WETENSCHAPSFILOSOFIE
INHOUDSOPGAVE
college 1 ........................................................................................................................... 3
literatuur college 1 ............................................................................................................ 7
exploring humans: introductie + hoofdstuk 1 .................................................................................................. 7
college 2 ........................................................................................................................... 8
literatuur college 2 .......................................................................................................... 14
exploring humans – hoofdstuk 2, 3 en 4 ........................................................................................................ 14
kennisclip 1 – vervanging werkgroep 1 ............................................................................ 17
college 3 ......................................................................................................................... 18
literatuur college 3 .......................................................................................................... 23
exploring humans – hoofdstuk 4 en 5 ............................................................................................................ 23
college 4 ......................................................................................................................... 25
literatuur college 4 .......................................................................................................... 30
exploring humans – hoofdstuk 6 en 7.4 ......................................................................................................... 30
College 5 ......................................................................................................................... 32
literatuur college 5 .......................................................................................................... 37
exploring humans – hoofdstuk 7 & case study unconscious.......................................................................... 37
kennisclip 2 – vervanging werkgroep 2 ............................................................................ 38
veel gestelde vragen (FAQ) 1, 2 & 3 ................................................................................. 39
college 6 ......................................................................................................................... 40
literatuur college 6 .......................................................................................................... 47
exploring humans – hoofdstuk 8 & case study introspectionisme ................................................................ 47
kennisclip 3 – vervanging werkgroep 3 ............................................................................ 49
college 7 ......................................................................................................................... 50
literatuur college 7 .......................................................................................................... 56
exploring humans – hoofdstuk 9 & case study representations .................................................................... 56
college 8 ......................................................................................................................... 58
literatuur college 8 .......................................................................................................... 66
exploring humans – hoofdstuk 10, 11.4 en 12.5–12.7 ................................................................................... 66
kennisclip 4 – vervanging werkgroep 4 ............................................................................ 68
kennisclip 5 – vervanging werkgroep 5 ............................................................................ 69
,veel gestelde vragen (faq) 4 ............................................................................................ 76
college 9 ......................................................................................................................... 77
college 10 ....................................................................................................................... 82
college 11 ....................................................................................................................... 86
college 12 ....................................................................................................................... 92
college 13 ....................................................................................................................... 98
college 14 ..................................................................................................................... 103
,COLLEGE 1
Wat is wetenschapsfilosofie?
Je gaat kritisch nadenken over de wetenschap. Wetenschap heeft monopolie op verkrijgen van echte kennis,
maar klopt dit wel? Moeten we niet andere methoden ook gebruiken? Je moet kritische vragen stellen en niet
klakkeloos overnemen. Het is dus een filosofische reflectie. Als je vraagt wie een wetenschapper is, noemen
mensen vaak natuurkundigen, zoals Stephen Hawking. Maar mensen zoals Joke Dammans (een medium), die
geesten zien, die geloven we niet en dat zijn geen wetenschappers. Maar het zwarte gat van Hawking kunnen
we ook niet zien. Waar ligt de grens van wetenschap en pseudowetenschap?
We gebruiken het woord ‘wetenschap’ wel op een consistente manier, we gebruiken het dus goed. Maar
astrologen en natuurkundigen gebruiken andere methoden. Afwassen of autorijden is geen wetenschap. We
weten dus op de een of andere manier wat wetenschap is; wat zijn dan de eigenschappen van wetenschap?
Waarom wetenschapsfilosofie voor psychologen?
Psychologie is een wetenschap, dit moet je kunnen uitleggen. Om dat te doen, heb je kennis nodig -> je moet
weten wat de verschillende antwoorden zijn die in de geschiedenis van het denken over wat wetenschap is
geven zijn op de vraag wat is wetenschap? Je moet daarnaast ook vaardigheden (kunde) hebben, om kritisch te
reflecteren op vragen als ‘is psychologie wel een wetenschap?’. Filosofie is dus onder andere een kritische
reflectie en daar heb je kennis en kunde voor nodig.
Kennis en kunde hebben ook een ander doel -> karakter. Door kritisch na te denken over wat wetenschap is, en
of psychologie een wetenschap is, is het doel dat je beter inzicht krijgt in psychologie als wetenschap.
Epistemologie
Wetenschapsfilosofie begon met epistemologie (als we het historisch aanpakken). Epistemologie is kennisleer,
deze stelt drie vragen:
- Wat is (zekere) kennis?
- Hoe kunnen we die kennis rechtvaardigen?
- Wat is de bron van kennis?
Met betrekking tot deze kwesties zijn traditioneel twee posities ingenomen:
1. Rationalisme: echte kennis is afkomstig van de ratio, de rede, het verstand.
2. Empirisme: echte kennis is afkomstig van de zintuiglijke ervaring.
Rationalisme en empirisme beantwoorden allebei de vraag ‘kunnen we échte kennis hebben?’ met ‘ja’. Hoe
staan ze tegenover de sceptici? Wat weet je zeker? Helemaal niks. Het rationalisme en empirisme
beargumenteren allebei op hun eigen manier, maar dat doen ze allebei tegen het scepticisme.
Scepticisme
Deze zeggen dat er geen kennis mogelijk is. Je kan dan ook gelijk stoppen met wetenschap, dus er is in de
geschiedenis veel verzet hiertegen geweest.
Socrates is een sceptici. Hij zet vraagtekens bij wat mensen geloven, wat zij zekere kennis vinden. De maan is
rond etc. Socrates: hoe weet je dat dan? Waarom weet je zeker dat dit juist is? Mensen kunnen dit vaak niet
100% tot in detail uitleggen, dus dan is Socrates van mening dat de stelling onjuist is van die mensen. De
conclusie is dan dat we helemaal niks zeker weten. Hij zei hiermee ook dat de Goden niet bestonden, en dat
idee werd niet geaccepteerd in zijn tijd (werd met de dood veroordeeld).
Rationalisme
Weten we dan niets zeker? We komen nu aan bij het rationalisme, de tegenhangers van het scepticisme.
Mensen weten wel degelijk iets, maar hoe kan je dit uitleggen? Centraal, bij alle rationalisten in de hele
geschiedenis: echte kennis komt (deels) voort uit het goed gebruiken van je verstand (ratio); of wordt aan die
ratio getoetst. De meeste rationalisten zullen ook een geassocieerde bewering is: er bestaat ingeboren kennis
(dit is het nativisme). Er zijn verschillende soorten rationalisten. Zo is Plato een extreme nativist die stelt dat
alle kennis is aangeboren. Descartes zal dit later onderuithalen, hij zegt dat niet alle kennis is aangeboren.
Plato: de bron van kennis is de ratio. Hij heeft een wat vreemde theorie; als je geboren wordt, heb je alle
kennis al. In de Griekse mythologie zijn er allerlei verklaringen voor wat we nu natuurlijke verschijnselen
noemen (onweer etc.). Hier had Socrates dus kritiek op want helemaal niks is zeker. Als je dus niet meer
gelooft dat de Goden zorgen voor alles in de natuur, dan heb je helemaal geen verklaringen meer voor alles
,wat gebeurt. Plato geloofde ook niet in de Goden, maar hij vond het wel heel extreem om net zoals Socrates te
denken. Hij moest dus op zoek naar andere manieren om verklaringen te zoeken (zonder alle kennis van nu).
Plato zegt dat je alle kennis hebt als je geboren wordt. Als je iets nieuws leert, is het dus niet meer nieuw. Je
leert dus niks, maar je herinnert je alleen dingen anamnese. Waarom zegt hij dat? Plato geloofde in
reïncarnatie, maar op een andere manier dan de reïncarnatie van nu.
Reïncarnatie hoe we die nu kennen, is dat mensen van mening zijn dat ze een leven voor dit leven hebben
gehad. Dus: in mijn vorige leven was ik… wat dan ook. Alles wat je dan in je vorige leven had, je ziel etc., is
gestopt in het lichaam en in het leven dat je nu hebt.
Plato bedoelde met reïncarnatie dat voordat je geboren werd, dat jouw ziel in een andere wereld was. Een
wereld van de vormen en van de ideeën. Hier zijn de echte ideeën en de echte kennis. Het is dus een soort
hemel van alle kennis waar jouw ziel is. De ziel gaat van de ideeënwereld naar jouw lichaam en als je sterft ga
je weer terug naar de ideeënwereld. Bij je geboorte ben je dus alle kennis vergeten en door te leren herinner je
je weer alles (maar je leert dus niks nieuws). Zo bedoelde Plato reïncarnatie.
Epistème versus doxa de epistemologie is de kennisleer. De ‘epistème’ is de echte kennis, doxa zijn slechts
de ‘overtuigingen’, een mening. Je kan wel denken dat iets waar is, ‘dat is mijn mening’, dat is wat Plato
bedoelt met doxa. Met epistème kan je onderbouwen waarom iets zo is. Het is kennis van hoe de dingen zijn.
Doxa is dus een mening over hoe de dingen zijn. Plato: kennis is een ware en gerechtvaardigde overtuiging.
Hiermee reageert Plato op Heraclitus.
Heraclitus: kijk eens naar de wereld, alles verandert continu; alles stroomt als het ware. Je kan niet twee keer
in dezelfde rivier stappen, want de rivier is veranderd en jij bent ook verandert in tussentijd (gegeten, ouder
geworden etc.). Alles is in een continue verandering, die we met onze zintuigen waarnemen. Er is dus niks. Er
zijn allerlei gebeurtenissen in de wereld, alles is in wording, omdat het bezig is met veranderen. Je bent een
persoon in wording, alles is een proces van in wording. In dit proces verander je continu. Als je met het
werkwoord ‘zijn’ bedoelt dat iets vast is, dan is er dus niks. Plato: als je kennis wil hebben over de wereld, dan
moet je ook kennis hebben over de onveranderlijke wereld, dus hoe die is. Alle opvattingen met onze zintuigen
zijn dan meningen. We hebben dan alleen nog maar doxa, geen epistème… -> scepticisme
Maar Plato wilde geen scepticisme, dus hij ‘verdubbelde’ de wereld. Dit noem je Plato’s allegorie van de grot.
Begin bij het begin: je hebt de wereld zoals je die waarneemt, wereld van de verschijnselen, van de
veranderende dingen. Als je kennis wil hebben van hoe die is, moet je niet deze wereld gebruiken omdat die
steeds in verandering is. Er moet dus een wereld zijn waarin alles hetzelfde blijft en niks verandert ->
ideeënwereld (waar jouw ziel dus geweest is en thuishoort). Hier hebben we stoelen, die blijven nooit
hetzelfde want die gaat weer kapot. Hij bestaat dus niet, omdat die in een proces van verandering is. Maar, het
concept ‘stoel’ bestaat wel (in de ideeënwereld). De wereld zoals we die hier hebben, is daar dus een schaduw
van. Stoelen die wij hier kennen, zijn een schaduw van de stoel zoals in de ideeënwereld.
Allegorie van de grot: er zit een groep mensen in een grot en die kijken naar de wand voor hen. Op die wand
zien ze schaduwen, die komen door een groot vuur (maar dit vuur zien deze mensen niet omdat ze ‘gevangen’
zitten in deze grot). Als je een stoel voor dat vuur houdt, krijg je dus een schaduw van een stoel. Men denkt dat
dat de echte stoel is, omdat ze die ‘echt’ zien. Zo doen wij dit ook: onze ziel zit gevangen in ons lichaam en we
zien alles door een schaduw. Als je je het concept stoel kan herinneren, dan heb je echte kennis verworven!
Hoe werkt dit leren = herinneren? Plato is een leerling van Socrates, Plato schreef in dialoogvorm, als een soort
toneelstuk. Vaak is Socrates hiervan de hoofdpersoon.
Meno is een landeigenaar, Plato wil uitleggen dat leren herinneren is, dat iedereen dat kan. Meno gelooft dit
niet en wil weten hoe dit in elkaar zit. Verhaal van het vierkant, dat je je eigen verstand moet gebruiken en dat
je zo alles weer kan herinneren wat je ooit hebt geweten. Maar dit verhaal is onacceptabel. Dit soort
rationalisme is dus wel heel erg extreem, Descartes had een minder sterke visie. Het rationalisme van Plato is
wel heel extreem, dus dit is niet het algemene rationalisme.
Empirisme
Tweede groep filosofen die ingaat tegen het scepticisme. Ze zijn het met de rationalisten eens dat er echte
kennis mogelijk is. Hiermee argumenteren ze tegen de sceptici, maar de bron van kennis is niet ratio. Het is de
zintuiglijke waarneming, de common sense opvatting -> als je wil weten hoe iets zit, moet je kijken (of
, luisteren). Ze hebben ook een geassocieerde bewering als alle kennis uit de ervaring via de waarneming
voortkomt, is er geen ingeboren kennis. Zijn dus ook tegen het nativisme. Als je kennis opdoet vanuit
observatie (empeira/experienta), is dit echte kennis.
Let op: empiristisch is NIET hetzelfde als empirisch!
- Empiristisch verwijst naar het empirisme, de opvatting dat kennis voortkomt uit de zintuiglijke
waarneming. Dit staat tegenover het rationalisme. In het Engels is dit empiricist (boek).
- Empirisch verwijst naar het gebruiken van de wetenschappelijke methode, waarbij je experimenten en
observaties doet. Je hebt data en gaat conclusies trekken. Empirisch staat tegenover hypothetisch of
louter theoretisch. Je hebt ondersteuning voor jouw theorie.
Aristoteles: de eerste empirici die we bespreken, hij was een leerling van Plato (enorm kritisch). Hij verwerpt
onder andere het idee van Plato van de twee werelden: er is slechts een wereld en die is met de zintuigen waar
te nemen. Alles verandert dus continu. Dit impliceert ook een afwijzing van ingeboren ideeën: de mens is een
tabula rasa (= ongeschreven blad).
Aristoteles heeft ook zijn eigen lyceum opgericht, hij gaf altijd wandelend les. Vandaar dat Thomas van
Anquino het empiristische principe ook wel het peripathische principe noemde (het wandelende principe).
“Niets is in het intellect (geest/mind/psyche) dat zich niet eerst in de zintuigen bevond” -> empirisme.
Klopt deze interpretatie van Aquino van Aristoteles? De zintuiglijke waarneming is inderdaad het belangrijkste,
daarom kan je hem inderdaad een empirist noemen. Maar: dat wil niet zeggen dat er geen rationalistische
aspecten in het werk van Aristoteles zitten, daardoor de naam empirist niet terecht is.
Plato zegt dat idee Stoel een bestaande entiteit is in de ideeënwereld, wij zien in de veranderende wereld dus
geen echte stoelen. Dit geeft voor alles een verklaring, om te classificeren. Je hebt een algemeen begrip en dat
is van toepassing op alle stoelen.
Aristoteles verwerpt het idee van de twee werelden, en neemt alleen de concrete, individuele dingen waar
(dus de individuele stoelen). Hoe komt hij nu aan een algemeen begrip of concept? Hij wist nog niks van het
brein, dat kwam later pas. Hoe krijg je dat abstracte begrip ‘stoel’? Dit kan je niet met je zintuigen waarnemen.
Hij gaat als empirist gebruik maken van inductie van individuele gevallen naar algemene gevallen. Dus van
alle verschillende stoelen naar een algemeen concept stoel.
Neem een abstracte, algemene uitspraak als ‘alle mensen zijn sterfelijk’; wat je waarneemt zijn enkel concrete
mensen en hiervan kun je inderdaad vaststellen dat die sterfelijk zijn. Met je zintuigen heb je dit misschien ook
gezien. Hoe ga je vaststellen dat alle mensen sterfelijk zijn?
Inductie: op basis van een aantal (maar niet alle) waarnemingen waarin a b is, of op a b volgt, concluderen
dat a altijd b is of op a altijd b volgt. Dus; een raaf is altijd zwart, a is altijd b. hiermee concludeer je dat a altijd
b is dus dat alle raven altijd zwart zijn. Zelfde met mensen; een paar mensen zijn gestorven dus alle mensen
kunnen sterven. Je gaat generaliseren.
Hoe weet je dat alle mensen sterfelijk zijn? Dit weet je niet zeker, op basis van de waarnemingen alleen kan je
niet zeggen dat de abstracte algemene stelling ‘alle mensen zijn sterfelijk’ waar is – je hebt louter een
correlatie. Toch was Aristoteles van mening dat ‘alle mensen zijn sterfelijk’ noodzakelijk waar was.
Aristoteles zijn oplossing inductie is slechts een eerste stap, de 2e stap is intuïtieve inductie (= inzicht). Je
moet via onfeilbare intellectuele capaciteit van de geest (nous) inzien dat abstracties als ‘alle mensen zijn
sterfelijk’ noodzakelijke waarheden zijn. dit is dus een rationalistisch element in zijn epistemologie.
Aristoteles was vooral een gebruiker van deductief redeneren -> van een algemene bewering uitgaan dat die
juist is en op basis daarvan voorspellingen doen. Als hij op basis van zijn intuïtieve inductie is uitgekomen op
een algemene bewering, ging hij ervan uit dat deze waar was. Vanaf dat moment was hij geen kritisch denker
meer over zijn eigen opvattingen.
De rol van Aristoteles in de late Middeleeuwen
In de Middeleeuwen had de katholieke kerk enorm veel macht, daar kon je niet tegenin gaan. Waar komt
kennis vandaan? Iemand van de kerk zou hebben gezegd dat je de Bijbel moet lezen (of naar de priester
luisteren). Het was zo, dat ze vonden dat Aristoteles zijn verstand goed heeft gebruikt (ook al kwam het
christendom pas na Aristoteles). Alles wat hij heeft bedacht, stond ook in de Bijbel en andersom. Er zijn dus
twee wegen naar de waarheid. Aquino probeerde de christelijke leer met de opvattingen van Aristoteles (‘De
Filosoof’) te verenigen.