Samenvatting arbeidsrecht en organisatiekunde
Inhoudsopgave
1.1 De kandidaat somt de drie kenmerken van een arbeidsovereenkomst op.........................2
1.2 De kandidaat motiveert voor een eenvoudige situatie van welk soort
arbeidsovereenkomst er sprake is (bepaalde tijd, onbepaalde tijd,
detacheringsovereenkomst, nulurencontract, min-maxcontract, oproepcontract,
uitzendovereenkomst)............................................................................................................. 3
1.3 De kandidaat somt op welke informatie in een arbeidsovereenkomst moet staan.............5
1.4 De kandidaat motiveert voor een eenvoudige situatie of een proeftijd voldoet aan de
wettelijke eisen........................................................................................................................ 6
1.5 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast van welk soort beding er sprake is
(concurrentiebeding, geheimhoudingsbeding, boetebeding)...................................................6
1.6 De kandidaat motiveert voor een eenvoudige situatie of de Wet werk en zekerheid van
toepassing is........................................................................................................................... 7
2.1 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast wat de wettelijke rechten en plichten
zijn van een werkgever en werknemer m.b.t. de arbeidsovereenkomst (bepaalde tijd,
onbepaalde tijd, uitzendovereenkomst en detacheringsovereenkomst)..................................7
2.2 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast wat de wettelijke rechten en plichten
zijn van een werkgever en werknemer m.b.t. schade vergoeden, gelijke behandeling,
getuigschrift, aanpassen arbeidsduur......................................................................................9
2.3 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast wat de wettelijke rechten en plichten
zijn van een werkgever en werknemer m.b.t. staking, overname bedrijf, opvolgend
werkgeverschap en faillissement...........................................................................................11
2.4 De kandidaat motiveert voor een eenvoudige situatie of er voldaan wordt aan de
Arbeidstijdenwet.................................................................................................................... 12
2.5 De kandidaat motiveert voor een eenvoudige situatie of voldaan is aan de
Arbeidsomstandighedenwet..................................................................................................13
2.6 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast hoeveel vakantiedagen iemand
heeft opgebouwd of hoeveel vakantiedagen resteren op basis van de wettelijke regelingen.
.............................................................................................................................................. 14
3.1 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast welke partijen betrokken zijn bij het
overeenkomen van een ondernemings- en bedrijfstak-cao en wat de reikwijdte en maximale
duur van een cao is............................................................................................................... 14
3.2 De kandidaat beschrijft wat het algemeen verbindend verklaren (avv) van een cao
inhoudt, welke cao’s algemeen verbindend verklaard kunnen worden, op wie het avv van
toepassing is en wat de implicaties van het algemeen verbindend verklaren zijn..................16
3.3 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast van welk soort cao er sprake is
(ondernemings-cao, bedrijfstak-cao).....................................................................................16
4.1 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast welke opzegtermijn van toepassing
is........................................................................................................................................... 16
4.2 De kandidaat motiveert voor een eenvoudige situatie op welke wijze een
arbeidsovereenkomst beëindigd is: van rechtswege, met wederzijds goedvinden, door
opzegging (ontslag, ontslag op staande voet en collectief ontslag).......................................17
4.3 De kandidaat beschrijft de kenmerken van de transitievergoeding..................................19
4.4 De kandidaat motiveert voor een eenvoudige situatie of een opzegging regelmatig of
onregelmatig is...................................................................................................................... 20
1
,4.5 De kandidaat somt de verschillende ontslagverboden op (zwangerschap, ziekte, beginsel
van gelijke behandeling, lid van de ondernemingsraad en vakbondsactiviteiten)..................20
5.1 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast welke vorm van medezeggenschap
van toepassing is: ondernemingsraad (OR), personeelsvertegenwoordiging (PVT) of
personeelsvergadering (PV)..................................................................................................21
5.2 De kandidaat motiveert voor een eenvoudige situatie of een werknemer zitting mag
nemen in een inspraak- of medezeggenschapsorgaan binnen een bedrijf............................22
5.3 De kandidaat beschrijft de rechten die een ondernemingsraadslid ter beschikking staan
(tijdsbesteding, scholingsverlof)............................................................................................23
6.1 De kandidaat beschrijft (de inzet van) mediation en de juridische gevolgen van mediation.
.............................................................................................................................................. 23
7.1 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast of er sprake is van taakverrijking,
taakverbreding of taakroulatie...............................................................................................23
7.2 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast of er sprake is van promotie of
demotie................................................................................................................................. 24
8.1 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast wie de werkgever is en wie de
werknemer is......................................................................................................................... 25
8.2 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast welke leiderschapsstijl een manager
hanteert (directief, participatief, taakgericht, mensgericht)....................................................25
8.3 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast of er sprake is van een
familiecultuur, adhocratiecultuur, marktcultuur of hiërarchische cultuur (cultuurmodel van
Quinn en Cameron)............................................................................................................... 26
9.1 De kandidaat beschrijft de voor- en nadelen van de verschillende organisatiestructuren
(lijnorganisatie, lijnstaforganisatie, matrixorganisatie, projectorganisatie, professionele
organisatie en divisieorganisatie)..........................................................................................28
9.2 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie/organogram vast van welke
organisatiestructuur er sprake is (lijnorganisatie, lijnstaforganisatie, matrixorganisatie,
projectorganisatie, professionele organisatie en divisieorganisatie)......................................30
9.3 De kandidaat stelt voor een eenvoudige situatie vast of iemand een lijnfunctie of een
staffunctie heeft..................................................................................................................... 31
1.1 De kandidaat somt de drie kenmerken van een arbeidsovereenkomst op.
Hoofdstuk 1 paragraaf 2 en hoofdstuk 3 paragraaf 2, 4 en 6
De afspraken die een werknemer en werkgever hebben gemaakt, staan in een
arbeidsovereenkomst. Kenmerkend voor de arbeidsovereenkomst is dat de werknemer
arbeid verricht waarvoor de werkgever loon betaalt. De werknemer staat onder gezag van de
werkgever. De drie kenmerken van een arbeidsovereenkomst zijn:
- Arbeid
- Loon
- Gezag
De arbeidsovereenkomst is geregeld vanaf art. 7:610 BW.
Gezag
Kenmerkend voor een arbeidsovereenkomst is dat er een gezagsrelatie bestaat tussen de
werkgever en de werknemer. Dit wil zeggen dat de werkgever aan de werknemer
aanwijzingen mag geven over de manier waarop hij het werk moet uitvoeren en over de
tijden waarop dat dient te gebeuren. Gezag wil niet zeggen dat de werkgever altijd meer
verstand heeft van het werk. In deze gevallen zal de werkgever meestal geen aanwijzingen
geven over de inhoud van het werk, maar wel over de samenwerking met anderen en over
de volgorde waarin bepaalde projecten moeten worden uitgevoerd. Ook mag de werkgever
2
,instructies geven over de uren waarop de werknemer aanwezig moet zijn en over de
procedure bij ziekmelden en bij het opnemen van vakantiedagen.
Loon
De werknemer krijgt als tegenprestatie voor zijn arbeid een afgesproken bedrag in geld. Dit
wordt het loon genoemd. Werkgever en werknemer zijn in principe vrij om de hoogte van het
loon samen af te spreken. Maar die vrijheid wordt beperkt door:
- Het wettelijk minimumloon; Een werkgever is op grond van de Wet minimumloon en
minimumvakantiebijslag (WML) verplicht om zijn werknemers minstens het minimumloon
te betalen.
- De cao; Een cao regelt het loon en de andere arbeidsvoorwaarden in een bepaalde
bedrijfstak.
- De wetgeving op het terrein van de gelijke behandeling; De wetgeving op het gebied van
gelijke behandeling geeft voorschriften voor de loonvorming, want een werkgever is
verplicht om zijn (mannelijke en vrouwelijke, fulltime en parttime) werknemers in gelijke
gevallen gelijk te belonen.
Arbeid
Het derde kenmerk van een arbeidsovereenkomst is de arbeid. Typerend voor een
arbeidsovereenkomst is dat de werknemer het werk zelf moet uitvoeren. Een werknemer kan
geen ander sturen om het werk te doen. Dat is logisch, want de werkgever kiest tijdens de
sollicitatieprocedure een geschikte kandidaat uit voor het werk.
1.2 De kandidaat motiveert voor een eenvoudige situatie van welk soort
arbeidsovereenkomst er sprake is (bepaalde tijd, onbepaalde tijd,
detacheringsovereenkomst, nulurencontract, min-maxcontract,
oproepcontract, uitzendovereenkomst).
Hoofdstuk 10 paragraaf 2 t/m 5
Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
Contracten voor bepaalde tijd zijn zeer aantrekkelijk voor de werkgever. Hij weet dat hij op
een bepaald moment weer van de werknemer af kan, zonder procedures bij de
kantonrechter of het UWV. Er zijn twee soorten tijdelijke contracten:
- Contracten met een van tevoren afgesproken tijdsduur
- Contracten voor een bepaald werk of een bepaalde situatie
Geen proeftijd
Er mag geen proeftijd worden afgesproken in tijdelijke contracten van zes maanden of
minder. Bepalingen daarover zijn ongeldig.
Geen concurrentiebeding
Tijdelijke contracten mogen geen concurrentiebeding bevatten, tenzij de werkgever duidelijk
kan maken dat de werknemer door het werk in het bedrijf over zo’n bijzondere kennis zal
gaan beschikken dat een concurrentiebeding in dit geval noodzakelijk is.
Tussentijds opzeggen van een tijdelijk contract
Tussentijdse opzegging van een tijdelijk contract is in principe niet mogelijk. De werkgever
en de werknemer die een contract voor een jaar sluiten, zitten daar als regel voor het gehele
jaar aan vast. Willen zij wel tijdens het contract van elkaar af kunnen, dan moeten ze
uitdrukkelijk in het arbeidscontract vastleggen dat tussentijdse opzegging van het tijdelijke
contract mogelijk is.
3
, Einde van een tijdelijk contract
Een tijdelijk contract voor een bepaalde periode of voor een bepaalde situatie loopt van
rechtswege (vanzelf) af als de afgesproken periode eindigt.
Aanzegtermijn
Een werkgever die een tijdelijk contract van zes maanden of langer niet wil verlengen, moet
dit minstens een maand voor het einde van het contract aan zijn werknemer laten weten (art.
7:668 BW). Dit wordt de aanzegtermijn genoemd. Als een werkgever dit tijdig aanzeggen
vergeet, heeft de werknemer recht op een vergoeding van de werkgever van een maand
salaris. Is de werkgever te laat net het aanzeggen, dan moet hij een gedeeltelijke vergoeding
betalen.
Verlening van een tijdelijk contract
Een tijdelijk contract kan worden verlengd, door een nieuw tijdelijk contract af te spreken.
Automatische verlening
Als werkgever en werknemer aan het einde van het contract de arbeidsverhouding laten
doorlopen zonder afspraken te maken, worden ze geacht opnieuw eenzelfde tijdelijk contract
te hebben gesloten. Dit staat omschreven in art. 7:668 lid 4 BW.
Ketenregeling
Een werkgever mag de werknemer niet oneindig veel arbeidsovereenkomsten voor bepaalde
tijd aanbieden. Na drie contracten of maximaal 24 maanden, met tussenpozen van maximaal
6 maanden, wordt een arbeidsovereenkomst volgens de wet automatisch een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dit staat omschreven in art. 7:668a lid 1 BW.
Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bedraagt geen afgebakende periode. Het
heeft wel een begindatum, maar geen einddatum. Het beëindigen van een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is alleen mogelijk door de regels van het
ontslagrecht, bij het bereiken van de pensioenleeftijd of bij overlijden.
Detacheringsovereenkomst
Bij een detacheringsovereenkomst zijn er drie partijen, namelijk de opdrachtnemer
(detacheerder), de opdrachtgever en de medewerker. Het verschil met een
uitzendovereenkomst is dat detacheren veel meer gericht is op lange termijn. Detacheren
vaker gebeurt bij hogere functies en uitzenden bij lagere functies. En voor detacheren geldt
de ketenregeling uit art. 7:668a BW, voor uitzenden niet.
Nulurencontract
Bij een nulurencontract is de werknemer verplicht te komen werken als hij wordt opgeroepen.
Iedere keer dat een werknemer wordt opgeroepen dient de werkgever minimaal 3 uur uit te
betalen, ook al heeft de werknemer minder dan drie uur gewerkt.
Min-maxcontract
Bij een min-maxcontract zijn er een minimum en maximum aantal uren dat de werknemer
beschikbaar zal zijn voor werk afgesproken. De werknemer is verplicht het minimale aantal
uren beschikbaar te zijn voor werk en hij krijgt deze uren ook uitbetaald. Het maximumaantal
is onderling afgesproken tussen de werkgever en werknemer, maar als de werknemer niet
kan, is dat juridisch geen probleem.
Oproepcontract
Oproepkrachten zijn werknemers met wie is afgesproken dat ze op afroep beschikbaar zijn
om werk te verrichten. Ze worden betaald voor de uren dat ze feitelijk werken.
4