Drama samenvatting boek
H1 Theater, drama en spel
Het woord ‘drama’ komt van oorsprong uit het Grieks en betekent ‘handeling’, ‘verrichting’,
‘bewuste daad’.
Drama is ‘doen-alsof’. Verbeelding van gevoelens, ideeën, personages, gebeurtenissen en
omstandigheden door te doen-alsof in een gespeelde werkelijkheid. Door spel leer je jezelf en de
omgeving beter kennen. Je wordt geprikkeld om je mogelijkheden en vaardigheden steeds uit te
breiden.
Drama wordt op verschillende manieren ingezet:
- Drama als doel drama kan productgericht of procesgericht zijn
Productgericht werken je werkt samen met de kinderen aan een presentatie.
Procesgericht werken je maakt gebruik van dramatische werkvormen, bijv. in de
vorm van een dramales.
- Drama als middel dramatische werkvormen het middel om doelstellingen ten aanzien van
andere vakgebieden te bereiken
Drama is een actieve werkvorm het daagt de kinderen uit en ze leren door te doen.
Dramalessen zijn creatief er is ruimte om iets nieuws of origineels te zien, te vinden, te doen of te
maken.
Creativiteit is een combinatie van waarnemen, denken en doen
Uit onderzoek blijkt dat kinderen die dramalessen krijgen met meer plezier naar school gaan. De
sfeer in de klas en het welbevinden van kinderen kan door dramalessen verbeteren.
Spreekbeurten, boekbesprekingen en andere presentaties zullen een hoger niveau bereiken wanneer
kinderen dramalessen krijgen.
Kinderen werken tijdens dramalessen in kleine groepen op een gestructureerde manier samen aan
een opdracht.
Deze samenwerking voldoet regelmatig aan de basiskenmerken van coöperatief leren:
1. Positieve wederzijdse afhankelijkheid kinderen werken samen om een groepsdoel te
bereiken
2. Individuele verantwoordelijkheid kinderen houden elkaar verantwoordelijk voor een
eigen bijdrage aan de opdracht
3. Directe interactie kinderen zijn met elkaar in gesprek en komen tot gezamenlijke
afspraken waarin iedereen zich kan vinden
4. Sociale vaardigheden kinderen wachten op hun beurt, schikken zich in hun rol, waarderen
de inbreng van anderen, kunnen luisteren naar elkaar, stellen vragen, enz.
5. Evaluatie van het groepsproces en product dit kan ook klassikaal gebeuren. Kinderen
staan stil bij wat goed ging en wat een volgende keer beter kan.
4 leerstijlen: de doener, de dromer, de denker en de beslisser
, Howard Gardner onderscheidt 8 intelligenties met de volgende kenmerkende interesses:
1. De logisch-mathematische: logisch denken, cijfers, onderzoeken en experimenteren
2. De muzikaal-ritmische: muziek luisteren, maken, componeren en herkennen
3. De verbaal-linguïstische: poëzie, spelling, lezen, verhalen
4. De visueel-ruimtelijke: tekenen, schilderen, architectuur, vormgeven
5. De naturalistische: dieren, planten, verzamelen, ordenen, natuurverschijnselen
6. De lichamelijk-kinesthetische: lichamelijk inspanning, knutselen, toneel, dans
7. De interpersoonlijke: zorgen voor mensen, vrienden, leidinggeven
8. De intrapersoonlijke: eigen gevoelens, dromen, alleen zijn, fantasieën