MGZ – SAMENVATTING Q5
Levensfasen & Nieuwvorming
31 OKTOBER 2020
RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN
Joris van Doremalen (4562356)
, MGZ – Samenvatting Q5 | Joris van Doremalen
Inhoudsopgave
Life-span development (MLD) ............................................................................................................2
Levensfasen ....................................................................................................................................2
Oorzaak en impact .........................................................................................................................4
Reproductieve levensfase (MRL) ........................................................................................................5
Gender en arbeid ...........................................................................................................................5
Voortplanting .................................................................................................................................7
Embryologie .................................................................................................................................14
Groei en ontwikkeling (MGO) ..........................................................................................................22
Intra-uteriene groei ......................................................................................................................22
Extra-uteriene groei .....................................................................................................................28
Veroudering en laatste levensfase (MVE) ........................................................................................34
Mechanismen van veroudering ....................................................................................................34
Kwetsbaarheid .............................................................................................................................37
Pathofysiologie.............................................................................................................................38
Diagnostiek en behandeling .........................................................................................................40
Nieuwvorming: Moleculair en Cellulair (MMC) ................................................................................46
Oorsprong ....................................................................................................................................46
Mechanismen ...............................................................................................................................47
Metastasering ..............................................................................................................................49
Onderzoek en Genetica ................................................................................................................51
Nieuwvorming: Patiënt (MPA) .........................................................................................................56
Systeemtherapie ..........................................................................................................................56
Lokale therapie.............................................................................................................................59
Solide maligniteiten .....................................................................................................................61
Hematologische maligniteiten......................................................................................................63
Nieuwvorming: Populatie (MPO) .....................................................................................................68
Cijfers ...........................................................................................................................................68
Oorzaken ......................................................................................................................................69
1
, MGZ – Samenvatting Q5 | Joris van Doremalen
Life-span development (MLD)
De ontwikkeling van mensen bestaat uit ontwikkelingstaken (kinderen) en opvoedingstaken (ouders).
De standaard ontwikkeling van een mens gedurende de levensloop kan worden opgedeeld in
levensfasen. In het begin gaan deze levensfasen enorm snel (korte stapjes) en later neemt dit af
(langere stappen). In het begin zijn de ouders ook meer betrokken bij deze ontwikkeling. Dit neemt
met verloop van tijd af tot autonomie van het kind. Bij ziekte of een aandoening kunnen de
ontwikkelingstaken worden beïnvloed en nemen de opvoedingstaken van ouders toe. Dit kan voor
zowel het kind als de ouders een enorme impact hebben. Chronisch zieke kinderen gaan bijvoorbeeld
vaak later uit huis, blijven vaker werkeloos, gaan minder vaak een relatie aan en krijgen ook minder
vaak kinderen. Ouders van chronisch zieke kinderen worden vaak mantelzorgers, zeggen hun baan
vaker op, vragen extra verlof aan en worden overbelast.
Levensfasen
De ontwikkelingstaken en opvoedingstaken
verschillen dus per levensfasen. Daarbij kan ook de
gezondheid worden beïnvloed als indirect gevolg van
chronische ziekte. Hierbij speelt primaire actieve
coping (actie ondernemen) de grootste rol in de
eerste levensfasen en secundaire passieve coping
(betekenisgeving) de grootste rol in de latere
levensfasen.
Prenatale fase
In deze fase vindt de spontane/kunstmatige bevruchting plaats, waarna een interactie tussen
genetische aanleg en omgeving tot stand komt. In deze fase is er grote kwetsbaarheid voor invloeden
van buiten en reageert de foetus al op de stem en het gedrag van de moeder.
Infant (0-3)
In deze fase zijn er ontwikkelingstaken als hechting, exploratie en het ontdekken van ik en anderen
(responsiviteit). Hierbij zijn de opvoedingstaken het bieden van basisveiligheid, het simuleren van
toename van onafhankelijkheid en het aangeven van grenzen. Wanneer de gezondheid van een
infant niet 100% is, kan de responsiviteit onder druk komen te staan. Een dergelijke (al dan niet
aangeboren) afwijking komt vaak tot uiting door voedingsproblemen.
Schoolkind (4-12)
In deze fase spelen de cognitieve ontwikkeling, sociaal-economische ontwikkeling,
zelfredzaamheid/zelfstandigheid en ook sport/vrije tijd een grote rol. De opvoedingstaken die hierbij
komen kijken zijn het stellen van eisen, het verhogen van de frustratietolerantie en het creëren van
randvoorwaarden om zelfstandig problemen op te laten lossen. De kinderen leren in deze fase ook
om te gaan met lichamelijke klachten (sensitiviteit). Dit is samen met cognitieve problemen en de rol
van ouders bij symptoomperceptie erg belangrijk omtrent de gezondheid van een kind. In geval van
ziekte zal de cognitieve ontwikkeling van kinderen het eerst een achterstand krijgen. Pijn speelt een
grote rol bij verschillende ontwikkelingstaken van kinderen: symptoomperceptie, leerprincipes
(obstipatie), hersenen en gedrag (sensitisatie), stress en coping (schoolverzuim).
Adolescent (12-18)
Tijdens de adolescentie wordt de identiteitsontwikkeling op gang gebracht, gaat de autonomie
ontwikkeling door, worden sociale relaties opgebouwd en speelt de lichamelijke ontwikkeling in
toenemende mate een rol. De ouders spelen hierbij meer een coachende rol op afstand.
2
, MGZ – Samenvatting Q5 | Joris van Doremalen
Adolescenten leren hierbij omgaan met lichamelijke klachten (attributies), maar vertonen ook
risicogedrag. Dit is in verband met de kwetsbaarheid van het brein gevaarlijk, zeker bij zieken. Stress
en coping. Seksualiteit en intimiteit.
Jongvolwassen (18-40)
In deze fase spelen de volgende ontwikkelingstaken mee: piek fysieke conditie, autonomie
(zelfstandigheid wonen/financiën), afronden beroepsopleiding, opbouwen loopbaan, partnerrelaties
(stabiliseren) en stichten gezin. Ook zijn stress en coping een belangrijke factor in deze levensfase,
denk hierbij aan vruchtbaarheid, het arbeidsproces en het bereiken van doelen. De impact van ziekte
is ook heel anders bij iedereen, hierbij is sociale steun essentieel (relatie, sociale omgeving, contact
zoeken).
Middelbare leeftijd (40-65)
De mentale conditie piekt, maar de vermindering van fysieke kracht begint. Ook kan hier een mid-life
crisis voorkomen en kan er een dubbele belasting optreden voor kinderen/ouders (mantelzorg). De
confrontatie met het verlies van conditie of chronische ziekte kan impact hebben.
Ouderen (>65)
Ontwikkelingstaken: afbouwen maatschappelijke activiteit, nieuwe doelen, omgaan met verlies van
fysieke conditie, belang sociaal netwerk, belang vasthouden activiteiten, betekenisgeving belangrijk
(ego integrity vs. despair). De afname van de fysieke conditie neemt veel problemen met zich mee,
namelijk cognitieve problemen, comorbiditeit en risico op vallen.
3
, MGZ – Samenvatting Q5 | Joris van Doremalen
Oorzaak en impact
Zoals je zojuist hebt kunnen lezen, verschillen de effecten van (chronische) ziekte per levensfasen.
Deze verschillen ontstaan door het moment van optreden van ziekte en door de basismechanismen
die daaraan ten grondslag kunnen liggen, zoals symptoomperceptie, stress, leerprincipes en
cognitieve functies. Daarbij kan de impact van chronische ziekte per levensfase, maar ook per
aandoening of persoon verschillen.
Basismechanismen
De patiënten gaan meer op hun aandoening, klachten en latere effecten letten door zorgen over de
ziekte en afspraken in het ziekenhuis (symptoomperceptie). Ook verandert de betekenisgeving door
kennis over de ziekte.
Gezondheidsproblemen (zoals stress) kunnen van invloed zijn op levensdoelen die mensen kunnen
bereiken. Mensen gaan verschillend om met stress. Een mechanisme dat dit kan verklaren is coping.
Hierbij wordt onderscheid gemaakt in actieve en passieve coping. Denk bij actieve coping aan iemand
die leert skiën zonder been of iemand die de grenzen van de beperking als uitdaging ziet om te
verleggen. Denk bij passieve coping aan iemand die piekert en berust.
Aandoeningen kunnen invloed hebben op executieve functies (of cognitieve functies) met als gevolg
het anders functioneren op verschillende levensdomeinen en ontwikkelingstaken. Zo kan iemand
met een hersentumor misschien niet lezen en rekenen. Hierdoor kan zelfstandig wonen onmogelijk
worden en vallen toekomstige wensen wat betreft werk in duigen.
Impact
De impact van de ziekte kan verschillend zijn voor naasten. Er bestaat een wisselwerking tussen de
patiënt en naasten. Hierbij is het van belang hoe de patiënt er zelf in staat. Als de patiënt bijna niet
bezig is met de ziekte, zal het ook minder impact hebben op naasten. Hetzelfde geldt andersom. Ook
kan de wisselwerking scheef gaan. Zo zou een patiënt zich een last kunnen voelen voor naasten,
zonder dat naasten dit zo ervaren. Ziekte kan invloed hebben op verschillende domeinen van het
leven, zoals in de brede definitie van gezondheid geformuleerd door Huber (zie figuur).
4