Hematopoïese: bloed, bloedafname en verwerking, bloedaanmaak en de diagnostiek
Hemostase: primaire hemostase, secundaire hemostase, fibrinolyse en trombose
Immunohematologie: bloedgroepen, bloedgroep-antistoffen, bloedtransfusie en laboratoriumonderzoek
Hoofdstuk 2 Bloed (deel 1): algemene eigenschappen en
functies
De student kent en begrijpt de algemene eigenschappen en
functies van bloed
Slagaders (arteriën) zorgen voor bloedstroom van het hart af. Er is hier
grote druk, de slagaders zijn stevig gebouwd.
Aders (vene) zorgen voor bloedstroom naar het hart toe. De druk is heel
laag.
In grote aders, zoals in de benen, zitten kleppen die helpen bij de
terugkeer. Ophoping van het bloed wordt hierdoor voorkomen.
Spierbewegingen en de pompende werking van de slagaders die naast de
aders liggen, stuwen het bloed omhoog, richting het hart.
Haartvaten (capillairen) zijn de kleinste bloedvaten van ons lichaam.
Haarvaten lopen als een fijn vertakt netwerk door de organen en spieren
heen, zodat het bloed bij alle weefselcellen terecht kan komen en
daarmee voor een goede doorbloeding van alle organen en weefsel zorgt.
In de haarvaten wordt overtollig vocht uit het bloed geperst. Het is zo dun,
dat vocht uit het bloed door de wand heen gaat. Zo
kunnen de voedingsstoffen en afvalstoffen uit de
weefsel en het vloed worden uitgewisseld.
Erythrocyten = rode bloedcellen
Hematocriet: het deel van het bloed dat wordt
ingenomen door de (rode) bloedcellen
(55% plasma <1% leukocyten en trombocyten
45% erythrocyten)
- Verlaagde hematocriet Bloedarmoede (anemie)
- Verhoogde hematocriet Te veel aanmaak van
erythrocyten (o.a. gevonden bij mensen die zijn
uitgedroogd). In de sport (wielrennen) duidt het op
dopinggebruik van erytropoëtine (EPO). Dit is een
hormoon dat de beenmerg aanzet tot extra aanmaak
van rode bloedcellen.
Viscositeit (Stroperigheid) mag van het bloed niet te hoog zijn.
Homogeniteit wordt gehandhaafd door beweging van bloed, doordat ze
elkaar afstoten als gevolg van negatieve elektrische lading die bloedcellen
bezitten.
1
,Ongunstige invloed Verschil in dichtheid van bloedcellen en
bloedplasma.
Functies van het bloed
- Transporteert water, zuurstof, koolstofdioxide, koolhydraten, eiwitten
(zoals antistoffen, stollingsfactoren), vetten, mineralen, vitaminen,
hormonen en afbraakproducten.
Transport van O2 (zuurstof) van de longen naar de organen
(weefsels). Bij verbranding van O2 en voedingsstoffen in de weefsels
ontstaan afvalstoffen en CO2.
Afvalstoffen worden via het bloed afgevoerd naar de nieren (via
urine) en lever (via galafvoer en ontlasting)
CO2 verlaat via de longen het lichaam (uitademing)
- Beschermt tegen binnendringende micro-organismen en
lichaamsvreemde stoffen. Hierbij spelen witte bloedcellen (leukocyten)
een grote rol.
- Het zorgt dat de binnenwand van bloedvaten intact blijft en bij
verwonding gedicht wordt, zodat bloedverlies zoveel mogelijk voorkomen
wordt.
Hierbij spelen bloedplaatjes (trombocyten) en fibrinogeen een grote rol.
- Het vervoert warmte vanuit de weefsels naar de huid en de longen, waar
de warmte afgegeven wordt aan de omgeving.
Hierdoor speelt bloed een belangrijke rol bij de regulatie van de
lichaamstemperatuur.
- Het speelt een rol in de waterhuishouding (d.w.z. de hoeveelheid water
die wordt vastgehouden in weefsels en bloed) en bij het zuur-base-
evenwicht (in stand houden van de pH van bloed).
Fibrinogeen wordt omgezet, door het enzym trombine, in fibrine.
Dit slaat neer, waarbij een netwerk van draden gevormd wordt waarin
bloedcellen zijn opgesloten: het bloedstolsel. Dit heet coaguleren.
Anti-coagulantie zorgt ervoor dat het bloed niet gaat stollen.
Bloedcellen
1. Erythrocyten (rode bloedcellen). Bevatten de rode bloedkleurstof
hemoglobine en spelen een rol bij het transport van zuurstof (O2) en
koolstofdioxide (CO2).
2. Leukocyten (witte bloedcellen). Spelen een rol bij de afweer tegen
infecties. Onder te verdelen in 5 typen cellen:
- Neutrofiele granulocyt
- Eosinofiele granulocyt
- Basofiele granulocyt
- Monocyt
- Lymfocyt
2
,3. Trombocyten (bloedplaatjes). Spelen een rol bij de stelping van
bloedingen.
De bezinkingssnelheid (BSE/Bezinking) komt doordat erythrocyten naar de
bodem zakken (vanwege grotere dichtheid dan bloedplasma). De snelheid
is afhankelijk van:
Aantal en de vorm. Bij bloedarmoede (anemie) zijn er minder
erythrocyten aanwezig in het bloed, waardoor minder onderlinge
afstoting (veroorzaakt door negatieve lading) is en de cellen sneller
kunnen bezinken. Daarnaast zijn ze kleiner, wat de
bezinkingssnelheid laat toenemen.
Toegenomen concentratie van ontstekingseiwitten (met name
fibrinogeen en antistoffen, immunoglobulinen) veroorzaken een
toegenomen bezinkingssnelheid.
Viscositeit van plasma: verhoogde viscositeit (bijv. veroorzaakt door
sterk toegenomen concentratie van IgM-antistoffen, zoals gevonden
kan bij infecties) veroorzaakt een verlaging van de
bezinkingssnelheid.
Aanwezigheid van een zeer sterke leukocytose (aantal leukocyten in
bloed > 10x verhoogd) veroorzaakt een verlaging van de
bezinkingssnelheid.
De BSE-uitslag wordt gebruikt om te beoordelen of er bij de patiënt sprake
is van een ontsteking. Waarbij de verhoogde bezinking veroorzaakt wordt
door een toegenomen (abnormale) productie van antistoffen, M-proteïnen.
Hoofdstuk 3 Bloedafname en verwerking
De student kent en begrijpt de belangrijkste aspecten ten
aanzien van de afname en verwerking van bloed
Zodra bloed buiten de bloedvaten komt, stolt het.
Serum is afkomstig van gestold bloed en het bevat geen
stollingsmiddelen, maar wel andere opgeloste stoffen.
Volbloed is ontstold bloed dat je verkrijgt door het bloed direct na afname
te mengen met een anticoagulans (stollings-remmende stof). Het bloed
bevat dan nog de intacte bloedcellen.
Plasma de bovenste laag van bloed na centrifugeren. In tegenstelling tot
serum bevat plasma alle stollingsfactoren, inclusief fibrinogeen.
Hemosylaat verkrijg je door bloed met anticoagulans in een
hemolyserende hypotone oplossing te verdunnen.
Door de hypotone oplossing zwellen de hypertone erytrocyten door
3
, osmose op en gaan kapot. Hierbij komt de inhoud van de bloedcellen vrij.
Het vrije hemoglobine uit de erytrocyten geeft een rode kleur aan de
oplossing.
De stolling van bloed wordt veroorzaakt door een ingewikkeld samenspel
tussen bloedplaatjes (trombocyten) en plasma-eiwitten (stollingsfactoren).
Een belangrijke factor in het stollingsproces is de aanwezigheid van
geïoniseerd calcium (Ca2+). Zonder dit Ca2+ zal er geen stolling kunnen
plaatsvinden.
Anticoagulans (stollings-remmende stof)
- Kalium-EDTA. Blokkeert de werking van Ca2+. EDTA-bloed wordt meestal
gebruikt voor het tellen van de bloedcellen (hemocytometrie).
- Citraat. Bindt met Ca2+ en maakt de stof onwerkzaam. Gebruikt voor
stollingsonderzoek en voor de bepaling van bloedbezinking.
- Natriumfluoride/ natriumoxalaat. Binden aan Ca2+. Remt afbraak van
glucose (glycolyse).
Nadeel: De bindende stoffen zorgen er ook voor dat de enzymreacties
waarbij Ca2+ nodig is, remmen.
- Heparine. Inactiveren van specifieke stollingsfactoren door anti-trombine
(AT). Zodra AT in contact komt met heparine wordt de werking van AT
enorm versterkt, zodat er geen stolling meer plaatsvindt.
Voor het verkrijgen van serum wordt de stolling juist bevorderd met een
stollingsactivator. Om de goede scheiding tussen de bloedcellen en het
plasma of serum te verkrijgen gebruikt men vaak een gel. Bij het
centrifugeren van bloed voor het verkrijgen van plasma of serum gaat
deze gel tussen de beide lagen zitten, waardoor een betere scheiding tot
stand wordt gebracht.
Om serum te krijgen moet je afgenomen bloed ongeveer 30 min. laten
staan. Het stollingsproces moet namelijk volledig aflopen. Anders krijg je
nastolsel. Het nastolsel van fibrine veroorzaakt problemen tijdens de
analyse, wat tot onbetrouwbare uitslagen leidt.
Laboratoriumonderzoek is onder te verdelen in 3 fasen:
Pre-analytische fase
Analytische fase
Post-analytische fase
Pre-analytische fase
- Patiëntidentificatie
- Bloedafname; vaste tijden van de dag bloed afnemen. Nuchter afnemen
(8 uur niet eten/drinken). Veneus bloed.
- Wijze van het transport van de monsters
- Registratie van aanvragen in het laboratorium
- Voorbewerking
- Bewaren van de monsters totdat de analyse begint
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper roosp1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,98. Je zit daarna nergens aan vast.