Massamedia 1
Inhoud
Thema 1 week 1.....................................................................................................................................2
Thema 2 week 2.....................................................................................................................................5
Thema 4 Week 4...................................................................................................................................13
Thema 5 week 5...................................................................................................................................18
Thema 6 Week 6...................................................................................................................................22
Thema 7 week 7...................................................................................................................................25
EXTRA INFORMATIE EN TENTAMENVRAGEN........................................................................................30
,Thema 1 week 1
Leerdoel:
- Het belang van bestudering van de media beschrijven
- Het proces van communicatie beschrijven en toepassen
- De (dis)functies van de media op individueel, maatschappelijk en politiek niveau beschrijven
en herkennen en het belang van media in een democratie uitleggen
Communicatie = een proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap
(informatie) overbrengt aan een ontvanger en waarbij mensen de relatie die zij met elkaar hebben
vorm en inhoud geven. Bewust of onbewust
Communicatieproces
1. Zender
2. Encoderen = het omzetten van gedachten maar tekens of andere waarneembare uitingen
(bijv. lichaamstaal of woorden)
o Preferred meaning = Zender wil betekenis in de boodschap leggen waarvan hij wenst
dat die zo bij de ontvanger overkomt (wat je bedoelt)
3. Boodschap
4. Kanaal, middel of medium (stembanden, lichaamstaal, technische hulpmiddelen)
5. Ontvanger
6. Decoderen = terugvertalen naar de veronderstelde betekenis. Mede bepaald door:
o het referentiekader
o De sociaalhistorische context
o En opvattingen en ervaringen van ontvanger
- Boodschap is dus polysemisch = multi-interpretabel
- Preferred reading = interpretatie zoals zender bedoeld heeft (hoe het geïnterpreteerd word)
7. Effect; tijdens encoderings- en decoderingsprocessen vinden dus betekenisproductie en
sociale constructie van de werkelijkheid plaats. De ontvangen informatie beïnvloedt het
gedrag, ideeën en opvattingen van de ontvanger.
8. Kans op ruis = in alle fasen van het proces kan ruis optreden: een verstoring van het
communicatieproces waardoor de ontvangen boodschap minder lijkt op de oorspronkelijke
boodschap, of niet aankomt:
o Semantische ruis = woorden hebben verschillende betekenissen, aangereden etc.
o Omgevingsruis (treinen, tunnels, etc.)
o Psychologische ruis (bijv. je gesprek ligt op verschillende niveaus en jullie snappen
elkaar niet)
o Mechanische ruis (WhatsApp autocorrect, verbinding valt weg; apparaten die niet
functioneren)
9. Mogelijkheid tot feedback = hoe meer mogelijkheden voor feedback, hoe minder ruis, hoe
hoger de message-fidelity ( = betrouwbaarheid van de boodschap). Hoe beter de
communicatieve vermogens (taalvermogen, non-verbaal, uitdrukkingsvermogen) hoe
effectiever de zender.
o Kennis over de ontvanger (voorkennis, niveau, visie) belangrijk.
Soorten communicatie
- Direct vs indirect (gebruik van machines)
- Eenzijdig vs meerzijdig
- Verbaal vs non-verbaal
- Bedoeld vs onbedoeld
- Prive vs openbaar
, - Interpersoonlijk vs machine-assisted vs massacommunicatie
Massacommunicatie vind plaats via de massamedia = dragers van openbare boodschappen
- Zender is complexe organisatie, boodschap product van veel fases en veel personen.
- Indirecte communicatie: gebruik van machines
- Publieke boodschap, openbaar
- Grote aantal ontvangers
- Heterogeen, diffuus/onbekend publiek
- Ontvangers kunnen selecteren
- Eenzijdige communicatie; geen of nauwelijks feedback
- Encoderen en decoderen in vele stappen door vele mensen
Maar..
- Door technische ontwikkelingen is nu interactiviteit mogelijk bij traditionele media
- Zeker bij internet is onderscheid zender/ontvanger zodanig vervaagd dat iedereen kan
zenden en ontvangen
- Wederkerigheid in informatiestroom nu bij massamedia
- Door nieuwe vormen van massamedia, krijgt massacommunicatie een andere betekenis.
Massacommunicatie vindt plaats via de massamedia. Massamedia = de dragers van openbare
boodschappen.
TENTAMENVRAAG: wat is het verband tussen massacommunicatie en massamedia?
Massamedia zijn de dragers van de openbare boodschappen.
Soorten media
- Gedrukte media (dag- en weekbladen, tijdschriften, boeken)
- Audiovisuele media (Films, radio, TV)
- Digitale media (internet)
Gedrukte pers
- Tijdschriften
- Kranten variëren in:
o Verschijningsfrequentie (wanneer komen ze uit)
o Verspreidingsgebied
o Tijdstip van verschijning, formaat
, o Inhoud: selectie, kwaliteit, diepgang, analyse (massakrant vs kaderkrant)
o Functie
o Algemeen/gespecialiseerd
o Bekostiging
Functies van massamedia voor de samenleving (macro)
- Informerende functie
- Socialiserende functie
- Amuserende functie
- Bindende functie
- Commerciële functie
Functies van massamedia voor het individu (micro)
- Informatie en educatieve functie
- Opiniërende functie
- Sociale functie
- Recreatieve functie
Medialandschap = krant, radio, TV. Internet en social media valt onder nieuwe media.
Niet heel belangrijk, gewoon er doorheen lezen:
Ontwikkeling krantenlandschap
Tijdlijn
- 17e / 18e eeuw: Censuur
- 1848: vrijheid van drukpers
- 2e helft 19e eeuw: afschaffing dagbladzegel, ontwikkeling drukpers, toename geletterdheid
- Begin 20e eeuw – jaren ’60: verzuilde pers en omroepbestel, gekleurd nieuws
- Vanaf jaren ’60: Ontzuiling, invloed markt, meer interpretatie/duiding
- Jaren ’70 – ’80: hoge oplage, lezers beter opgeleid dan ooit, ongebonden en professionele
journalistiek
- Na 1988: ontwikkeling van aanbodmarkt naar vraagmarkt
Van aanbodmarkt naar vraagmarkt
- Opkomst gratis dagbladen en nieuwe media (via internet)
- Daling aantal lezers en abonnees
- Proces van schaalvergroting, concentratie (fusies) en monopolievorming
- Toenemende macht consumenten
- Grotere rol persbureaus (ANP, Novum) voor korte snelle berichtgeving
- Afname ‘langzame journalistiek’
- Ontlezing