
concentratie en affectvervlakking). Van deze kenmerken dienen er minstens 2
gedurende één maand een significant deel van de tijd aanwezig te zijn. Dit wil dus
zeggen dat niet iedereen met de diagnose schizofrenie, wanen en/of hallucinaties
meemaakt. Er zijn mensen die bijvoorbeeld slechts gedesorganiseerd gedrag
(hieronder ook katatonie) en negatieve symptomen laten zien. Deze mensen hebben
dus zeer zeker een besef van realiteit.
Eens, wanneer men ervan uitgaat dat “psychose” een waan en/of hallucinatie is.
Mensen met een waan en/of hallucinatie hebben vaak geen grip meer op de realiteit
wanneer zij in hun psychose zitten. Het is door deze symptomen moeilijk om fantasie
van werkelijkheid te onderscheiden, omdat de waan en/of hallucinatie op dat moment
, de werkelijkheid/realiteit is van die persoon, ook al is dit voor zijn of haar omgeving
niet het geval. Wanneer deze mensen dat niet meer in hun psychose zitten (en dus
geen wanen en/of hallucinaties meer hebben), wordt het verschil tussen fantasie en
werkelijkheid in vrijwel alle gevallen weer duidelijk.
2. Classificatie binnen de psychiatrie is absoluut.
Oneens, want de classificatie binnen de psychiatrie gebeurt aan de hand van het
stellen van diagnoses met behulp van de criteria van de DSM. De criteria van DSM
zijn niet zo absoluut, het gaat namelijk om afspraken die men samen heeft gemaakt
over wat “normaal” en wat “niet normaal” is. Deze afspraken worden dus gebruikt om
mensen te diagnosticeren en te classificeren. Ten tweede, zijn stoornissen
universeel maar ook cultureel en daarom in veel gevallen variabel. Cultuur en
psychiatrische stoornissen kunnen niet los van elkaar gezien worden. Classificatie
van psychiatrische stoornissen is dus niet absoluut, omdat wij als Westerse wereld
puur naar symptomen kijken en op basis van deze symptomen classificeren, terwijl
diezelfde symptomen een hele andere betekenis kunnen hebben binnen een andere
cultuur.
3. Je kunt iedereen op het spectrum van schizofrenie plaatsen.
OF Het dimensionele model is hét model om schizofrenie te omschrijven.
Eens, want iedereen heeft wel eens symptomen van schizofrenie (zonder direct te
voldoen aan de DSM diagnose voor schizofrenie). Voorbeelden van symptomen in
de normale bevolking, zijn achterdocht, sociale isolatie, bizarre ervaringen en het
horen van stemmen. Iedereen is op het spectrum van schizofrenie te plaatsen omdat
deze symptomen in dimensies voorkomen, bijvoorbeeld achterdocht: normale
achterdocht extreme achterdocht paranoïde waan. Dus schizofrenie
symptomen zijn extreme vormen van in principe normale gedragingen. Schizofrenie
is géén ziekte(model), geen hersenaandoening, maar een diagnose met symptomen
die bij iedereen kunnen voorkomen. De broad symptomen komen bij ruim 17,5% van
de Nederlandse bevolking voor; de narrow symptomen komen bij 4,2% van de
Nederlandse bevolking voor; en slechts 1,5% heeft een diagnose van Schizofrenie.
Een nadeel van het dimensioneel model is dat het moeilijk te hanteren is in de
hulpverlening, omdat er een categoriale grens nodig is om beslissingen te nemen (en
een diagnose nodig is voor de verzekering).
4. Het Quasi-dimensionele model is hét model om schizofrenie te omschrijven.
Oneens, want het quasi-dimensioneel model gaat ervan uit dat schizotypie gezien
kan worden als een mildere vorm van schizofrenie, met andere woorden is
schizotypie een genetische kwetsbaarheid die slechts bij een klein deel van de
bevolking voorkomt (10%). Het quasi dimensionele model maakt dus wel
onderscheid tussen normaal en pathologisch, maar ziet de symptomen van een