Gemeenterecht
Planning:
Week 1: In het eerste college zal aandacht worden besteed aan een aantal onderwerpen dat van belang is om de
plaats van de gemeente in het Nederlandse staatsbestel te kunnen begrijpen. We staan stil bij begrippen als
decentralisatie, autonomie, medebewind, toezicht. Ook zal de rol van het vak Gemeenterecht binnen de K1 en het
verband met de andere vakken binnen dit blok toegelicht worden.
Week 2: De gemeenteraad staat deze week centraal. We gaan in op de kaderstellende en controlerende functie van
de raad. Welke grenzen stelt het recht aan de autonome verordeningsbevoegdheid en in welke mate heeft de raad de
bevoegdheid om hogere regelgeving aan- of in te vullen? Daarbij komen onder meer de begrippen posterieure en
anterieure verordening, het verschil tussen autonome en medebewindsbevoegdheden van de raad, de
aanvullingsbevoegdheid en de motieftheorie aan bod.
Week 3: Het college van B&W houdt zich bezig met het dagelijkse bestuur van de gemeente en vervult een cruciale
rol in het gemeentelijke beleidsproces. De verhouding tussen het college en de raad wordt belicht. De taken die de
Gemeentewet aan het college toekent komen aan bod, alsmede de bevoegdheden die voortvloeien uit de diverse
medebewindswetten. De positie van de burgemeester ten opzichte van de raad en van het college van B&W wordt
belicht. Waarom is in het ene geval bijvoorbeeld de burgemeester bevoegd om een vergunning te verlenen en in het
andere geval het college van B&W? Bij het vak Bestuursrecht handhaving komt de rol van de burgemeester als
handhaver van de openbare orde uitdrukkelijk aan bod.
Week 4: In de kennisclip van deze week zal aandacht worden besteed aan de vraag wat een vergunning nu eigenlijk
is, aan het feit dat steeds een juridische grondslag voor een vergunning vereist is (legaliteitsbeginsel), aan veel
voorkomende formuleringen die in de wetgeving t.a.v. vergunningen worden gebezigd, aan soorten vergunningen die
we kunnen onderscheiden, aan partijen bij een vergunning, etc. Ook zal aandacht worden besteed aan alternatieven
voor vergunningen in de vorm van algemene regels met meldingsplicht en ontheffingen. Bij de verlening van
vergunningen hebben we vanzelfsprekend te maken met de regels van de Awb. We frissen de kennis van het
bestuursrecht die is opgedaan in de propedeuse op – deels door zelfstudie - én verdiepen die.
Week 5: Het proces van de vergunningverlening staat in deze week centraal. De vereisten die aan een aanvraag voor
een gemeentelijke vergunning kunnen worden gesteld, de beoordeling van de aanvraag, de afgifte van de vergunning,
de kosten die zijn verbonden aan het verkrijgen van een vergunning, etc.. In dat verband wordt vooral aandacht
besteed aan het algemene bestuurs(proces)recht uit de Awb, dat ook bij vergunningverlening van zeer groot belang
is. Het aanvraagbegrip wordt behandeld, de vormvereisten worden nog eens herhaald, net als de a.b.b.b. die van
belang zijn bij de vergunningverlening. De verhouding tussen de Awb en bijzondere wetten wordt aan de orde gesteld
en begrippen als beleidsregels, beleidsvrijheid en inherente afwijkingsbevoegdheid worden uitgediept. Tenslotte wordt
nog aandacht besteed aan diverse rechtsbeschermingsmogelijkheden binnen het bestuursrecht.
Week 6: In deze week komen zowel in hoor- als werkcollege twee vergunningen meer uitgebreid aan de orde: de
horecavergunning (DHW-vergunning) en de exploitatievergunning. Je zult ontdekken dat er heel wat moet gebeuren
voordat een café open kan en dat er een heel verhaal zit achter het biertje dat je drinkt bij de voetbalvereniging.
Week 7: In de laatste week besteden we aandacht aan een aantal nog onbehandelde onderwerpen en verdiepen we
de kennis van zowel de eerste drie, als de laatste drie weken.
Vakdoelen:
De student kan aan het eind van de cursus:
- uitleggen welke plaats de gemeente inneemt in de gedecentraliseerde eenheidsstaat;
- uitleggen wat wordt bedoeld met autonome en medebewindsbevoegdheden van gemeentelijke
bestuursorganen en deze bevoegdheden herkennen in de wet en in een casus;
- in theorie en aan de hand van voorbeelden uit de verplichte jurisprudentie uitleggen aan welke grenzen
gemeentelijke bestuursorganen gebonden zijn bij hun bevoegdheid om te reguleren;
- begrippen die worden gehanteerd rondom de verlening van vergunningen, uitleggen en in de juiste betekenis
gebruiken;
- juridische bepalingen die voor de noodzakelijkheid, afgifte, inhoud, weigering of intrekking van een bepaalde
vergunning van belang zijn toepassen in een eenvoudige casus waarbij het draait om vergunningplicht,
toekenning, weigering of intrekking van een vergunning;
- uitleggen wat discretionaire bevoegdheden zijn, hoe ze van invloed zijn op het nemen van een besluit en op
de toetsing van dat besluit door de rechter.
1
,Week 1, de plaats van de gemeente in het Nederlandse staatsbestel:
1. het verschil tussen autonomie en medebewind uitleggen aan de hand van de Grondwet, de
Gemeentewet en bijzondere wetten;
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Dit houdt in dat er naast het centrale overheidsverband ook
zelfstandige lichamen functioneren, die wetgevende en bestuurlijke taken vervullen. Het openbaar bestuur
manifesteert zich daarom op verschillende niveaus.
- Centrale overheid/Rijksoverheid wetgeving + bestuur + rechtsspraak.
- Decentrale overheid provincie, gemeenten en waterschappen.
Decentrale overheden beschikken vaak over ruimte en tamelijk open bestuursbevoegdheden (= discretionaire
bevoegdheden).
Gemeenten en provincies kunnen hun bevoegdheden op het terrein van wetgeving en bestuur binnen twee
verschillende kaders uitoefenen: autonomie of medebewind (vormen van decentralisatie).
Autonomie (art. 124 lid 1 Gw jo art. 108 lid 1 Gemw):
“Voor provincies en gemeenten wordt de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake hun huishouding aan hun
besturen overgelaten”.
- Gemeenten en provincies hebben de bevoegdheid om zelfstandig bepaalde aangelegenheden te regelen en te
besturen. Zij kunnen verordeningen maken op het terrein van hun eigen ‘huishouding’.
In deze gemeentelijke en provinciale verordeningen kunnen zaken geregeld worden die specifiek van
belang zijn voor de desbetreffende gemeente of provincie. Denk hierbij aan gemeentelijke
belastingverordeningen en regels op het terrein van de openbare orde die zin opgenomen in APV’s.
In deze autonome verordeningen kunnen (door de gemeenteraad) autonome bestuursbevoegdheden
zijn toegekend aan het dagelijks bestuur van de gemeente (het College van B&W).
- De autonome bevoegdheden zijn verder uitgewerkt in de Gemeentewet en Provinciewet (= organieke wetten).
Art. 149 Gemw bepaalt dat de gemeenteraad de verordeningen maakt ‘die hij in het belang van de
gemeente nodig oordeelt’.
Art. 145 Provinciewet bepaalt dat de provinciale staten de verordeningen maakt ‘die hij in het belang
van de provincie nodig oordeelt’.
Medebewind (art. 124 lid 2 Gw jo art. 108 lid 2 Gemw):
“Regeling en bestuur kunnen van de besturen van provincies en gemeenten worden gevorderd bij of krachtens de
wet”.
- Gemeenten en provincies moeten op grond van de wet meewerken aan de verwerkelijking van hetgeen dat op
centraal niveau al is geregeld of besloten.
Medewerking wordt door een hogere hand opgelegd.
- In de wet staat: “bij of krachtens de wet”.
- Er is sprake van een verplichte medewerking door de decentrale overheidsbesturen aan de uitvoering van
wetten in formele zin die op rijksniveau door de wetgever zijn gemaakt. Via een wet in formele zin wordt
medewerking aan de uitvoering van die wet gevorderd van het provinciaal bestuur of gemeentebestuur.
Voorbeeld: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit is een wet in formele zin. In de Wabo is voor een
aantal activiteiten die de omgeving kunnen beïnvloeden (zoals bouwen, slopen en kappen) bepaald dat deze alleen
mogen plaatsvinden als daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. De bevoegdheid tot het verlenen van deze
vergunning en daarmee dus de beoordeling of iemand in aanmerking komt voor de gevraagde vergunning is in de
Wabo voor de meeste omgevingsvergunningen toebedeeld aan het College van B&W (soms gedupeerde staten). Dit
betekent dat het College van B&W in de Wabo is aangewezen om omgevingsvergunningen te verlenen.
Vormen van medebewind:
Facultatief medebewind Mechanisch medebewind
Het bestuursorgaan is niet verplicht iets te doen. Er is Het bestuursorgaan is verplicht om iets te doen. Je ziet
als het ware sprake van ‘beleidsvrijheid’. Je ziet het aan aan het woord ‘stelt’ dat het mechanische medebewind
het woord ‘kan’ dat er sprake is van facultatief is.
medebewind, dus beleidsvrijheid.
Op het tentamen: aangeven of er sprake is van autonomie of medebewind. In het geval van medebewind aangeven of
er sprake is van facultatief medebewind of mechanisch medebewind.
De drie stappen voor een medebewindstaak:
Stap 1. Taak moet zijn gegeven door de formele wetgever (gemeentewet of provinciewet)
Stap 2. Bevoegdheid moet gegeven zijn aan één van de drie bestuursorganen (burgemeester, College van B&W,
raad).
Stap 3. Ter uitvoering van een bijzondere wet (Wet Ruimtelijke ordening, Drank- en Horecawet, Wabo).
Voorbeeld:
Art. 3 lid 1 Drank- en Horecawet “Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van de burgemeester het
horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen”.
2
, Alles wat uit de bijzondere wetten (zoals: Wet Ruimtelijke ordening, Wet milieubeheer, Wabo, etc.) is medebewind en
alles uit de gemeentewet is autonomie.
Autonomie en medebewind zijn beide vormen van decentralisatie. Het hangt er vanaf waar de bevoegdheid vermeld
staat. Staat deze in de Gemeente- of Provinciewet, dan gaat het om autonomie. Staat de bevoegdheid in een lagere
regeling (DHW, Wabo, Kieswet, etc.), dan gaat het om medebewind.
3