Les 3.1 Redeneren & onderzoekende houding in de GGZ:
Leerdoelen:
1. Beschrijven wat er onder onderzoekende houding en onderzoekend vermogen wordt
verstaan.
2. Verduidelijken wat de relatie is tussen kritisch denken en het verpleegkundig proces.
Hoofdstuk 2 Kritisch denken:
Kritisch denken in verpleegkundig proces -> nagaan waarom, of en hoe,
overwegingen artsen, kwetsbare patiënten -> belangrijk bij het toepassen van verpleegkundige
kennis, om kritisch te denken – een doelgerichte, mentale activiteit waarmee ideeën worden
gevormd, geëvalueerd en beoordeeld.
Nieuwe gegevens + opgeslagen feiten -> (kritisch) denken -> besluiten, ideeën, oplossingen voor
problemen, etc.
De verpleegkundige moet kennis gebruiken uit andere vakgebieden, omdat ze anders niet in staat is
om de gegevens over de patiënt te interpreteren en effectieve interventies te plannen. Ze moet
besluiten baseren op haar kennis en rationeel denken om zo, onder stress, juist te reageren.
Kritisch denken is zowel een houding als een redeneringsproces:
- Kritisch denken is rationeel en redelijk -> niet berust op vooroordelen of eigenbelang.
- Kritisch denken omvat conceptualiseren -> vormen van een begrip.
Eigenschappen verwijzen naar de dingen zoals ze zijn.
Processen verwijzen naar de dingen zoals ze gebeuren.
- Kritisch denken vereist reflectie -> nadenken, onmogelijk in een noodsituatie. Omvat
ervaringen met het verleden en onderzoekt mogelijke alternatieven.
- Kritisch denken omvat zowel cognitieve (denk)vaardigheden als gedragingen (gevoelens).
- Kritisch denken omvat creatief denken -> buiten begaande paden, nieuwe invalshoeken.
- Kritisch denken vereist kennis -> dit beïnvloed je vermogen om je vaardigheden effectief te
gebruiken.
V&VN over klinisch redeneren/kritisch denken:
1. Risico-inschatting
2. Vroeg signalering
3. Probleemherkenning
4. Interventie
5. Monitoring
Soorten verpleegkundige kennis:
- Wetenschappelijke kennis -> feiten, informatie, theorieën. Wordt gebruikt om te beschrijven,
verklaren en te voorspellen. Evidence based practise is een goede benadering hiervan.
- Vakbekwaamheid -> manier waarop verpleegkundigen hun kennis gebruiken. Sensitiviteit,
kwaliteit van communicatie en empathie spelen hierbij een belangrijke rol.
Les 3.2 Verslaglegging:
Leerdoelen:
- Benoemen welke gegevens op welke manier vastgelegd worden binnen het verpleegkundig
proces
- Verschillende methoden voor verslaglegging beschrijven
, - De richtlijn voor verslaglegging van de V&VN toepassen in een casus
Verslaglegging:
- Veranderingen situatie van de patiënt
- Bijzonderheden
Verpleegkundige rapportage:
‘Het noteren van activiteiten omtrent de patiënt die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de
continuïteit, kwaliteit en veiligheid binnen de zorgverlening’
Wat maakt een rapportage goed?
- Kort en bondig: hoofd- en bijzaken gescheiden
- Objectief in beeld, feitelijk weergegeven
- Datum en tijd bijzondere situaties en daarbij de handelingen die je daarom hebt verricht
- Concreet en specifiek
- Afwijkende aspecten
- Vitale functies -> bijzonderheden
- Herschrijven
Wat hoort niet thuis in een rapportage:
- Aannames
- Als iets iedere dag voorkomt
- Andere collega aanvallen
- Het kopje familiegesprek, niet in het voortgangsrapportage alleen verwijzen
- Spelfouten, afkortingen, spreektaal
- Vakjargon voorkomen
Methode:
- SOAP
- SBAR
- Beschrijvende
- 4 domeinen
- SAMPC
- Tractus
De verpleegkundige verslaglegging kan op de volgende manieren worden teruggevonden:
- De initiële verpleegkundige anamnese (opnamegegevens)
- Het individuele, verpleegkundige zorgplan
- De verpleegkundige voortgangsrapportage
- Lijsten (bijvoorbeeld temperatuurlijsten en medicatielijsten)
- De samenvatting bij ontslag
Les 3.3 Zorgleefplan:
Leerdoelen:
1. Beschrijven wat de doelen van het zorgleefplan zijn.
2. De structuur en opbouw benoemen van het zorgleefplan.
3. Benoemen hoe het zorgleefplan toegepast kan worden.
Zorgleefplan
Je biedt jouw kennis en kunde aan aan de patiënt, de patiënt bepaalt uiteindelijk wat er gaat
gebeuren.