Taak 3A
Probleemstelling: wat zijn angststoornissen?
Leerdoelen:
1. Welke angsstoornissen zijn er? → noem van iedere stoornis het belangrijkste
kenmerk.
Angststoornis = gemoedstoestand, gekenmerkt door sterke negatieve emoties en lichamelijke
symptomen van spanning, waarin het kind angstig anticipeert op toekomstig gevaar of ongeluk.
→ 2 elementen: sterke negatieve emoties & angst
● Separatieangststoornis (SAD)
○ Kenmerken:
■ Overmatige zorgen over scheiding van huis of ouders.
■ Jongeren kunnen tekenen van angst en lichamelijke symptomen vertonen
bij scheiding, onrealistische zorgen ervaren over schade aan zichzelf of
anderen wanneer ze gescheiden zijn, en de onwil tonen om alleen te zijn.
● Specifieke fobie
○ Kenmerken
■ Ernstige en onredelijke angsten
■ Vermijden van een specifiek object of situatie
● Bijvoorbeeld honden, spinnen, duisternis of rijden in een bus.
● Sociale angststoornis (SOC) (sociale fobie)
○ Kenmerken
■ Ernstige en onredelijke angst om beschaamd of vernederd te worden bij
het doen van iets voor leeftijdsgenoten of volwassenen.
● Selectief mutisme
○ Kenmerken
■ Consequent falen om te spreken in specifieke sociale situaties waarin er
een verwachting is om te spreken, ook al kan het kind luid en vaak thuis
of in andere instellingen spreken.
● Bijv. school
● Paniekstoornis (PD)
○ Kenmerken:
■ Terugkerende, onverwachte en ernstige paniekaanvallen.
● Kunnen bestaan uit een versnelde hartslag, kortademigheid,
zweten, maagklachten, duizeligheid, angst om te sterven en
anderen.
■ Het individu ervaart ook een aanhoudende bezorgdheid of zorgen over
extra paniekaanvallen of hun gevolgen
■ Vertoont een significante onaangepaste gedragsverandering om
paniekaanvallen te voorkomen
● bijv. vermijden van oefening of nieuwe situaties
● Agorafobie
○ Kenmerken
■ Angst of bezorgdheid over twee of meer situaties
, ● Zoals gebruik van openbaar vervoer, in open ruimtes zijn (bijv.
Parkeerplaatsen, marktplaatsen), in besloten ruimtes zijn (bijv.
Theaters), in een menigte zijn, of buiten de alleen thuis.
○ De angst of bezorgdheid over deze situaties doet zich voor
omdat het individu denkt dat ontsnappen misschien
moeilijk is of niet beschikbaar is als ze paniekachtige of
andere invaliderende symptomen.
● Gegeneraliseerde angststoornis (GAD)
○ Kenmerken
■ Voortdurende en buitensporige zorgen over veel evenementen en
activiteiten.
● Bijv. hun cijfers op school, hun relaties met leeftijdgenoten en hun
eigen veiligheid of die van anderen.
■ Ze kunnen constant troost of goedkeuring zoeken anderen om hun
zorgen te verminderen.
Fysieke systeem:
● Chemische effecten. Adrenaline en noradrenaline komen vrij uit de bijnieren.
● Cardiovasculaire effecten. Hartslag en kracht van de hartslag stijgen, waardoor het
lichaam gereed wordt gemaakt voor actie door de bloedstroom te versnellen en de
zuurstoftoevoer naar de weefsels te verbeteren.
● Ademhalingseffecten. Snelheid en diepte van de ademhaling nemen toe, waardoor
zuurstof naar de weefsels wordt gebracht en afval wordt verwijderd. Dit kan gevoelens
van kortademigheid, verstikking of verstikking of pijn op de borst veroorzaken.
, ● Zweetkliereffecten. Zweten neemt toe, wat het lichaam koelt en de huid glad maakt.
● Andere fysieke effecten. De pupillen verwijden zich om meer licht binnen te laten, wat
kan leiden tot wazig zien of vlekken voor de ogen. Speeksel vermindert, wat resulteert in
een droge mond. Verminderde activiteit in het spijsverteringsstelsel kan leiden tot
misselijkheid en een zwaar gevoel in de maag. Spieren spannen in gereedheid voor
vechten of vluchten, wat leidt tot subjectieve gevoelens van spanning, pijn en trillen.
Cognitieve systeem:
● Activering van het cognitieve systeem leidt vaak tot subjectieve gevoelens van angst,
nervositeit, concentratieproblemen en paniek
● Kinderen met angststoornissen zoeken altijd gevaar in hun omgeving
○ Als dit niet ‘duidelijk’ aanwezig is → denken dat ze gek zijn of zelf
verzinnen
Gedragssysteem:
● Vaak proberen kinderen met een angststoornis bepaalde situaties te ontlopen
○ Hierdoor vergereren angstsymptomen
Verschil anxiety, fear, panic:
Anxiety: lijkt op fear maar komt frequent voor in situaties waar geen gevaar of
levensbedreigende situatie aanwezig is.
Fear: directe alarmreactie op een gevaar of levensbedreigende situatie die op dat moment
plaatsvindt.
Panic: groep van fysieke symptomen van de fight/flight reactie die onverwachts optreedt in een
situatie waar geen sprake van gevaar is.