1.1 Collegedoelen
Je bent in staat om:
o te verwoorden wat volgens de definitie van Schmidt wordt verstaan onder motorisch leren; o
uit te leggen hoe theoretische benadering van bewegingssturing, theoretische benadering van
motorisch leren en toepassing van leermethoden met elkaar zijn verweven;
o te verwoorden hoe oefening en prestatie volgens de ‘power law of practice’ aan elkaar zijn
gerelateerd en hier kritische kanttekeningen bij te plaatsen;
o uit te leggen wat Anders Ericsson verstaat onder ‘deliberate practice’;
o uit te leggen welke voorwaarden er volgens Ericsson zijn voor het ontstaan van expertise; o de
rol van slaap in (motorisch) leren toe te lichten;
o het belang van een retentietest en een transfertest toe te lichten m.b.t. het trekken van
conclusies over leerresultaat;
o aan de hand van de begrippen ‘retrieval strength’ en ‘storage strength’ uit te leggen waarom
de prestatie op een bepaald moment niet per definitie iets zegt over het behaalde
leerresultaat;
o uit te leggen welke factoren de effectiviteit van verschillende leermethoden beïnvloeden; o de
aard van het motorische leerproces en consequenties voor de trainingspraktijk toelichten
vanuit het drie-fasen-model van Fitts en Posner (1967);
o uit te leggen welke aannames uit het drie-fasen-model van Fitts en Posner kunnen worden
bekritiseerd naar aanleiding van recent onderzoek.
1.2 Literatuur + collegeaantekeningen
Motorisch leren: proces dat leidt tot relatief duurzame veranderingen in het gedrag(potentieel) a.g.v.
specifieke ervaringen met de omgeving.
In het begin leer je het meest, naarmate de tijd vordert zal er steeds minder geleerd worden. Hierdoor
zal je met onderzoek alleen proefpersonen nemen die iets nog moeten leren (beginners). Om ergens
echt in uit te blinken zal je heel veel moeten oefenen.
Vaardigheid verwerving stelt ons in staat effectief met de omgeving om te gaan, belangrijke informatie
te detecteren en passende reacties te timen.
Power law of practice: relatie tussen logaritmische
functies van oefentijd en prestatie. Deze wet stelt dat
prestatie verbetert door te oefenen. Deze wet wordt
bekritiseerd doordat leren niet een soepele curve is,
maar gekarakteriseerd wordt door plotselinge
sprongen, snelle verbeteringen en zelfs
prestatieafnames gedurende de tijd vordert.
Deliberate practice: oefenen moet doelbewust zijn
verbeteren van prestatie. Expertise ontstaat door veel
uren te maken (4 uur per dag, 10 jaar) en gericht te
oefenen: dat kost veel aandacht voor feedback →
sterke focus van aandacht en specifiek
oefenen zijn noodzakelijk.
,Deliberate play: spelend leren → oefenen met het doel om zoveel mogelijk plezier te hebben. Hierbij
is intrinsieke motivatie belangrijk en er wordt gespeeld met aangepaste regels. Je leert
experimenteren, exploreren en flexibiliteit.
Play of practice?
Deliberate practice
Voordelen Nadelen
- Lijkt nodig om (vooral later) uit te blinken in sport - Drop-outs → motivatie daalt
- Relevante oefening met hoge inspanning is leuk - Blessures
Deliberate play
Voordelen Nadelen
- Hoge time-on-task rate → veel bezig - Met alleen spelen bereik je de top niet
- Intrinsieke motivatie (autonomie)
- Ontwikkeling creativiteit
Invloed van slaap: verwerken, bewerken en opslaan van informatie in het brein. Slapen kan ‘offline’
motorische leerprocessen bevorderen. Leren kan zich op andere tijdsschaal afspelen dan oefenen
(artikel).
‘Relatieve duurzame verandering’
Testen of de oefening duurzaam is → heeft de
oefening gewerkt, is er iets geleerd?
Transfertest (retrieval strength): oefening testen in
een andere situatie dan dat er is geoefend. Blijft de
prestatie nog steeds overeind met
andere omstandigheden?
Retentietest (storage strength): testen of je de
oefening nog steeds kunt uitvoeren (vaak na een
bepaalde periode getest).
Traditioneel model → motorisch leerproces Bestaat uit drie stadia (model van Fitts & Posner):
Stage 1:
Verbaal cognitieve fase → zelf een idee krijgen van de beweging (wat is het idee van de beweging),
hier is kennis voor nodig (weten wat je moet doen). Bewust bezig zijn hoe je de beweging moet gaan
maken. In deze fase gaat er nog veel fout, doordat er met verschillende bewegingsmogelijkheden
wordt geëxperimenteerd.
Stage 2:
Associatieve fase → waarnemen en bewegen (oorzaak-gevolg) worden met elkaar geassocieerd → er
wordt een perceptie-actie koppeling gemaakt. De beweging moet eigen gemaakt worden → het gevoel
van bewegen is in deze fase heel belangrijk. Stage 3:
Autonome fase → uitsluitend nadenken over het doel van de beweging. De rest zal in principe vanzelf
gaan, er worden weinig fouten meer gemaakt en weinig aandacht aan besteed.
Wanneer een beweging niet veel meer wordt uitgevoerd, is een terugval mogelijk naar eerdere stages.
Drie aannames bij dit model:
1. Aan het begin aandacht op de uitvoering (interne focus), daarna op het resultaat (externe
focus)
2. Aan begin expliciete kennis in vorm van stap-voor-stap uitvoeringsregels, einde niet meer.
3. Autonome fase wordt bereikt door intensief herhalen van de beweging.
2
,Kritiek:
1. Leerproces kan ook onbewust starten → impliciet leren.
2. Aandacht voor bewegingsresultaat bevordert prestatie en leren, ook in het begin van het
leerproces → externe focus van aandacht.
3. Herhalen zonder herhalen → differentieel leren & afwisselend oefenen.
Artikel Beek: oefening i.c.m. slapen baart kunst Functies
slaap:
- Tijdens slaap komen groeihormonen vrij → stimuleren aanmaak spier- en botweefsel.
- Behoud van energie
- Verwerken, bewerken en opslaan van informatie in het brein (leerprocessen).
Leren kan zich op een andere tijdsschaal afspelen dan oefenen (tijdens oefenen nauwelijks
verbetering, tijdens retentietest sterke verbetering).
Vier fases voor veranderen van motorische vaardigheid in geheugen:
1. Encoderingsfase: eerste geheugenrepresentatie van de taak op het brein (is vluchtig en labiel).
2. Consolidatie: vluchtige en labiele representatie wordt permanent (geconsolideerd) gemaakt.
Bestaat uit stabilisatie (offline behoud en onderheid vaardigheid) & verrijking (offline verbetering
vaardigheid).
3. Opslag: gestabiliseerde en bewerkte representatie opslaan in langetermijngeheugen.
4. Oproepfase: opgeslagen representatie ophalen uit langetermijngeheugen voor gebruik. Uit
onderzoek is gebleken dat slapen kan leiden tot verbeteringen in motorische vaardigheid zonder dat
daartoe extra oefening vereist wordt. REM en niet-Rem slaap (met 4 fases) → zie artikel.
Resultaten onderzoek:
Stickgold et al.: visuele discriminatietaak werd beter geleerd als proefpersonen na het oefenen
minstens 6 uur sliepen voor de test (verbetering groter indien langer dan 6 uur werd geslapen).
Smith & Macneil: slaapdeprivatie kan retentie van motorische taak nadelig beïnvloeden →
toegeschreven aan gebrek niet-REM slaap fase 2.
Walker et al.: nacht slapen na sequentiële motorische taak leidt tot 20% snellere uitvoering zonder
verlies nauwkeurigheid → hangt samen met mate niet-REM slaap fase 2. Uit verder onderzoek konden
ze concluderen dat er 2 leerprocessen naast elkaar bestaan: 1 afhankelijk van slaap en andere van
oefenen. Daarnaast bleek extra nachten slaap tot verdere verbetering van de prestatie (dutje van 6090
min leidt voldoende voor offline verbeteringen van motorische taak).
In het algemeen zijn REM-slaap en slow wave sleep van belang voor consolidatie van
geheugenrepresentaties, waarbij sommige meer slow wave vergen (declaratief) en andere meer
REMslaap (procedureel).
Ook heeft slapen invloed om het leren door observeren, hierbij spelen de spiegelneuronen een
belangrijke rol → informatie wordt hierbij anders geconsolideerd in het geheugen dan fysieke training.
Er is behoefte aan studies met meerdere retentietesten, die voldoende lang na het oefenen worden
afgenomen.
Artikel Beek: uitgangspunten en overwegingen
Motorisch leren: een proces dat leidt tot relatief duurzame veranderingen in het gedragspotentieel
a.g.v. specifieke ervaringen met de omgeving. (a.g.v. oefening en training).
Kantpunten van deze definitie:
1. alleen sprake van leren als verandering in gedragspotentieel lange tijd blijft voortbestaan.
3
, 2. Retentietest: aan de hand van een testprestatie wordt na enige tijd bepaald of er een
verandering in gedragspotentieel is opgetreden.
3. Gaat om specifieke ervaringen met de omgeving → afhankelijk van omstandigheden
waaronder wordt geoefend.
Wat een sporter leert in trainingssessie en tijdens die sessie aan prestatieverbetering laat zien, is geen
garantie dat er iets geleerd is dat gereproduceerd kan worden in de toekomst.
Deliberate practice: oefening die gericht is op het realiseren van specifieke, grensverleggende doelen
→ gericht op vernieuwing. Dit gaat gepaard met volle aandacht, waarbij continue feedback belangrijk
is. Naast zo veel mogelijk trainen, zijn gerichtheid en kwaliteit van het oefenen erg belangrijk. De
wereldtop doet ongeveer 4 uur per dag voor circa 10 jaar over deliberate practice (ook talent speelt
rol).
De effectiviteit van een bepaalde oefen/leermethode hangt af van individuele kenmerken van sporter
(motivatie, aandacht, etc.), maar ook van manier waardoor deze wordt ingezet door de trainer.
Daarnaast is de context van invloed op leerresultaat.
Motorisch Leren 2 – ‘Constraints-led approach’ & consequenties voor de sport-
en bewegingspraktijk
2.1 Collegedoelen
Je bent in staat om:
o uit te leggen hoe volgens de dynamische systeemtheorie de interactie van verschillende
‘constraints’ kunnen leiden tot het ontstaan van een
coördinatiepatroon; o uit te leggen wat de kenmerken zijn van een
dynamisch systeem. o te beschrijven hoe Newell constraints heeft
gecategoriseerd;
o uit te leggen wat motorisch leren inhoudt vanuit het perspectief van de constraints-led
approach;
o voorbeelden te geven van hoe een trainer-coach/therapeut/leraar constraints kan
manipuleren om het coördinatiepatroon van een sporter/patiënt/leerling te beïnvloeden.
o uit te leggen welke uitdaging een beweger volgens Bernstein heeft bij het aanleren van een
complex coördinatiepatroon;
o uit te leggen hoe bewegers volgens Bernstein omgaan met deze uitdaging in de loop van het
leerproces (van beginner tot expert).
o de kenmerken van de drie leerfasen volgens Newell beschrijven;
o de relatie tussen controle van het bewegingssysteem en flexibiliteit van de
bewegingsuitvoering uit te leggen;
o de begrippen retentie en transfer toe te lichten vanuit de ‘constraint-led’ benadering; o uit te
leggen welke rol een trainer-coach/therapeut/leraar heeft als uitgegaan wordt van de
‘constrained-led’ benadering (toepassing van ‘nonlinear pedagogy’).
2.2 Literatuur + collegeaantekeningen
Dynamisch systeem theorie → verklaren van complex (netwerk van gerelateerde, interacterende
delen) beweeggedrag. Complexe systemen hebben aantal belangrijke eigenschappen: veel degrees of
freedom (dfs), verschillende niveaus in systeem (neurale, hormonale, etc.), non-lineair gedrag (uitleg
volgt later), stabiele/onstabiele patronen en interactie.
De interactie van alle factoren (constraints) bepaalt de gedragstoestand van het systeem
(bewegingsapparaat).
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper mikeverweij. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.