Een samenvatting voor het vak Bestuursrecht dat in het tweede jaar wordt gegeven aan de Universiteit Leiden. De stof wordt op een overzichtelijke wijze neergezet.
Week 1 – Bestuursorganen en belanghebbenden
Bestuursorganen – art. 1:1 Awb
Wij kennen in Nederland twee soorten bestuursorganen: de a-organen (lid a) en de b-
organen (lid b).
Er zijn drie manieren waarop de bestuursorganen hun bevoegdheid kunnen verkrijgen:
Attributie (wetgever maakt nieuwe bevoegdheid en verleent deze aan het orgaan) –
art. 10:22 en 10:23 Awb
Delegatie (het overdragen van een bestaande bevoegdheid aan een ander
bestuursorgaan) – art. 10:13-10:21 Awb
Mandaat (het uitvoeren van een bevoegdheid in naam van een ander –
verantwoordelijkheid blijft bij de mandans (gever)) – art. 10:1-10:12 Awb
Dwingend recht: afwijken mag niet (alleen bij formele wet).
Regelend recht: “tenzij bij wettelijk voorschrift anders bepaald”.
Aanvullend recht: “tenzij”, voor speciale gevallen, restbepaling.
Facultatief recht: “indien”, alleen van toepassing als dit uitdrukkelijk is aangegeven.
A-organen
Een a-orgaan is een zelfstandig fungerend onderdeel van een rechtspersoon. Een a-orgaan is
voor al het handelen gebonden aan de Awb (art. 3:1 lid 1 Awb).
Een orgaan kan worden gekenmerkt als een a-orgaan op grond van art. 1:1 lid 1 sub a Awb
als deze aan de volgende criteria voldoet:
1. Een orgaan van een;
2. Rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.
In art. 2:1 BW staan de publiekrechtelijke rechtspersonen opgesomd. In sommige gevallen
kent de wet ook rechtspersoonlijkheid toe aan een orgaan. In zo’n geval is het ook een
publiekrechtelijk orgaan.
Bij een a-orgaan is het orgaan het publiekrechtelijke aanspreekpunt en de rechtspersoon het
privaatrechtelijke aanspreekpunt.
B-organen
Een b-orgaan is een orgaan dat feitelijk niet aan een rechtspersoon toebehoort. Het is enkel
voor bepaalde publiekrechtelijke handelingen gebonden aan de Awb.
Een orgaan kan worden gekenmerkt als een b-orgaan in de zin van art. 1:1 lid 1 sub b Awb
als het aan de volgende criteria voldoet:
1. Een ander persoon of college (anders dan een a-orgaan, privaatrechtelijk);
2. Met enig openbaar gezag bekleed.
Enig openbaar gezag is de bevoegdheid om eenzijdig bindende beslissingen voor de burger
te nemen waardoor de rechtspositie van die burger wordt beïnvloed (je mocht bijv. eerst
wel met je auto op weg, maar zonder apk-keuring mag de garagehouder dit weigeren).
Publieketaakjurisprudentie
Openbaar gezag kan wettelijk of buitenwettelijk worden verkregen. In het geval van
buitenwettelijk openbaar gezag gaat het altijd om ‘presterend bestuur’
(“Leistungsverwaltung”), oftewel om een geldschieter. De criteria voor buitenwettelijk
,openbaar gezag zijn neergelegd in het arrest “Stichting Bevordering Kwaliteit Leefomgeving
Schiphol”:
1. Inhoudelijk vereiste: criteria in beslissende (2/3e) mate door a-organen;
Gaat niet over de inhoud, maar over de zeggenschap bij de totstandkoming van de
criteria. Het feit dat de criteria erg vaag zijn betekent dus niet dat niet aan het
inhoudelijke vereiste is voldaan.
2. Financieel vereiste: financiering in beslissende mate (2/3e) door a-organen.
Hoe bepaal je het totaal en daarvan de 2/3e? Overheid kan ervoor kiezen om net
geen 66% te financieren, waardoor het niet als b-orgaan met buitenwettelijk
openbaar gezag zal worden gezien.
Gevaar van de 2/3e-regel:
Het hoeven niet dezelfde bestuursorganen te zijn. Als het in beide gevallen maar in
overwegende mate a-organen zijn!
(A-G Widdershoven heeft hier nog een derde criterium aan toegevoegd: de publieke taak.
Echter vindt widdershoven dat dit geen zelfstandige betekenis heeft – het gaat immers altijd
om geld verstrekken en dat is een publieke taak). Echter heeft de afdeling weggelaten,
omdat ze van mening is dat de publieketaakjurisprudentie alleen wordt toegepast bij
geldschieters oftewel ‘presterend bestuur’ en dit is een publiekrechtelijke taak. Er is dus
nooit sprake van buitenwettelijk gezag bij ingrijpend bestuur!)
Dit is het idee van de publieketaakjurisprudentie.
Publieketaakjurisprudentie: de rechter kan op grond van een aantal factoren bepalen dat
een privaatrechtelijke rechtspersoon waaraan bij of krachtens de wet geen enkel openbaar
gezag is toegekend, toch kwalificeert als een b-orgaan. Dit heeft als gevolg dat de
beslissingen van deze rechtspersonen kwalificeren als een besluit in art. 1:3 Awb.
Ratio: de burger kan hier bezwaar tegen maken bij de bestuursrechter. De
bestuursrechtelijke procedure is laagdrempeliger en er is sprake van
ongelijkheidscompensatie (er wordt rekening gehouden met jouw ondergeschikte positie
door de rechter).
Argumenten tegen deze jurisprudentie (Zijlstra):
- Het is in strijd met het legaliteitsbeginsel: door het accepteren van buitenwettelijk
openbaar gezag legitimeer je een ondoorzichtig bestuur;
- De overheid wordt onherkenbaar (voor de burger is het moeilijk te zien of ze te
maken hebben met een bestuursorgaan of niet);
- Het leidt tot rechtsonzekerheid (de criteria zijn te vaag en worden niet consistent in
elke zaak toegepast).
Argumenten voor de jurisprudentie (Overkleeft-Verburg):
- Kern publieketaakjurisprudentie: optreden is niet door de overheid, maar het wordt
in de sfeer van het bestuursrecht wordt getrokken. Je kunt dus beroep instellen bij
een bestuursrechter;
- Overheid heeft niet van alles verstand, dus met het oog op deskundigheid kunnen
sommige dingen beter worden uitbesteed;
- Legaliteitsbeginsel geldt niet in volle omvang voor presterend bestuur (=
geldverstrekker), want geen vergaande bevoegdheden.
, Belanghebbenden – art. 1:2 Awb
Het zijn van belanghebbende is van belang voor de rechtsbescherming. Art. 8:1 Awb bepaalt
dat alleen belanghebbenden bezwaar mogen maken op een besluit.
- Lid 1: NP, RP en andere entiteiten;
- Lid 2: Bestuursorganen;
- Lid 3: Rechtspersonen die belangen vertegenwoordigen.
Om te worden aangemerkt als belanghebbende moet zijn voldaan aan de OPERA-criteria.
Objectief belang
Er is sprake van een objectief belang als dit belang niet enkel is gebaseerd op gedachten en
gevoelens. Het gaat hier vaak om financiële belangen of meetbare immateriële belangen
zoals de kwaliteit van de leefomgeving.
Persoonlijk belang
Degene wiens belang is geraakt moet zich in voldoende mate kunnen onderscheiden van
andere geïnteresseerden (bij omgevingsrecht vaak afstands- en zichtcriterium). De
rechtsgevolgen moeten voor deze persoon dus anders zijn dan voor andere mensen.
Mestbassin Mechelen: in dit arrest is bepaald dat voor het omgevingsrecht (fysieke
leefomgeving) geldt dat er gevolgen van enige betekenis moeten zijn. Allereerst kijkt
de rechter of er feitelijke gevolgen zijn van het besluit (denk aan ruiken, proeven,
etc.). Daarna bekijkt de rechter of deze gevolgen wel ‘gevolgen van enige betekenis’
zijn. De gevolgen moeten naar objectieve maatstaven impact hebben op de
leefomgeving van de persoon.
Hierbij is dus een normatief oordeel vereist: bij een ontvankelijkheidsvraag wordt er
niet geoordeeld over de inhoud van het besluit, maar bij dit criterium is het zo dat dit
bij de ontvankelijkheidsvraag al moet worden getoetst. Je kijkt bij de voorvraag al
voor een groot deel naar de inhoud van het besluit, aldus Tolsma.
Eigen belang
Hierbij is het van belang dat de persoon daadwerkelijk voor zijn eigen belang moet
opkomen. Hij mag alleen voor het belang van iemand anders opkomen middels een
volmacht (art. 2:1 lid 2 Awb).
Rechtstreeks belang
De persoon moet kunnen aantonen dat er voldoende causaal verband is tussen het besluit
en het geraakte belang – het belang moet er rechtstreeks uit voortvloeien.
Een voorbeeld van een afgeleid belang is dat van een eigenaar en een huurder,
waarbij de huurder geen rechtstreeks belang heeft omdat er tussen hem en de
bouwvereniging nog een persoon zit.
De huurder zou wel een rechtstreeks belang hebben indien zijn belang tegengesteld is aan
dat van zijn verhuurder. Je kunt er dan niet op vertrouwen dat jouw belang wordt behartigd.
Ook wordt er aangenomen dat er een rechtstreeks belang is als het besluit impact heeft op
een fundamenteel recht zoals eigendom of werk.
Actueel belang
Het belang moet daadwerkelijk bestaan en mag niet onzeker zijn.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jessie1999m. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.