Casus David Samenvatting literatuur
In controle
- McDonald, B. C., Flashman, L. A., & Saykin, A. J. (2002). Executive dysfunction following
traumatic brain injury: Neural substrates and treatment strategies.
- Wright, A., Rickards, H., & Cavanna, A. E. (2012). Impulse-control disorders in gilles de la
tourette syndrome.
Executieve disfuncties zijn vaak een gevolg van traumatic brain injury. Het heeft invloed op veel
levensgebieden, zoals werk en sociaal functioneren. Bij traumatische brein injury is er vaak sprake
van verstoringen in de frontale kwab of in de gebieden die hier van of naar toe lopen. Cognitieve en
gedragsproblemen die door cognitieve disfunctie ontstaan, houden vaak lang aan bij TBI, ook al is er
goed neurologisch herstel.
Executieve functies
Executieve functies kunnen worden opgedeeld in de volgende categorieën:
1. volition (wil): Men kan een doel vormen en een plan maken om die doelen te bereiken. Het
kan gedefinieerd worden als de capaciteit om intentioneel en doelgericht gedrag te
vertonen. Deze bekwaamheid kan verstoord worden als men niet inziet wat men nodig heeft,
geen motivatie heeft om de doelen te bereiken of als men moeite heeft om gedrag te
initiëren wat naar het doel leidt.
2. Planning: DIt heeft te maken met het kunnen organiseren van de stappen die nodig zijn om
het doel te bereiken, voorbereiding op eventuele tegenvallers en met het verzamelen van de
benodigdheden om het doel te bereiken. Men heeft hiervoor de juiste
geheugenvaardigheden, behouden van aandacht, motivatie, wil, bewustzijn, impulscontrole,
bekwaamheid om opties af te wegen en de bekwaamheid om complexe acties uit te voeren
nodig. Mensen met TBI laten ernstige disfunctie zien in planning. Ze voeren acties uit zoals ze
gewend zijn dat te doen en denken niet na over nieuwe mogelijkheden.
3. Doelgerichte actie: Het individu moet de volgorde van complex gedrag initiëren, behouden,
switchen en stoppen. Doelgerichte actie is iets anders dan doelgericht gedrag (?). Er moet
daarnaast onderscheiden worden voor nieuw gedrag en gewoontes. Iemand met TBI kan
bijvoorbeeld wel een plan hebben, maar moeite hebben met het initiëren van het gedrag.
Doelgericht gedrag wordt ook beïnvloed door beperkt bewustzijn, wat ook een aspect is van
executieve disfuncties. Beperkt bewustzijn kan bestaan uit beperkt inzicht in emotionele
reacties of cognitieve tekorten, slecht bewustzijn van fysieke zelf of beperkte herkenning van
cues in de omgeving. Iemand met TBI die een beperkt bewustzijn heeft, maakt bijvoorbeeld
ongepaste opmerkingen in sociale interactie of kan geen verbale cues herkennen tijdens
interpersoonlijke interacties.
4. Effectieve performance: Dit gaat om aspecten van het uitvoeren van de taak zoals zelf-
monitoring en zelfcorrectie. Hier gaat het vooral om hoe iemand omgaat met fouten:
mensen met TBI die last hebben van executieve disfuncties kunnen fouten maken, omdat ze
niet herkennen dat het een fout is, ze zien wel dat het fout is, maar kunnen het niet
veranderen of ze hebben geen motivatie om de fout te herstellen.
,Aandacht en ideational fluency, de bekwaamheid om snel nieuwe ideeën te produceren, worden
ook wel als executieve functies gezien. Ook mentale flexibiliteit en vermijding van perseveration
worden als executieve functies gezien. Dit gaat om het niet kunnen veranderen van rigide gedachten
of gedrag, respons inhibitie dus. Daarnaast blijven ze hetzelfde antwoord geven ook al is dat
ongepast of zelfs gevaarlijk, soms weten ze dit wel, maar kunnen ze hun respons niet veranderen.
Executief disfunctioneren zorgt voor beperkingen in het dagelijks leven. Het kan leiden tot
risicogedrag en het breken met regels. Ook kan men geen associaties aanleren, al kan men wel alles
herinneren aan de associatie, de associatie zelf kan men niet maken. Dit heeft niet te maken met
geheugen, maar met een beperking in het kunnen reguleren van acties en reacties. Problemen met
executief functioneren kunnen wel invloed hebben op de werking van het geheugen.
Neuroanatomie en neurochemie van executieve functies
Executief functioneren is er kwetsbaar bij schade aan de frontale kwab, die de prefrontale cortex
bevat. Het disfunctioneren kan ook komen door schade aan de thalamus, limbisch systeem, basale
ganglia en het cerebellum. Dit zijn namelijk de gebieden die ook informatie geven aan de frontale
kwabben. De frontale kwabben zijn het grootst bij meer ontwikkelde wezens en daarnaast hebben ze
veel verbindingen met andere breingebieden waardoor ze veel mentale activiteit kunnen
coördineren.
Bij gemiddelde tot ernstige TBI aan de frontale kwabben kan men duidelijk executieve disfuncties
zien als men hier gelijk op test of in het gedrag. Er is dan vooral correlatie tussen deze tests en de PFC
en middel en anterieure cingulate gyri.
Schade aan de frontale regio’s beïnvloedt de volgende neurochemische systemen:
- Noradrenerge projectie naar de bilaterale frontale kwab. Dit kan bijdragen aan beperkingen
in arousal, excitatie en aandacht. (net als acetylcholine).
- Cholinerge defecten zouden ook bijdragen aan beperkingen in geheugen, gedrag en
beweging tekorten.
- Dopamine neuronen zitten geclusterd in de frontale gebieden en spelen een belangrijke rol
in initiatie, planning en organisatie van gedrag.
- Chronische catecholaminergic tekorten zouden bijdragen aan cognitieve beperkingen zoals
verminderde aandacht, geheugen beperkingen en vertraagde informatieverwerking.
Relatie tussen executief disfunctioneren en verwondingsprofiel in TBI
Typische TBI ontstaat als het bewegende hoofd plotseling gestopt wordt. Zo’n versnelling en daarna
een remming veroorzaakt schade aan de frontale en temporale kwabben en kan schade onder, naast
of tegengesteld aan de verwonding veroorzaken. Daarnaast kan TBI ook ontstaan door bloedingen.
Secundaire verwonding ontstaat niet gelijk, maar komt tot stand door de eerste verwondingen. Er is
een duidelijke relatie tussen graad van de diffuse aan de axonen door TBI en de ernst van de
verwondingen. De frontale gebieden zijn erg kwetsbaar voor TBI en deze gebieden worden vaak als
anatomische plaats van de executieve functies beschouwd. Bij TBI is er dus vaak sprake van
executieve disfuncties.
Assessment
Om executieve disfuncties te meten, zijn er verschillende gestandaardiseerde tests. Het nadeel aan
deze tests is echter dat ze mild disfunctioneren niet opmerken. Iemand die in zijn dagelijks leven veel
, last heeft van beperkingen heeft op die test misschien wel een ‘normale’ score. Er zijn echter wel een
paar testen die wel disfuncties kunnen meten. Vooral scores op mentale flexibiliteit, bekwaamheid
om cognitieve sets te behouden (bij één taak blijven) en verdeelde aandacht waren beduidend lager
bij mensen met TBI. Ook selectieve aandacht was duidelijk lager bij mensen met TBI. Mensen met TBI
hadden vaak lagere scores op normatieve data (tijd die aan een bepaald deel wordt besteed) en
verbaal geheugen dan op algemene intellectuele bekwaamheid. Verder zouden ze ook minder goed
zijn in fonemisch en semantische verbale vloeiendheid. Tot slot zouden tests die planning,
organisatie en probleemoplossing meten ook executieve disfuncties kunnen meten bij TBI.
Naast deze tests kunnen er ook gesprekken met de persoon zelf en met zijn/ haar familie worden
gehouden om zo achter bepaalde tekorten te komen.
Behandeling
- Cognitieve rehabilitatie: Vaak en één-op-één therapie waarbij men probeert de cognitieve
tekorten zo veel mogelijk te verminderen. De therapeut probeert de tekorten van de patiënt
te testen en te begrijpen om daarna te kijken hoe deze verbeterd/ gecompenseerd kunnen
worden. Vaak maken deze therapieën gebruikt van gedrags- en cognitieve strategieën om
vaardigheden aan te leren, initiatie te verbeteren en zelfmonitoring te bevorderen. UIt een
vergelijking tussen probleemoplossende therapie (analyseren, opbreken van problemen en
alternatieve oplossingen bedenken en een oplossing kiezen). en geheugen therapie bleek de
eerste beter in het verhogen van dagelijkse probleemoplossende vaardigheden (intelligentie,
planning, bewustzijn van tekorten, doelgerichte ideeën, probleemoplossende vaardigheden
en premature acties verbeterden). Ook uit een andere studie bleek de probleemoplossende
therapie (bedenken en selecteren van juiste oplossingen voor een probleem) effectief, ook
na zes maanden nog.
Ook therapie die is aangepast op de cliënt en zijn/ haar executieve disfuncties is effectief in
het verbeteren van taak- specifieke fouten, probleemoplossing en respons inhibitie. Deze
verbeteringen werden ook gegeneraliseerd naar andere taken.
De Goal Management Training gaat in op de desorganisatie van gedrag die vaak voorkomt
bij TBI. Het doel is om het doelgericht gedrag te verbeteren wat betreft de fases in het
behalen van doelen. Uit onderzoek bleek dat de GMT inderdaad effectief was in het
verbeteren van taken die in het dagelijks leven voorkomen.
Al met al lijken cognitieve therapieën goed te werken in het verbeteren van het functioneren
na TBI. De cognitieve therapie zou het beste werken als deze is afgesteld op het persoonlijke
profiel met sterke en zwakke punten. Individueel afgestemde therapie werkt dus beter dan
een meer brede therapie die alleen op globaal functioneren focust.
- Farmacologische therapie: Als er sprake is van veranderde cognitie en gedrag door stress kan
neuroleptische medicatie effectief zijn. Alhoewel de bijwerkingen eigenlijk niet opwegen
tegen de voordelen. Als men last heeft van een gebrek aan motivatie kan er medicatie met
dopamine worden overwogen. Bij bewegingen rusteloosheid kan er ook dopamine of
noradrenerge medicatie worden gegeven. Tricyclische antidepressiva kan arousal en initiatie
verbeteren bij ernstige TBI. Impulscontrole en regulatie van agressie kan worden aangepakt
door anti-convulsanten, SSRI’s, antidepressiva en stemmingsstabilisatoren. Waarschijnlijk
werken stimulanten het beste in de eerste fases van herstel.
- Nieuwe therapieën en medicatie: neurogenesis bij volwassenen is een erg belangrijk concept
in herstel van TBI. Eerst werd gedacht dat het volwassen brein geen nieuwe neuronen meer