Alle aantekeningen die ik heb gemaakt tijdens college 1 en 2 van het vak Coöperatie & Conflict, dat wordt gegeven tijdens de master Beleid, Communicatie en Organisatie (BCO) aan de VU. De aantekeningen zijn aangevuld met een samenvatting van de artikelen.
Hardin – The tragedy of the commons
In zijn artikel legt Hardin het basisprincipe van een sociaal dilemma uit aan de hand van het voorbeeld met de schapen en
herders, die samen met andere herders een stuk land moeten delen. Het is voor de herders gunstig om hier meer schapen op te
hebben staan (eigen belang), maar dit is negatief voor de andere herders (collectief belang): doordat er meer schapen op het
veld staan, is er straks geen voldoende gras meer om de schapen mee te voeden. Dit sociaal dilemma kan ook worden
toegepast op de wereldbevolking: het lijkt een goed plan om veel kinderen te nemen, zodat deze later voor de ouders kunnen
zorgen, maar als iedereen dat doet is er straks niet voldoende voedsel beschikbaar om al deze mensen te voeden. Een sociaal
dilemma kan dus niet worden opgelost aan de hand van technologie.
Liebrand & van Lange – Wat is een sociaal dilemma? (H1)
Een sociaal dilemma is een situatie waarin een aantal individuen van elkaar afhankelijk is en waarin het individuele belang
(eigenbelang) strijdig kan zijn met het collectieve (of gemeenschappelijke) belang. Een sociaal dilemma kan leiden tot een
collectieve ramp: wanneer mensen sterk geneigd zijn om uitsluitend hun eigenbelang na te streven, kan dit leiden tot een
situatie die voor het collectief onwenselijk is. Voorbeelden van sociale dilemma’s zijn:
• Reizen per auto of met het openbaar vervoer
• Belasting betalen
• Samenwerken in teams
Om te kunnen weten of er sprake is van een sociaal dilemma moet aan twee voorwaarden worden voldaan: 1) strijdigheid
tussen het belang van het individu en het belang van het collectief en 2) wederzijdse afhankelijkheid.
Strijdigheid tussen het individuele belang en het collectieve belang
Men kan niet het eigen voordeel nastreven zonder daarmee het belang van het collectief te schaden.
Wederzijdse afhankelijkheid
Het gedrag van de ene betrokkene heeft gevolgen voor het welzijn van de ander en omgekeerd. Dit brengt zowel positieve als
negatieve gevolgen met zich mee voor de ‘internalities’ (gevolgen voor degene die handelt) als voor de ‘externalities’
(gevolgen voor hen die afhankelijk zijn van degene die handelt). Er zijn verschillende soorten afhankelijkheid:
• Onafhankelijk
Het gedrag van de betrokkenen heeft geen invloed op de anderen. In dit geval zijn er geen extranalities aanwezig.
• Eenzijdige afhankelijkheidsrelatie
De ene persoon heeft de ander niet nodig, terwijl dat andersom wel het geval is. In dit geval is er ten minste één
persoon waarbij aan zijn of haar gedrag geen extranalities verbonden zijn.
• Wederzijdse of onderlinge afhankelijkheidsrelatie
De twee personen hebben elkaar nodig. Het gedrag van de ene persoon levert extranalities op voor de ander en
omgekeerd. Vaak spelen ook internalities een rol. Er kan hierbij onderscheid worden gemaakt tussen drie
verschillende afhankelijkheidsrelaties:
o Coöperatieve afhankelijkheid
Wanneer het eigen voordeel (of nadeel) in het verlengde ligt van het voordeel (of nadeel) voor overige
betrokkenen. Dit betekent dus dat positieve internalities samengaan met positieve extranalities en dat
negatieve internalities samengaan met negatieve extranalities.
o Competitieve afhankelijkheid
Situaties waarin het eigen voordeel uitsluitend kan worden behaald ten koste van een ander en
omgekeerd: wanneer het voordeel van de ander ten koste gaat van de eigen opbrengst. In dit geval zijn de
internalities en extranalities tegenstrijdig. Aangezien de hoeveelheid winst in deze situatie gelijk is aan de
hoeveelheid verlies wordt ook wel gesproken van een nul-som situatie: winst en verlies sommeren tot nul.
o Mixed motives afhankelijkheid
In de praktijk is het vaak een mix van coöperatieve en competitieve afhankelijkheid. Dit wordt ook wel
mixed motives genoemd: een situatie waarin sprake is van zowel coöperatieve als competitieve
afhankelijkheid. Deze vorm van afhankelijkheid komt voornamelijk aan bod bij sociale dilemma’s. De
opbrengst voor de betrokkenen neemt in een sociaal dilemma af naarmate het totaal aantal keuzen in het
eigenbelang toeneemt. De manier waarop mensen zich in mixed motives situaties reageren is afhankelijk
van de omgeving en van de persoon.
Formele definitie van sociale dilemma’s
Binnen een sociaal dilemma kunnen twee soorten gedrag worden onderscheiden, namelijk:
• Gedrag waarmee het eigenbelang gediend wordt. Dit wordt ook wel aangeduid met een D van defect.
• Gedrag waarmee het collectief belang gediend wordt. Dit wordt ook wel aangeduid met een C van corporate.
Prisoner’s sociaal dilemma
Twee verdachten worden van elkaar gescheiden en krijgen de volgende opties voorgelegd: 1) beiden ontkennen = elk 1 jaar
gevangenisstraf, 2) beiden bekennen = elk 5 jaar gevangenisstraf, 3) als een bekent en de ander ontkent, dan zal de
,‘bekenner’ geen gevangenisstraf krijgen en de ontkenner krijgt 10 jaar gevangenisstraf. Hoewel de keuze voor het D-gedrag
(bekennen) altijd tot de hoogste individuele opbrengst leidt, is het tegelijkertijd zo dat het gezamenlijk kiezen voor het D-
gedrag tot een minder hoge individuele opbrengst leidt dan het gezamenlijk kiezen voor het C-gedrag (ontkennen). Dit
betekent dat bekennen vanuit een individueel belang het meest aantrekkelijk is, maar vanuit het collectief belang het minst
aantrekkelijk is.
• D-gedrag is de dominante strategie
Aangezien de niet-coöperatieve keuze ongeacht de keuze van de ander altijd voordeliger is dan de coöperatieve
keuze, wordt de D-keuze ook wel de dominante strategie genoemd. Dit wordt ook wel de individuele rationaliteit
genoemd.
• Collectieve rationaliteit
Een gezamenlijke keuze voor het D-alternatief is voor beiden minder voordelig is dan de gezamenlijke keuze voor
het C-alternatief. Dit wordt ook wel de deficiënt equilibrium genoemd.
Op basis van de tabel kunnen vier soorten resultaat worden onderscheiden:
• Temptation
Wanneer ik voor D-gedrag kies en de ander voor C-gedrag kiest.
• Reward
Wanneer beide partijen voor het C-gedrag kiezen.
• Punishment
Wanneer beide partijen voor het D-gedrag kiezen.
• Sucker-outcome
Wanneer ik voor C-gedrag kies en de ander voor D-gedrag kiest.
In het geval van het Prisoner’s sociaal dilemma is de ‘temptation’ de meest gunstige uitkomst voor het individu. Hierna
volgen reward, punishment en sucker-outcome. We streven dus het meest naar temptation en willen een sucker-outcome
voorkomen.
Chicken sociaal dilemma
In dit sociale dilemma rijden twee motoren op elkaar af. Beide personen op de motoren hebben de keuze te ontwijken (C-
gedrag) of niet uit te wijken (D-gedrag). Indien beide personen niet uitwijken, zijn de gevolgen voor beide personen negatief.
Wanneer beide personen voor het D-gedrag kiezen, levert dat in dit geval het minste op. Als beide personen tegelijkertijd
uitwijken is het spel nog niet afgelopen omdat er nog geen winnaar is. Er is namelijk pas een winnaar als een van de twee
uitwijkt en de ander niet uitwijkt. Afhankelijk van hetgeen de ander besluit te doen, leidt de D-keuze tot of de hoogste
individuele opbrengst (als de ander uitwijkt) of tot de laagste individuele opbrengst (als de ander niet uitwijkt). Een keuze
voor het D-alternatief is het meest riskant.
• D-gedrag is niet de dominante strategie
Als de ander zich niet-coöperatief opstelt leidt de C-keuze tot een hogere individuele opbrengst dan een D-keuze.
Als de ander zich echter wel coöperatief opstelt leidt de D-keuze tot een hogere individuele opbrengst dan de C-
keuze.
• Collectieve rationaliteit
Een gezamenlijke keuze voor het C-alternatief leidt tot een hogere individuele opbrengst dan een gezamenlijke
keuze voor het D-alternatief.
• Mixed motive afhankelijkheid
De internalities zijn tegengesteld aan de extranalities: positieve gevolgen voor jezelf betekenen tegelijkertijd
negatieve gevolgen voor de ander. Daarnaast geldt dat de absolute waarde van de extranalities groter is die van de
internalities, wat tot uitdrukking komt door het gegeven dat de individuele opbrengst hoger is in het geval iedereen
(inclusief jezelf) zich coöperatief opstelt dan wanneer iedereen (inclusief jezelf) zich niet-coöperatief opstelt.
, In het geval van het chicken sociaal dilemma is de ‘temptation’ de meest gunstige uitkomst voor het individu. Hierna volgen
reward, sucker-outcome en punishment. We streven dus het meest naar temptation en willen een punishment voorkomen.
Trust sociaal dilemma
In dit sociale dilemma speelt vertrouwen in de ander een belangrijke rol. Beide personen kunnen tijdens een wedstrijd
besluiten gebruik te maken van doping (D-gedrag) of niet gebruik te maken van doping (C-gedrag). Men prefereert
gezamenlijke doping boven de situatie waarin alleen de ander doping gebruikt, omdat de kans op verliezen kleiner wordt en
de wedstrijd zo eerlijker verloopt. De keuze voor het C-alternatief is het meest riskant.
• D-gedrag is niet de dominante strategie
Als de ander zich coöperatief opstelt, is het C-alternatief aantrekkelijker dan het D-alternatief. Echter, wanneer de
ander zich niet coöperatief opstelt, leidt de keuze voor het D-alternatief tot een hogere individuele opbrengst dan
het C-alternatief.
• Collectieve rationaliteit
Een gezamenlijke keuze voor het C-alternatief leidt tot een hogere individuele opbrengst dan een gezamenlijke
keuze voor het D-alternatief.
à Als de ander coöperatief is, is het aantrekkelijk om dat ook te doen. Als de ander defectief is, is het aantrekkelijker om dat
ook te doen.
In het geval van het trust sociaal dilemma is de ‘reward’ de meest gunstige uitkomst voor het individu. Hierna volgen
temptation, punishment en sucker-outcome. We streven dus het meest naar reward en willen een sucker-outcome voorkomen.
Verschillen en overeenkomsten tussen de drie dilemma’s
In onderstaande tabel worden de verschillen tussen de dillema’s weergegeven.
Prisoner’s dilemma Chicken dilemma Trust dilemma
Niet-coöperatief keuzegedrag leidt De relatieve aantrekkelijkheid van De relatieve aantrekkelijkheid van
altijd tot een hogere individuele coöperatief en niet-coöperatief hangt af coöperatief en niet-coöperatief hangt af
opbrengst dan coöperatief gedrag. van wat de andere persoon besluit. van wat de andere persoon besluit.
Ongeacht welke keuze de ander maakt, Wanneer de ander zich coöperatief Wanneer de ander zich coöperatief
leidt D-gedrag tot meer individueel opstelt, leidt niet-coöperatief gedrag tot opstelt, leidt coöperatief gedrag tot een
voordeel dan C-gedrag. een hogere individuele opbrengst dan hogere individuele opbrengst dan niet-
coöperatief gedrag. Als de ander zich coöperatief gedrag. Als de ander zich
daarentegen niet-coöperatief opstelt, daarentegen niet-coöperatief opstelt,
dan leidt een C-keuze tot meer dan leidt een D-keuze tot meer
individueel voordeel dan een D-keuze. individueel voordeel dan een C-keuze.
Individuele rationaliteit en collectieve Collectieve rationaliteit. Collectieve rationaliteit.
rationaliteit.
C-keuze is het meest riskant. D-keuze is het meest riskant: als de C-keuze is het meest riskant: als de
ander zich coöperatief opstelt leidt een ander zich coöperatief opstelt leidt een
D-keuze tot een hoogs mogelijke C-keuze tot de hoogst mogelijke
opbrengst en als de ander zich niet- opbrengst en als de ander zich niet-
coöperatief opstelt leidt een D-keuze coöperatief opstelt leidt de C-keuze tot
tot de laagst mogelijke individuele de laagst mogelijke individuele
opbrengst. opbrengst.
Overeenkomsten tussen de drie dillema’s:
• Een niet-coöperatieve keuze heeft een negatief effect op de opbrengsten van de ander.
• Onder ten minste één van de mogelijke situaties leidt een niet-coöperatieve keuze tot een hogere individuele
opbrengst dan een coöperatieve keuze.
• Een gezamenlijke C-keuze leidt toe een hogere individuele opbrengst dan een gezamenlijke D-keuze.
Sociale dilemma’s in N-personen situaties
N-personen situaties zijn situaties met meer dan twee betrokkenen. Het enige verschil tussen de situaties met twee en de
situaties met meer dan twee personen is dat men als individu in een grootschalige situatie minder sterk de eigen uitkomsten
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper sop_hie_. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.