100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
samenvatting bijeenkomst Uitingsdelicten VMS €3,49   In winkelwagen

Samenvatting

samenvatting bijeenkomst Uitingsdelicten VMS

 19 keer bekeken  0 keer verkocht

Bevat aantekeningen van colleges, samenvatting van de literatuur en jurisprudentie Kijk naar de bundel voor een goedkope samenvatting van alle stof. Een los document kan helaas via deze site niet voor een lagere prijs dan deze worden aangeboden.

Voorbeeld 3 van de 24  pagina's

  • 17 november 2020
  • 24
  • 2019/2020
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (10)
avatar-seller
dagmarflanderhijn
9Handleiding Uitingsdelicten 20 en 27 november 2019

Uitingsdelicten zijn strafbepalingen die uitingen (in woord, beeld of geluid) vanwege hun inhoud
strafbaar stellen. Voor de bespreking van de uitingsdelicten binnen het kader en de hoofdlijn van
verdiepend materieel strafrecht zijn enige algemene aspecten en kenmerken relevant.

De uitingsvrijheid wordt in een democratische rechtsorde als een zeer fundamenteel grondrecht
beschermd. Die bescherming komt tot uitdrukking in art. 7 lid 3 Grondwet en art. 10 EVRM. In
sommige opzichten is daarnaast het grondrecht van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
(art. 6 Grondwet) c.q. Van de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (art. 9 EVRM) van belang.

Het is onmiskenbaar zo, dat uitingsdelicten een beperking opleveren van dergelijke grondrechten.
Dat is op zichzelf ‘geen probleem’, omdat deze grondrechten nimmer absoluut zijn. Dat geldt zelfs
voor de voor het politiek-maatschappelijke debat in een open, democratische maatschappij zo
belangrijke grondrechten in zake de vrije meningsuiting. Het betekent wel, dat de uitingsdelicten en
hun toepassing in een concrete strafzaak, zullen moeten voldoen aan de beperkingssystematiek van
de betreffende bepalingen in zake fundamentele rechten en daaraan kunnen worden getoetst. Soms
is strafrecht daarbij (zelfs) uitgesloten of beperkt: vgl. Art. 71 Grondwet en art. 53 -54a Sr.

Op een abstract niveau ligt het materieelrechtelijke legaliteitsbeginsel van art. 1 Sr en het
uitgangspunt dat misdrijven slechts bij formele wet worden gecreëerd ten deze in het verlengde van
de eis uit de Grondwet dat beperkingen bij wet moeten worden voorzien (‘behoudens ieders
verantwoordelijkheid volgens de wet’) c.q. Aan het ‘law’-begrip van het EVRM (moeten) voldoen.
Relevant daarbij is dat de strafwet/strafbaarstelling naar de Nederlandse opvatting (vrijwel) de enige
vorm is van beperking van grondrechten. In EVRM-kader is dat niet het geval; art. 17 EVRM getuigt
daarvan.

Die uitingsdelicten in Boek 2 Sr beschermen op hun beurt fundamentele rechtsgoederen, de
vrijwaring van discriminatie, de openbare orde, het openbaar gezag of zelfs de democratische
rechtsorde zelf. Dat zijn niet de minste rechtsgoederen. Het spanningsveld van de uitingsdelicten is
daarmee gegeven. Het strafrecht heeft te maken met fundamentele kwesties die het
maatschappelijk debat en de maatschappelijke omgangsnormen en hetgeen burgers en overheid in
dat kader van elkaar mogen verwachten c.q. In acht hebben te nemen, tot op grote hoogte bepalen.
Waar juist die laatste kwestie weer voorwerp is van debat (wat mag de (al dan niet boze) burger, de
politicus, etc. Aan uitingen van (on)genoegen zich permitteren?, wat hoeft de overheid c.q. De
individuele vertegenwoordiger daarvan (de politieambtenaar op straat bijvoorbeeld) zich niet meer
te laten welgevallen en wanneer zijn fundamentele (grenzen aan) het maatschappelijk debat in
zicht?), is het niet zo vreemd dat ook het thema van de uitingsdelicten een breed veld van
onderwerpen en ingangen, van ‘spraakmakende’ strafzaken in heden en verleden oplevert. Waarbij
voor de toekomst ook wel enige zorgen kunnen rijzen. Met name vanuit een oogpunt dat iets van
een wets-systematisch eenduidig stelsel dat tegen te incidentele opwellingen tot verandering,
aanpassing, uitbreiding of juist afschaffing van strafbaarheid bestand is, van belang is.

Als we vanuit deze perspectieven naar Boek 2 Sr kijken, dan valt in de eerste plaats op dat daarin niet
één enkele titel is opgenomen waarin alle uitingsdelicten bij elkaar zijn gebracht, binnen de
gezamenlijkheid van ‘strafbaarstelling van een uiting’. Het is eerder zo, dat in de titels betreffende de
bescherming van andere rechtsgoederen, nogal eens strafbepalingen te vinden zijn die het

,betreffende rechtsgoed ook tegen inbreuken door uitingen (naast inbreuken door gedragingen)
beschermen.

Zo zijn de cruciale misdrijven van art. 137c en art. 137d Sr opgenomen in de titel betreffende
de misdrijven tegen de openbare orde. De artikelen 240 – 240b Sr zijn voorbeelden van
uitingsdelicten door afbeeldingen of gegevensdragers uit de titel van de misdrijven tegen de
zeden. Het uiten van een bedreiging is, naar art. 285 Sr, een misdrijf tegen de persoonlijke
vrijheid. En beledigen (art. 266 Sr) kan ook door ‘feitelijkheden’ (in het gezicht spuwen).

We zullen in het eerste deel van het onderwijs ons eerst een zeker overzicht verschaffen van de
(voornaamste) relevante uitingsdelicten in Boek 2 Sr. Een zeker overzicht van dit geheel is te vinden
in Kamerstukken II, 2011/12, 29614, nr. 32.

Als we in het geheel van uitingsdelicten iets van een systematische indeling zouden willen maken,
dan kan op het volgende worden gewezen. Bij sommige delicten knoopt de strafbaarstelling louter of
eerder aan bij de uiting als zodanig. Bijvoorbeeld in het misdrijf van belediging of dat van art. 137c Sr.
Bij andere delicten gaat het meer of ook om een strafbare uiting gekoppeld aan een bepaald
oogmerk of beoogd gevolg (opruiing bijvoorbeeld. Mede gelet op het uit het opschrift van de titel
blijkend te beschermen rechtsgoed, kan dat laatste een wat gemakkelijker handvat geven voor
legitimering en selectie van hetgeen – in abstracto of in de concrete toepassing – wel of juist niet
strafbaar is c.q. Zou moeten zijn; de strafbepaling als handvat voor selectie van strafbaarheid en
vervolgbaarheid. Verder is van belang dat in Boek 2 Sr nogal eens, naast de uiting zelf, het
verknochte verspreidingsdelict strafbaar is gesteld: vgl. Art. 132 (tov art. 131) Sr, art. 134 (tov art. 133
Sr), art. 137e (tov art. 137c en art. 137d Sr), en 271 Sr.

Het bovenstaande betekent dat we met een veelheid en grote verscheidenheid aan uitingsdelicten te
maken hebben. Telkens moet dan het bijzondere delict, de delictsomschrijving daarvan en de
verhouding in concreto met de bescherming van de uitingsvrijheid worden bezien. Met name een
juiste, of aangewezen interpretatie van de reikwijdte van de bestanddelen van de delictsomschrijving
is daarbij van betekenis. Als een uiting naar Nederlands strafrecht (al) niet strafbaar is, kan toetsing
aan het EVRM (immers) achterwege blijven.

Dat beeld van verscheidenheid wordt versterkt door het groot aantal strafzaken waarin veel van de
onderscheiden, deels zeer diverse uitingsdelicten aan de orde zijn.

Rechtsvorming door wetgeving

En apart aspect van aandacht bij de uitingsdelicten is, dat de wetgeving ter zake in beweging is.
Recent leidde dat tot de afschaffing van bepaalde uitingsdelicten. De strafbaarstelling van
godslastering (en de bijbehorende verspreidingsdelicten van art. 147a Sr en art. 429bis Sr) zijn per 1
maart 2014 vervallen. De strafbepalingen van belediging van de Koning e.a. (majesteitsschennis; art.
111-113 Sr) en belediging van vreemde staatshoofden (art. 118-119 en art. 267 sub 3 Sr (oud) )
vervallen krachtens de Wet van 15 mei 2019 (Staatsblad 187) per 1 januari 2020; voor strafbaarheid
resteert het nieuwe art. 267 lid 1 sub 1 Sr:

Artikel 267
De in de voorgaande artikelen van deze titel bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde
worden verhoogd, indien de belediging wordt aangedaan aan:

,  1°. De Koning, de echtgenoot van de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning, diens
echtgenoot, of de Regent;
 2°. Een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
met uitzondering van leden van algemeen vertegenwoordigende lichamen;
 3°. Een openbaar lichaam of een openbare instelling.

Andere wetsvoorstellen zijn nog niet gerealiseerd en de vraag is of zij dat ooit zullen worden, maar ze
zijn naar hun inhoud wel belangrijk, op z’n minst ten dele tekenend voor het debat. Dat betreft in het
bijzonder de wetsvoorstellen:

- Wetsvoorstel 30 579 (negationisme)
- Wetsvoorstel 33 369, nr. 2
- Wetsvoorstel 34 051

Wie dit geheel aan wetswijzigingen en wetsvoorstellen beziet, moet tot de conclusie komen dat van
een eenvormige benadering niet onmiddellijk sprake is. O.a. In de tekst van Mevis en Verrest komt
de vraag naar wenselijkheid en mogelijkheid van een meer stelselmatige wettelijke regeling aan de
orde.

NB: met de wet ‘Wijziging van onder meer het Wetboek van Strafrecht in verband met de
herwaardering van de strafbaarstelling van enkele actuele delictsvormen (herwaardering
strafbaarstelling actuele delictsvormen), Kamerstukken 35 080 wordt wel het maximum van de
hoofdstraf bedreigd tegen art. 137d Sr verhoogd:

Artikel 137d wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie» vervangen
door: ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. In het tweede lid wordt «ten hoogste twee jaren» vervangen door: ten hoogste vier jaren.
Rechtsvorming door rechtspraak

Voor wat betreft rechtsvorming door rechtspraak is van belang, dat uitingsdelicten, zoals gezegd,
nogal eens voorwerp zijn van strafzaken; er wordt veel voor vervolgd. Dat gaat dan nogal eens om
strafzaken waarin botsing en begrenzing van fundamentele noties en rechtsgoederen aan de orde
zijn. En dat bovendien nogal eens (of juist daardoor) in strafzaken die stevige media-aandacht
trekken. Voor wat betreft de vorm van rechtsvorming door de Hoge Raad ten aanzien van de cruciale
artikelen 137c en art. 137d Sr is met name Hoge Raad HR 10 maart 2009, NJ 2010/19 (Gezwel) van
belang. De uitvoerigheid van de overwegingen lijkt enigszins omgekeerd evenredig met de
helderheid die de Hoge Raad (kennelijk) beoogd te verschaffen.

Inhoud onderwijs

In de (eerste) onderwijsbijeenkomst van 20 november staan enige algemene beschouwingen
centraal, alsmede enige jurisprudentie aangaande andere uitingsdelicten dan de artikelen 137c en
137d Sr, al duiken de laatstgenoemde strafbepalingen ook dan reeds op. In de (tweede)
onderwijsbijeenkomst van 27 november staan de strafbepalingen van art. 137c en art. 137d nader
centraal.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper dagmarflanderhijn. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 75759 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,49
  • (0)
  Kopen