100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Contractenrecht blok 3 (650263-B-6) €2,99
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Contractenrecht blok 3 (650263-B-6)

2 beoordelingen
 39 keer bekeken  1 keer verkocht

Een samenvatting van blok 3 contractenrecht. Alle leerstof, jurisprudentie en nagekeken werkcolleges. Samenvatting van blok 1 en 2 is ook beschikbaar!

Voorbeeld 10 van de 55  pagina's

  • 23 november 2020
  • 55
  • 2020/2021
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (38)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: feyza-butun • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: eceee • 2 jaar geleden

avatar-seller
Haloum
Blok 3
Hoorcollege 5
Relativiteitsbeginsel
Uitgangspunt in het contractenrecht is het relativiteitsbeginsel.
‘Een overeenkomst kan alleen gevolgen hebben voor contractspartijen en niet voor derden.’

Dus in beginsel, doet een overeenkomst geen rechtsgevolgen ontstaan voor partijen die niet
bij een overeenkomst zijn betrokken. Een relatieve werking.

Relativiteitsbeginsel en het goederenrecht
Het relativiteitsbeginsel heeft daar een andere werking.
Het heeft een absolute werking, wat betekent dat bijvoorbeeld de overdracht van een zaak
niet alleen werking heeft voor de betrokken partijen, maar ook voor derden.
Ook tegen derde kun je je eigendomsrecht inroepen bijvoorbeeld.

Relativiteitsbeginsel en autonomiebeginsel
Het autonomiebeginsel is wat we kunnen omschrijven als zelfbeschikking van het
rechtssubject van de individu in het recht.
Die er zelf voor kan kiezen op welke wijze hij die rechtspositie vorm geeft. Namelijk door zelf
te bepalen of hij een contract aangaat, met wie hij dat wil en de vorm waarin hij dat wil.

Dus we hebben in beginsel het relativiteitsbeginsel dat eigenlijk voortvloeit uit de autonomie,
uit de zelfbeschikking van het rechtssubject, van het individu, niet in de wet als zodanig is
neergelegd maar wel de basis is van het contractenrecht.
Maar het verbintenissenrecht is een beperkt open systeem, HR Quint/Te Poel art. 6:1 BW,
een verbintenis ontstaat als het past in het stelsel van de wet.
➔ Kritisch bekeken, ligt hier een deur open naar de positie van derden(derdenwerking in
het verbintenissenrecht indien het maar past in het stelsel van de wet.

C.E. Du Perron, Overeenkomst en derden : een analyse van de relativiteit van de
contractswerking (diss. 1999), hoofdstuk 1:
“Ook buiten de grenzen van het contractenrecht kunnen normen ontstaan die hun grondslag
(mede) vinden in de autonomie van de betrokken rechtssubjecten.’’

Dus met andere woorden: de autonomie, het zelfbeschikkingsrecht, kan er ook toe leiden dat
zo een derde toch een bepaalde rechtspositie heeft.

‘’Voor het vraagstuk van de verhouding tussen overeenkomst en derde is deze constatering
van groot belang, omdat het beginsel van de relativiteit van de contractswerking, zoals
hiervoor is gebleken, een uitvloeisel is van het autonomiebeginsel. Het beginsel verzet zich
daardoor niet tegen derdenwerking die steunt op de autonomie van de betrokkenen.”

Dus met andere woorden: de autonomie van een partij (het zelfbeschikkingsrecht van
partijen) verzet zich niet tegen derdenwerking die steunt op die zelfbeschikking.
Dus zodra je als derde zelf betrokken wilt raken, je zelf rechten wil ontlenen aan een
bilaterale overeenkomst waar jij geen partij bij bent en als dat berust op jouw autonomie, dan
staat de wet daar niet aan in de weg.

Zal natuurlijk afhangen van de omstandigheden van het geval.
Dat betekent dat dus dat het relativiteitsbeginsel ook zijn grenzen heeft en dat je dus als
derde zolang het maar uit jouw autonomie komt, je een bepaalde positie kunt aannemen ten
opzichte van een bilaterale rechtsverhouding en je eigen rechtspositie vorm kunt geven.

1

,Dat is allemaal mooi die open deur. Echter we hebben in de wet amper iets voor de
derdenwerking opgenomen, wat betekent dat we steeds op basis van jurisprudentie moeten
bepalen of een derden die niet betrokken is bij een contract, in dat geval, gegeven die
omstandigheden, rechten heeft. Bijvoorbeeld een recht op schadevergoeding.

Wettelijke uitzonderingen op het relativiteitsbeginsel
Zie werkcollege 6.
- Kwalitatieve rechten en plichten art. 6:251 en 6:252 BW
- Derdenbedingen in het algemeen, art. 6:253 BW
- Blokkering van de paardensprong, art. 6:257 BW
- Onrechtmatige daad, art. 6:162 BW

Buitenwettelijke uitzonderingen op het relativiteitsbeginsel
Redelijkheid en billijkheid is de bepalende grondslag.

- Samenhangende rechtsverhoudingen/schakeljurisprudentie
- Wanprestatie levert onrechtmatige daad op jegens derde
- Samenhangende overeenkomsten
- Derdenwerking van exoneratiebedingen (zie werkcollege 6)

Samenhangende rechtsverhoudingen/schakeljurisprudentie
HR Staat/Degens
Staat en Atiba die hadden een overeenkomst gesloten tot aanleg van een centrale
verwarming in een rijksgebouw.
Atiba ging de verwarming niet alleen installeren, die had daarvoor ook bepaald
isolatiemateriaal nodig, dat had de betrokkene Degens.
Degens is een onderaannemer, met Degens had Atiba een onderaanemersovereenkomst
gesloten.
Degens had toegezegd voor een bepaalde afgesproken tijd en prijs het isolatiemateriaal te
leveren aan Atiba, zodat Atiba die verwarming kon gaan installeren..
Maar Degens kwam in contact met iemand anders en die had ook het isolatiemateriaal nodig
en aan die persoon kon Degens veel meer aan verdienen, de hele opslag aan verkopen.
Degens verkocht dus het isolatiemateriaal aan iemand anders.
Vervolgens kwam Atiba in de problemen want die kon niet meer voor de overeengekomen
tijd de prestatie leveren.

Atiba moest het isolatiemateriaal van iemand anders gaan afnemen.
Dat was onzeker, moest er nog naar gaan zoeken en dat zou veel meer gaan kosten en dat
moest hij doorberekenen aan de Staat.

Wat was hier het geval?
Eerste geval van schakeljurisprudentie.
De rechtsvraag die hier speelde was of de wanprestatie in de overeenkomst tussen Staat en
Degens, namelijk Degens die zich niet hield aan de overeengekomen prestatie, het leveren
van isolatiemateriaal voor een bepaalde prijs, of die wanprestatie een onrechtmatige daad tot
gevolg had jegens de Staat.

HR zei:
“(…) dat, wie zich eenmaal contractueel heeft gebonden, - waardoor de contractsverhouding,
waarin hij partij is, in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen, waarmede de belangen
van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen verbonden worden -
ten aanzien van de wijze waarop hij zich ten opzichte van zijn contractuele verplichtingen

2

,gedraagt, bij inachtneming van hetgeen in het verkeer betaamt, niet onder alle
omstandigheden de belangen mag verwaarlozen, die derden bij de behoorlijke nakoming van
zijn contract kunnen hebben.”

Met andere woorden: als jij je aan een contract verbindt waarbij je weet dat jouw contract
een schakel is in een hoop andere contracten (in casu één contract Atiba – Staat), dan heb
je niet alleen rekening te houden met je contractspartij, maar ook met de andere contracten
die schade kunnen lijden als jij wanpresteert.

Dit opent dus eigenlijk een deur voor de derde, die in een keer ook een rechtspositie heeft en
dus schade kan lijden. Die schade kan dan ook vergoed worden door degene die heeft
gewanpresteert.

DUS: je moet je afvragen of jouw contract onderdeel is van een schakel, een keten van
contracten. De inkleuring daarvan, welke omstandigheden daar een rol bij spelen, die
geschiedt aan de hand van de omstandigheden van het geval!

Conclusie van casus HR Staat/Degens
Degens heeft natuurlijk willens en weten het isolatiemateriaal aan iemand anders verkocht
om meer te verdienen en daarmee Atiba in een onmogelijke positie heeft gebracht, want die
moest heel vlug het materiaal ergens anders vandaan halen, waardoor hij er meer voor
moest betalen en de Staat vervolgens zonder verwarming zat en veel schade had geleden.
Dus het willens en wetens dat speelt hier een belangrijke rol bij de vraag of Degens jegens
de Staat betamelijk heeft gehandeld = redelijkheid en billijkheid.
Het maatschappelijk gedragen jegens een ander, denk terug aan HR Baris/Riezenkamp.

De omstandigheden van het geval zijn later in verdere jurisprudentie ingekleurd.




3

,HR Vleesmeesters/Alog




Alog, is een huurder en die heeft een bedrijfsruimte verhuurt van verhuurder Euro Invest.
Ze hadden met elkaar afgesproken dat Alog alleen die ruimte mocht huren als Alog ervoor
zorgt dat daar een supermarkt in gevestigd zou worden, een zogenoemd exploitatiebeding.

Alog sloot daarop 2 onderverhuur-overeenkomsten.
Eentje met de Aldi en eentje met Dumeco, Dumeco was verantwoordelijk voor een aantal
slagerijen en die sloot weer een onder-onder-overeenkomst met Vleesmeesters, en dat is
een slagerij.

Dat ging enige tijd goed, doordat die Aldi in die bedrijfsruimte zat, kwamen er ook veel
mensen naar de slagerij en Vleesmeesters had het dus goed.
Op enig moment verhuisde Aldi naar een andere locatie en verzuimt Alog om daar weer een
supermarkt te zetten in die bedrijfsruimte.

Vleesmeester houdt dat enige tijd vol en op een gegeven moment kwamen er geen mensen
meer naar die slagerij. Vleesmeester lijdt grote verliezen.
Vleesmeester die spreekt Alog aan en die vordert van Alog schadevergoeding.

Op welke grondslag doet ze dat? → een onrechtmatige daad, omdat Alog te kort is
geschoten in haar overeenkomst met Euro-Invest door dat exploitatiebeding niet na te
komen, namelijk door er geen nieuwe supermarkt in die bedrijfsruimte neer te zetten
waardoor Vleesmeester schade heeft geleden en door de wanprestatie zou Alog dus een
onrechtmatige daad hebben begaan jegens Vleesmeester.

Dus het tekortschieten van Alog in haar overeenkomst met Euro Invest, door NIET aan het
exploitatiebeding te voldoen, die wanprestatie, dat levert een onrechtmatige daad op jegens
Vleesmeester, dat is de vordering die Vleesmeester doet.

Vleesmeester dagvaard Alog en vordert schadevergoeding op grond van een onrechtmatige
daad.
En zegt dus eigenlijk dat Alog een zorgplicht had jegens Vleesmeester, omdat Vleesmeester
een schakel was gaan vormen in die hele keten van overeenkomsten en dat Alog dus haar
belang ook had moeten afwegen en daarvoor had moeten zorgen, rekening mee houden.

HR oordeelt:
Als de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de
overeenkomst, dan kan de derde schade of ander nadeel lijden als een contractant
tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst. De behoorlijke uitvoering van de
overeenkomst kunnen normen van ongeschreven recht(R&B) dan een zorgplicht jegens de
derde meebrengen.

4

,De HR geeft een aantal gezichtspunten die kunnen worden afgewogen bij het beoordelen of
de belangen van de derde nauw betrokken zijn:
- Hoedanigheid van alle betrokken partijen;
Als het een business-to-business overeenkomst is met commerciële partijen, dan
moet je misschien meer of minder rekening houden met elkaar.

- Aard en strekking van de overeenkomst;

- Wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken;

- Was de betrokkenheid voor de contractant kenbaar;
Wist hij dat er nog een derde onderaan de schakel hing die belang heeft bij zijn
overeenkomst?

- Mocht de derde erop vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien;

- In hoeverre was het voor de contractant bezwaarlijk met de belangen van de derde
rekening te houden;

- De aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt
Het is logisch als je niet voldoet aan een exploitatiebeding dat er dan bij anderen
verliezen worden geleden.

- Of van de derde kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt;
Misschien betreft het een beroep/bedrijf waarbij indekking tegen zulke risico’s logisch
is en heeft de derde dit nagelaten.

- Redelijkheid van een evt. aan de derde aangeboden schadeloosstelling.




5

,Opdracht
Jansen sluit in maart 2011 met aannemer Van Berkel BV een overeenkomst om op zijn bestaande
woning een kapverdieping inclusief dak aan te brengen. De aanneemsom bedraagt € 90.000,-.
Aannemer Van Berkel sluit op zijn beurt een overeenkomst met dakdekkersbedrijf Paulussen BV om
leistenen dakbedekking aan te brengen op de woning van Jansen tegen een aanneemsom van €
24.000,-. Paulussen BV had allereerst een offerte gemaakt voor het bedekken van het dak met
natuurleien. Jansen, de opdrachtgever, vond natuurleien te duur, waarna Van Berkel BV aan
Paulussen BV heeft gevraagd een alternatieve lei voor te stellen. Paulussen BV is toen met het
voorstel voor ardesialeien gekomen. Hoewel Jansen geen schriftelijke overeenkomst met Paulussen
had gesloten, heeft hij wel zijn handtekening onder deze offerte voor ardesialeien gezet en daarop
genoteerd: ‘Deze offerte is onlosmakelijk verbonden met de overeenkomst tussen Jansen en Van
Berkel BV d.d. maart 2011’.

Paulussen BV gaat aan de slag met het aanbrengen van de ardesialeien, maar staakt na enkele
weken de werkzaamheden. Van Berkel BV betaalt namelijk niet de afgesproken aanneemsom aan
Paulussen BV. Op dat moment vindt er overleg plaats tussen Jansen en Paulussen BV, en Jansen
besluit enkele facturen die Paulussen BV aan Van Berkel BV had verzonden, alvast te voldoen: in
totaal gaat het om een bedrag van € 18.000, -. Paulussen BV hervat de werkzaamheden en rondt op
het met Van Berkel BV afgesproken tijdstip, in november 2011, de klus af. Een maand later blijkt het
ardesialeien dak verschillende gebreken te vertonen. Jansen is hier uiteraard niet blij mee en spreekt
Paulussen BV aan tot vergoeding van schade. ‘

Vraag a: Teken de verhoudingen tussen partijen uit. Welke partijen hebben met elkaar
gecontracteerd?




Paulussen heeft gewanpresteert in de overeenkomst met Van Berkel BV.
Jansen heeft er nu last van, maar heeft geen contract. Hij is de derde.


Vraag b: Op welke wettelijke grondslag(en) zal Jansen zijn
schadevergoedingsvordering op Paulussen kunnen baseren?
Normaliter kan je Van Berkel BV aanspreken op grond van art. 6:74 BW jo. art. 6:76 BW
aansprakelijkheid voor hulppersonen, want dan zou Van Berkel gewoon aansprakelijk zijn
voor de schade door Paulussen.

Maar Van Berkel is failliet! Dus daar kan je geen verhaal halen.
Is hier onrechtmatig gehandeld jegens Janssen in de overeenkomst tussen Van Berkel en
Paulussen? Zo ja, heeft Janssen dan recht op schadevergoeding?

Welke omstandigheden kan je in de casus aantreffen die maken dat de wanprestatie van
Van Berkel jegens Paulussen onrechtmatig is jegens Janssen?
Janssen erkent dat er een andere overeenkomst is. Hij is op de hoogte van andere
overeenkomst tussen Van Berkel en Paulussen, want hij heeft getekend dat de
overeenkomst tussen hem en Van Berkel en tussen Van Berkel en Paulussen onlosmakelijk
met elkaar verbonden zijn. Dat betekent dat het rechtsgevolg in de ene overeenkomst ook
een rechtsgevolg in de andere overeenkomst kan brengen.

6

,Het ligt hier minder voor de hand om art. 6:162 BW als grondslag te nemen voor de
schadevergoedingsactie.
In principe heeft Janssen een mondelinge afspraak gemaakt met Paulussen om het dak toch
af te maken. Het probleem is echter dat een mondelinge afspraak vaak moeilijk te bewijzen
is.

In principe kan men hier ook art. 6:74 BW als grondslag nemen, want Janssen heeft contact
opgenomen met Paulussen. Hij heeft een mondelingen afspraak gemaakt en er ook voor
betaald. Dus Janssen kan ook nakoming vorderen op grond van art. 6:74 BW.

HR Wierts/Visseren
Zelfde casus als casus hiervoor.
Onderaannemer was Visseren, Wiertz was opdrachtgever en de failliete is de
hoofdaannemer.

Dus:
Opdrachtgever -------- hoofdaannemer ---X----- onderaannemer

Wat is dan de positie van de opdrachtgever als derde?

HR zei:
De onderaannemer moet in het algemeen binnen bepaalde grenzen rekening houden met de
belangen van de opdrachtgever en die opdrachtgever mag er in het algemeen op vertrouwen
dat die onderaannemer dat ook doet.
Dus bij geschakelde contracten dien je rekening te houden met wie je direct contracteert EN
met de partij die in een andere rechtsverhouding eventueel schade kan ondervinden van
jouw handelen.

MAAR zegt de HR: als je op basis van zo een wanprestatie een onrechtmatige daad
vordering gestand wil doen, als je dat voor elkaar wil krijgen, dan moet er wel sprake zijn van
bijzondere omstandigheden.
Het is NIET zo dat elke wanprestatie in een geschakelde verhouding, meteen een
onrechtmatige daad oplevert, er moeten bijzondere omstandigheden voor zijn.




7

,HR Mooijman/Netjes




Hier was GEEN overeenkomst, maar hadden partijen heel nauw samenwerkingsverband.
Hoe zit het dan precies met die betamelijkheidsgrenzen?

Netjes was een aannemer die 44 villa’s had gebouwd voor een groep kopers.
Zij hadden een of andere voorlichtingsavond en daar had Netjes een bevriende aannemer
uitgenodigd die sérres aan die huizen kon bouwen.
Mooijman was daar dus en deelde allerlei folders uit en probeerde kopers te overtuigen om
een sérre te bouwen.

Van de 44 kopers hebben 10 kopers dat gedaan, dus Mooijman kon 10 contracten sluiten.
Met Netjes sprak hij vervolgens af: als jij nou de achterkant van die woningen bouwrijp maakt
zodat ik die sérres aan kan maken dan scheelt dat in de kosten.
Dan heeft Netjes een extra opdracht om de achterzijde van de woning bouwrijp te maken en
kan Mooijman daar die sérres aanbouwen.

Netjes had dat niet zo mooi gedaan.
Daar zat van alles mis aan het bouwrijp maken van die woningen en dat betekende dat
Mooijman daar extra bouwwerkzaamheden aan moest verrichten en dat verhaalde hij op die
kopers die extra kosten.

De positie van Mooijman was hier lastig, want Mooijman was geen partij bij de overeenkomst
tussen Netjes en de koper.
En Netjes en Mooijman hadden ook geen overeenkomst met elkaar.
En er was ook geen sprake van een meerpartijenovereenkomst.

Dus wat deed Mooijman?
Die sprak Netjes aan, omdat Netjes had gewanpresteert in de relatie met zijn kopers.
Hij had namelijk de achterzijde van de woningen niet netjes bouwrijp gemaakt en daardoor
moest Mooijman extra bouwwerk verrichten die de kopers niet wilden betalen.

Dus de wanprestatie van Netjes en die kopers die leidde tot een onrechtmatige daad jegens
Mooijman, ook art. 6:162 BW.

HR zei:
Hoewel er geen overeenkomst tussen Netjes en Mooijman is, hebben partijen wel een
feitelijke samenwerkingsverband.
Feitelijk zijn ze in de praktijk gaan samenwerken en dat feitelijke samenwerkingsverband
houdt in dat Netjes niet alleen jegens de kopers zich betamelijk moet gedragen en niet mag
wanpresteren, maar dat hij dat ook niet jegens Mooijman kan.

Dus op basis van feitelijke samenwerking is hier een oprekking van de verplichtingen die
Netjes heeft. Niet alleen jegens de koper maar ook jegens Mooijman als derde partij.

8

,Dit was dus het leerstuk van samenhangende overeenkomsten.
MAAR
We kunnen niet zeggen dat alle overeenkomsten die samenhangen, dat de verplichtingen in
die overeenkomsten steeds doorwerken naar derden.

Er zitten grenzen aan:
- HR Agfaphoto Finance/Foto Noort




Agfaphoto heeft een huurkoopovereenkomst met Foto Noort, dat gaat over een mini
lab om foto’s te ontwikkelen.

In die huurkoopovereenkomst zit een beding dat Agfaphoto 5 jaar garantie zal geven
en een bepaalde service zal verlenen en dat de financiering van het mini lab door
Agfaphoto Finance zal geschieden.

Dus Foto Noort sluit een overeenkomst met Agfaphoto Finance, een
financieringsovereenkomst.
Ook hier gaat Agfaphoto NL Failliet.
Dat betekent dat zij gaat wanpresteren in haar huurkoopovereenkomst met Foto
Noort, want ze kan niet meer de service verlenen dat nodig is om het mini lab in stand
te houden.

Foto Noort die gaat niet meer de financiering van Agfaphoto Finance afnemen.
Die wil dat die overeenkomst dan ook stopt, want ze betaalt voor iets waar ze niks
aan heeft, het mini lab dat is niet meer levensvatbaar omdat die service niet meer kan
worden gegarandeerd.

Wat zegt Foto Noort?
Doordat Agfaphoto NL heeft gewanpresteert in die huurkoopovereenkomst, moet
eigenlijk ook die andere overeenkomst (met Agfaphoto Finance) te niet gaan.
Dat zijn samenhangende overeenkomsten.

De wanprestatie in de huurkoopovereenkomst die maakt eigenlijk dat de
financieringsovereenkomst geen nut meer heeft.
Waar beroept Foto Noort zich op? → op lotsverbondenheid.

Lotsverbondenheid noemen we in het recht > dat de ene overeenkomst het gevolg
draagt van de andere overeenkomst.
Dus in dit geval dat de ene overeenkomst geen nut meer heeft, is gewanpresteert, de
service is een lege huls, dat mini lab lukt niet meer, dus gaat ook die andere
financieringsovereenkomst te niet.

Dat kun je alleen aannemen als je voldoende samenhang tussen die twee
overeenkomsten kunt bewijzen.

9

, HR zei:
De omstandigheden hier geven genoeg aanleiding tot lotsverbondenheid.
De ontbinding van een huurkoopovereenkomst leidt tevens tot ontbinding van een
financieringsovereenkomst gelet op de nauwe economische samenhang die er
tussen die twee overeenkomsten is.

Met andere woorden: de ene andere overeenkomst kan eigenlijk niet bestaan zonder
de andere overeenkomst, lotsverbondenheid.

Dit terwijl er in de financieringsovereenkomst in principe niks aan de hand is.
Dat is voor die derde, Agfaphoto Finance, niet zo prettig, want die hadden een prima
overeenkomst met Foto Noort.
Maar door die nauwe economische samenhang moeten zij als derde ook de gevolgen
dragen van de ontbinding van die huurkoopovereenkomst.


- HR Pocorni/Defam Financiering




Bullewijk is een verkoper van auto’s en die sluit een consumentenkoopovereenkomst
met betrekking tot een auto tot Pocorni.
Op die overeenkomst is een korte verjaringstermijn van toepassing van 2 jaar,
consumentenbeschermende recht.

Pocorni en Bullewijk hebben een overeenkomst met Defam gesloten. Een
financieringsmaatschappij. Anno nu zou je het een private lease overeenkomst
noemen.

Defam die gaat de auto van 8000 euro financieren voor Pocorni en Pocorni moet
maandelijkse lease termijnen betalen aan Defam.

Ook hier gaat er iemand failliet: Pocorni gaat failliet en Pocorni kan die maandelijkse
termijnen niet meer voldoen aan Defam.

Defam stelt vervolgens Pocorni aansprakelijk. Pocorni ging in 2002 failliet, van belang
voor de verjaring, in 2008 stelt Defam Pocorni aansprakelijk.
Pocorni verweert zich met een beroep op dat verjaringsbeding.
Pocorni zegt je kunt me wel aansprakelijk stellen maar de vordering is al verjaard,
want in mijn overeenkomst met Bullewijk had ik een korte verjaringstermijn
opgenomen van 2 jaar.

Defam stelt: kan zijn maar daar heb ik niks mee te maken met die korte
verjaringstermijn, die staat niet in mijn contract.
Ik heb niet met jou een korte verjaringstermijn onderhandelt.

*Denk terug aan autonomiebeginsel en hoe dat soms op gespannen voet kan staan
met de rechtspositie van derde.

10

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Haloum. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 52510 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€2,99  1x  verkocht
  • (2)
In winkelwagen
Toegevoegd