Het tentamen wordt online gegeven. Tijdens het tentamen mag de wettenbundel gebruikt
worden. Het tentamen bestaat uit open vragen en één inzichtvraag. Deze vraag kan niet
goed of fout beantwoord worden. Hierin wordt gevraagd om jouw mening; het gaat om de
kwaliteit van het antwoord. Hoe diep denk je na over de materie, wat kan erbij betrokken
worden en welke aspecten van het college is relevant voor de beantwoording. Elke vraag van
het tentamen heeft nu een eigen casus.
Leerstukken
1. Legaliteitsbeginsel
2. Bronnen van het formeel belastingrecht
3. De aangifte
4. De aanslag
5. De navorderingsaanslag
Legaliteitsbeginsel
Recht op eigendom (art. 17 Handvest van de grondrechten van de EU). Men heeft recht op
bezit en niemand mag dat van hen afpakken. In sommige gevallen moet dit recht opzijgaan
om in algemeen belang ervoor te zorgen dat er iets goeds gedaan kan worden met dat bezit.
Legaliteitsbeginsel als het gaat om belastingen (art. 104 Grondwet). Legaliteitsbeginsel ziet
men ook in veel andere takken, bijvoorbeeld strafrecht. Er mogen geen belastingen geheven
worden zonder dat het een wet is. Er moet dus eerst een wet in formele zin komen voordat
er belasting geheven kan worden. Dit wordt gedaan omdat het rechtszekerheid geeft. Een
wet in formele zin is een wet die tot stand is gekomen door de regering en de Staten-
Generaal gezamenlijk. Soms hebben belastingen een bepaalde terugwerkende kracht; het
wordt bekend gemaakt op een bepaald moment, maar ziet op jaren daarvoor. Dit is
bijvoorbeeld het geval bij een Hoge Raadsuitspraak waar de Belastingdienst en het
ministerie van Financiën het niet mee eens waren. Deze uitspraak moest gerepareerd
worden. De staatssecretaris kondigt deze wet dan aan, maar nog niet precies wat erin staat.
Deze wet gaat regelen dat wat de rechter heeft goedgekeurd in het vervolg niet meer zal
kunnen. Jaren later komt de wet tot stand en deze heeft terugwerkende kracht tot het
moment van aankondiging. Hierdoor is de rechtszekerheid enigszins beschadigd; er bestaat
dus een spanning tussen rechtszekerheid en terugwerkende kracht.
De redenen dat aan de heffing van rijksbelastingen wetten in formele zin ten grondslag
moeten liggen zijn dat belastingheffing als een inbreuk op het eigendomsrecht kan worden
beschouwd en dat burgers recht hebben op bescherming tegen willekeurige
belastingheffing.
Bronnen van het formeel belastingrecht
Wet op de vennootschapsbelasting, wet op de omzetbelasting en wet op de
inkomstenbelasting zijn materiele wetten, waarin de belasting is geregeld. Hierin staat wat
de grondslag is, wat het tarief is en wat uiteindelijke de verschuldigde belasting is.
,In het formeel belastingrecht wordt geregeld dat de belastingen geheven worden (berekend
en geïnd worden). Indien een belastingschuld vaststaat, moet geregeld worden op welke
wijze deze belastingschuld wordt betaald en wat er moet gebeuren indien de burger niet
vrijwillig betaalt. De inspecteur is belast met de heffing en aan de ontvanger is de zorg van
de invordering toevertrouwd. Deze wetten regelen dus hoe de belastingschuld wordt
vastgesteld en bekengemaakt. Belastingrecht beschrijft het geheel van regels ter
verwezenlijking van het materiële belastingrecht en is een onderdeel van het bestuursrecht.
Formeel belastingrecht kan echter ook materiele bepalingen bevatten zoals die over de
vaststelling van de verschuldigdheid en omvang van boeten en straffen. Bestuursrecht is een
recht dat zaken regelt tussen de overheid en de burger. Het civiele recht regelt het recht
tussen burger en burger.
Materiele belastingschulden vloeien rechtstreeks uit de heffingswet voort indien aan de
wettelijke vereisten die de wet stelt aan het ontstaan van die belastingschuld is voldaan.
Formele belastingschulden ontstaan pas als de formele vaststelling (de heffing) ervan
geregeld is in de AWR.
- Algemene wet bestuursrecht (Awb): is van toepassing op alle belastingen. Dit is een
hele algemene wet. Awb is in beginsel wel van toepassing op het belastingrecht maar
steeds zijn bepaalde delen van de Awb voor het fiscale recht uitgesloten.
- Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR): deze gaat wat nauwer in op de
rijksbelastingen. Hier ziet men meer aanvullende regelgeving. Ook ziet men hier
afwijkingen van de Awb. Als de Awb iets gezegd heeft wat inzake rijksbelastingen niet
kan, dan kan de AWR hier vanaf wijken.
- Invorderingswet: bevat het geheel van regels die zien op de invordering van
belastingschulden. Hierin is bepaald dat een groot aantal wettelijke bepalingen van
de Awb buiten toepassing blijft voor de invordering van geldschulden. Ook zijn hierin
onderwerpen zoals kwijtschelding en aansprakelijkheid voor andermans
belastingschuld geregeld. Voor de invordering van belastingschulden geldt het
zogenoemde open systeem; de ontvanger kan naast de bevoegdheden die hij bezit
op basis van de invorderingswet ook de bevoegdheden gebruiken die ‘gewone
schuldeisers’ hebben op grond van het privaatrecht.
- Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (VpB): hier staan ook een aantal
formeelrechtelijke bepalingen in.
- Besluiten (staatssecretaris): hierin staat vaak nadere invulling van hetgeen wat is
bepaald.
o Besluit Fiscaal bestuursrecht (BFB).
o Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB): een door de
Staatssecretaris van Financiën als uitvoerder van de wet uitgevaardigd
samenstel van beleidsregels met betrekking tot het opleggen van boetes door
de inspecteur.
- Jurisprudentie: vult bepaalde leegtes in.
- Internationaal recht met name art. 6 EVRM.
De specifieke wetten gaan boven de algemene wetten (lex specialis > lex generalis). Als in de
Awb iets staat en in de AWR staat iets anders hierover, dan gaat de AWR voor de Awb. De
, hoofdregel is dat de Awb op het belastingrecht van toepassing is. Voor zover in de AWR van
de Awb afwijkende regels zijn opgenomen hebben die voorrang op de Awb. Als er dan weer
iets anders staat in de Wet VpB, dan gaat deze voor de AWR.
Het belangrijke verschil tussen de Awb en AWR betreft de wijze waarop de fiscale
rechtsbescherming is geregeld. In het ‘gewone’ bestuursrecht geldt het zogenaamde open
stelsel van rechtsbescherming wat inhoudt dat tegen ieder besluit bezwaar gemaakt kan
worden. Het fiscale procesrecht kent daarentegen een gesloten stelsel van
rechtsbescherming. Op grond daarvan is alleen bezwaar en beroep mogelijk tegen
uitdrukkelijk in de wet beschreven gevallen. Dit om een evenwicht te behouden tussen de
massaliteit van het heffing en inningsproces enerzijds en de rechtsbescherming van de
belastingplichtige anderzijds.
Bezwaar en beroep
Een voorlopige aanslag kan gezien worden als een besluit. De inspecteur besluit namelijk om
het belastbare bedrag vast te stellen. Er is dus een besluit genomen.
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter (art. 8:1
Awb). Een belanghebbende is meestal de belastingplichtige. Als men een besluit heeft
gekregen, dan kan men daarmee naar de bestuursrechter gaan.
Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient
alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken (art. 7:1 lid 1 Awb). Men moet dus eerst
bezwaar maken voordat men in beroep mag gaan. Men moet hiervoor een brief sturen naar
de Belastingdienst.
In afwijking van art. 8:1 van de Awb kan tegen een ingevolge belastingwet genomen besluit
slechts beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld, indien het betreft: een
belstingaanslag (art. 26 lid onderdeel a AWR). Tegen een aanslag kan men een beroep
instellen. Niet ieder besluit van de Belastingdienst is vatbaar voor bezwaar en beroep
(gesloten stelsel van rechtsbescherming), om te voorkomen dat te veel mensen naar de
rechter stappen.
Wat onder belastingaanslag wordt verstaan staat in art. 2 lid 3 onderdeel e AWR.
Er moet ook nog gekeken worden naar de formele bepalingen in de heffingswetten. In de
Wet VpB staat namelijk dat tegen een voorlopige aanslag VpB geen bezwaar gemaakt kan
worden (art. 27 lid 3 VpB). Dit staat ook in de Wet IB (art. 9.5 lid 3 IB). Hierdoor is de
rechtszekerheid ingeperkt. Men kan wel een verzoek tot aanpassing sturen naar de
Belastingdienst; als men het niet eens is met de voorlopige aanslag dan moet de
belastingplichtige een schatting van de winst geven (voorlopige aangifte) en de
Belastingdienst legt conform die schatting de voorlopige aanslag op. Als de Belastingdienst
vindt dat de voorlopige aanslag in stand moet worden gehouden dan doen ze dat met een
voor bezwaar vatbare beschikking. Men kan echter geen bezwaar maken tegen een
voorlopige aanslag wanneer men deze krijgt op basis van de ingediende aangifte.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper noelle-97. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.