2 JUNI 2020
WERKWIJZE VOOR INFECTIEPREVENTIE
IN DE VERSTANDELIJK
GEHANDICAPTENZORG
GERICHT OP DE CLUSTERS BLOEMENHOF EN BOMENHOF
Naam: Cheyenne Parera
Leerling nummer: 1700724
Docent: Lidia van Veenendaal
Groepscode: GVE-AIB-17-19
Cursuscode: GVE-4.AIB-17
Inleverdatum: 2-6-2020
,Inhoudsopgave
1 Samenvatting .......................................................................................................................... 3
2 Inleiding .................................................................................................................................. 4
2.1 Doel- en vraagstelling.................................................................................................................... 6
2.1.1 Doelstelling ............................................................................................................................ 6
2.1.2 Onderzoeksvraag ................................................................................................................... 6
3 Methode ................................................................................................................................. 7
3.1 Onderzoeksdesign, setting en onderzoekspopulatie .................................................................... 7
3.1.1 Onderzoekspopulatie ............................................................................................................ 7
3.2 Dataverzameling ........................................................................................................................... 7
3.3 Data-analyse.................................................................................................................................. 8
3.4 Ethische overwegingen ................................................................................................................. 8
3.4.1 Toestemmingsverklaring ....................................................................................................... 8
3.4.2 Omgang data in het kader van privacy.................................................................................. 8
3.4.3 Belangenverstrengeling......................................................................................................... 8
3.4.4 Toetsing MES/METC .............................................................................................................. 8
4 Resultaten ............................................................................................................................... 9
4.1 Infectiepreventie algemeen .......................................................................................................... 9
4.2 Hygiëne ......................................................................................................................................... 9
4.2.1 Persoonlijke hygiëne medewerkers ...................................................................................... 9
4.2.2 Hygiëne cliënten .................................................................................................................. 12
4.3 Voedselveiligheid ........................................................................................................................ 12
4.4 Schoonmaak ruimtes................................................................................................................... 12
4.4.1 Schoonmaak openbare ruimtes .......................................................................................... 12
4.4.2 Schoonmaak slaapkamers ................................................................................................... 12
5 Discussie ............................................................................................................................... 14
5.1 Voornaamste bevindingen .......................................................................................................... 14
5.2 Betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid ............................................................................ 14
5.3 Implicatie beroepspraktijk .......................................................................................................... 15
6 Conclusie ............................................................................................................................... 16
7 Advies ................................................................................................................................... 17
8 Bronvermelding ..................................................................................................................... 18
9 Bijlagen ................................................................................................................................. 20
9.1 Bijlage 1: Zoekstrategie ............................................................................................................... 20
9.2 Bijlage 2: Topiclijst....................................................................................................................... 22
9.3 Bijlage 3: Codeboom ................................................................................................................... 25
1
,9.4 Bijlage 4: Samenwerkingsovereenkomst .................................................................................... 26
9.5 Bijlage 5: Kwantitatieve vormgeving resultaten ......................................................................... 33
9.6 Bijlage 6: Logboek interviews ...................................................................................................... 34
9.7 Bijlage 7: Checklist persoonsgebonden data .............................................................................. 36
9.8 Bijlage 8: Reflectieverslag ........................................................................................................... 37
9.9 Bijlage 9: Deelname themaweek ........................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
2
,1 Samenvatting
Aanleiding en probleemanalyse
Het RIVM (2015) stelt dat cliënten uit een instelling voor verstandelijk beperkten een groter
infectierisico hebben dan de gemiddelde burger. Om infectieverspreiding te voorkomen is het
handelen van de zorgprofessionals cruciaal.
Dit onderzoek is gericht op de werkwijze van zorgprofessionals bij infectiepreventie. Het onderzoek
heeft plaatsgevonden bij zorginstelling Reinaerde en is gericht op de clusters Bloemenhof en
Bomenhof.
Methode
Om antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag is fieldresearch uitgevoerd. Er zijn in totaal acht
interviews afgenomen, vier bij cluster Bloemenhof en vier bij cluster Bomenhof. Het onderzoek
heeft een kwalitatieve benadering.
Alle interviews zijn getranscribeerd en vervolgens gecodeerd. Om de betrouwbaarheid te verhogen
zijn alle tekstfragmenten gecodeerd door de onderzoeker en daarnaast door een onafhankelijke
medestudent.
Resultaten
De meerderheid van de respondenten leeft de algemene regels voor persoonlijke hygiëne van
zorgprofessionals niet na. De respondenten melden daarbij dat het handhaven van de richtlijnen
voor infectiepreventie minder strikt worden opgevolgd, wanneer er geen dreiging heerst. Uit de
interviews is gebleken dat het overgrote deel van de respondenten meer bewustzijn heeft
gekregen door de uitbraak van COVID-19.
Discussie
De werkwijze wordt bij het merendeel van de woningen onvoldoende nageleefd. Hierbij is er een
aannemelijk verschil in naleving per cluster. Tevens is er een verschil in achtergrondopleiding tussen
de clusters Bloemenhof en Bomenhof.
Daarbij lijkt onder de zorgprofessionals van beide clusters meer bewustzijn te ontstaan bij een
dreiging, zoals de uitbraak van COVID-19.
Aangezien er bij dit onderzoek sprake is van een kleine onderzoekspopulatie, is verder onderzoek
vereist.
Conclusie
Zorgprofessionals lijken op de hoogte te zijn van de richtlijnen voor infectiepreventie, dit is echter
niet volledig terug te zien in de naleving van de richtlijnen. Uit dit onderzoek blijkt dat de
achtergrondopleiding van zorgprofessionals en de uitbraak van COVID-19 de naleving van de
richtlijnen voor infectiepreventie beïnvloedt.
3
, 2 Inleiding
De verspreiding van micro-organismen speelt een belangrijke rol in het voorkomen van infecties. Deze
verspreiding kan voorkomen worden door goede hygiëne. Goede hygiëne is bijvoorbeeld de handen
wassen voor en na het bereiden van eten, maar ook na een toiletbezoek. Goede hygiëne is ook het
schoonmaken van objecten die regelmatig in aanraking komen met handen, bijvoorbeeld deurklinken
of handvatten. Deze voorwerpen zijn een verzamelplaats voor micro-organismen (Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu, z.d.) (hierna te noemen: RIVM). Micro-organismen zijn onzichtbaar voor
het blote oog en komen voornamelijk voor in lichaamsvloeistoffen, zoals bloed en ontlasting, op de
huid, in de lucht, op meubelen en gebruiksvoorwerpen, in water en op of in voedsel. Bacteriën,
virussen en schimmels zijn voorbeelden van micro-organismen. De meeste micro-organismen zijn
onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, terwijl anderen ziekten kunnen veroorzaken (RIVM, 2015).
Deze micro-organismen kunnen zich verspreiden door contact tussen mensen. Vervolgens
vermenigvuldigen de micro-organismen zich in het lichaam, waardoor iemand ziek kan worden.
Ziekten die zo ontstaan worden infectieziekten genoemd (Hoepelman, Kroes, Sauerwein, & Verbrugh,
2011).
Het aantal opgenomen patiënten in een ziekenhuis wegens infectieziekten of parasitaire ziekten laat
tussen 2014 en 2016 een toenemende lijn zien van respectievelijk 38.315 patiënten in 2014 tot 45.575
patiënten in 2016. In 2017 daalt het aantal naar 43.260 ziekenhuisopnamen (Centraal Bureau
Statistiek, 2019). Bij het tegengaan van deze stijging speelt infectiepreventie een belangrijke rol.
Infectiepreventie omvat veel verschillende domeinen (RIVM, 2015):
- persoonlijke hygiëne van de cliënt. Hieronder wordt onder andere (handen) wassen,
tandenpoetsen en het schoonmaken van kunstgebitten en hoortoestellen verstaan;
- algemene hygiëne, persoonlijke hygiëne van medewerkers, huishoudelijk vuil,
voedselveiligheid en (huis)dieren;
- medische en verpleegkundige zorg, waaronder verpleegkundig handelen, steriele
instrumenten en materialen, omgang met scherp afval, prik-, snij-, bijt- en spataccidenten en
infectieziekten in de instelling;
- schoonmaken en desinfecteren (algemeen);
- bouw en inrichting, bijvoorbeeld keuken, sanitaire voorzieningen/ruimten, snoezelruimten,
legionellapreventie et cetera.
“Goede naleving van de richtlijnen voor infectiepreventie zorgt voor een veilige omgeving voor de
patiënt en is onderdeel van goede kwaliteit van zorg” (Langelaar, 2016, p. 122). Bij goede kwaliteit van
zorg speelt het verpleegkundig beroep een belangrijke rol. Er zijn geen wereldwijde schattingen
beschikbaar van de prevalentie van zorginfecties (i.e. infecties die ontstaan in een zorgsetting). Er
wordt echter geschat dat in Europa meer dan vier miljoen, en in de Verenigde Staten 1,7 miljoen
patiënten een infectie ontwikkelen. Daarbij is de prevalentie hoger in ontwikkelingslanden (WHO, in
Moralejo, El Dib, Prata, Barretti, & Corrêa, 2018).
Uit onderzoek van Bloomfield et al. (2015) is bekend dat het niet opvolgen van hygiënevoorschriften
een grote negatieve invloed heeft op de gezondheidszorg. Zoals eerder aangegeven is het bestrijden
van micro-organismen een belangrijk aspect van hygiëne. Volgens Gould, Moralejo, Drey, Chudleigh,
& Taljaard (2017) zijn zorginfecties een belangrijke oorzaak van morbiditeit en mortaliteit, waarbij
handhygiëne beschouwd wordt als een effectieve preventie maatregel. Naast handhygiëne, is het
tevens belangrijk om te voldoen aan de richtlijnen voor verontreinigde oppervlakten. Verontreinigde
oppervlaktes zijn veelvoorkomende verspreiders van micro-organismen en veroorzaken hiermee
4